-6-
vereist van de werkgevers, van het arbeidsbureau, maar ook van de langdurig
werklozen. Als wij dan lezen inzet, dan verwachten wij ook die inzet. Mijn
vraag is dan ook, als blijkt dat die inzet er niet is, heeft de gemeente, of
welke instantie dan ook, sanctiemogelijkheden?
Een laatste opmerking. Het is vanavond al door een paar voorgaande sprekers
vermeld. De financiële afhandeling in de commissie sociale zaken zat wat
krikkemikkig in elkaar. Het was uiterst onduidelijk. Ik heb begrepen dat in
de commissie financiën heel wat heen en weer gestoeid is. Maar onze fraktie
is nu tevreden met datgene wat voor ons ligt. Dat schept wat duidelijkheid
in de hele financiële aangelegenheid.
Mevrouw DEMMERS: Om met het positieve deel van mijn verhaal te beginnen. D66
is voor het instellen en instandhouden van een banenpool. Echter als de
aanvankelijk voor ons liggende notitie een spiegel is van de wijze waarop de
banenpool gaat funktioneren, ben ik bang dat we kunnen spreken van een
lachspiegel. Het is treurig dat deze notitie uitblonk in onduidelijkheid,
onvolledigheid en tenslotte vertaald werd in een wat geheel onduidelijke
begroting op basis van een A4-tje. Wat ook blijkt uit de ons nakomende
informatie aan de hand van vragen, die terecht gesteld zijn in de commissie
financiën.
Ondanks de zojuist ontvangen notitie, waarin heel veel vragen zijn
beantwoord, blijven er nog enige onduidelijkheden over. Ik zal proberen ze
zoveel mogelijk volgens de volgorde van de oorspronkelijke notitie aan u te
stellen.
Op pagina 2 wordt gesproken van een jeugdwerkgarantieplan. Prima dat het
jeugdwerkgarantieplan medio dit jaar aan de stichting wordt gekoppeld. Wij
juichen dit toe. Echter onjuist is het de financiële vertaling daarvan
volledig weg te laten. Ik zou u willen vragen om mij de gevolgen daarvan ook
voor de komende jaren enigszins duidelijk te maken.
Op pagina 5 wordt gesproken over de collectieve sector, waarin men aangeeft
dat dat misschien toch wel wat minimaal is. Zo ver als mijn informatie gaat,
is ingevolge een bepaling in de rijksbijdrageregeling het CBA op termijn
het werkingsgebied uitbreiden naar de totale non-profit sector. Dus
misschien is dat een aanvulling op datgene wat in uw eigen notitie heeft
gestaan.
Over de financiering blijf ik met een vraag zitten ten aanzien van de ex
ploitatiekosten. We hebben met twee zaken te maken. Aan de ene kant het
aantal deelnemers en aan de andere kant het aantal geplaatsten.
Een probleem ontstaat doordat nu eenmaal niet elke deelnemer geplaatst
wordt. En bovendien ook nog wel eens een geplaatste niet een deelnemer is
die aan alle normen voldoet, wat al enigszins ondervangen wordt door punt 7
van uw nieuwe voorstel. Dat betekent dat de exploitatie weliswaar struktu-
reel is, maar als er geen of minder plaatsingen of extra plaatsingen van
niet-uitkeringsgerechtigden plaatsvinden, het gat financieel groter wordt.
Hoe is men tot de opstelling van deze exploitatiekosten gekomen?
In de notitie is sprake van een samenwerkingsverband tot 1994. Toegeleverd
-en dat zijn al velen voor mij die dat ook geconstateerd hebben- krijgen we
een begroting 1992. We gaan echter een verband aan tot 1994, dus ik verwacht
van u, misschien in de komende commissievergadering, een begroting die ook
die jaren aangeeft hoe de vervolgen zijn voor 1992, 1993, 1994 en verder.
Dan nog de statuten van een stichting die daarbij zitten.
Nu heb ik op zich met de statuten van die stichting eigenlijk niet zo gek
veel te maken, want dat wordt notarieel vastgelegd en dat zal intern best
goed gestruktureerd zijn. Maar wat ik eigenlijk mis, is een dienstverle
ningsovereenkomst tussen de stichting en de gemeente. Een aantal zaken die
in een dienstverleningsovereenkomst staan, worden in de statuten genoemd of
in de samenwerkingsovereenkomst. Maar het is niet duidelijk toegevoegd aan
de stukken.
-7-
Ik denk dat het voor de duidelijkheid beter zou zijn om er duidelijk een
dienstverleningsovereenkomst aan te koppelen, waarin de verhouding stichting
in dit geval gemeente, heel duidelijk naar voren zou komen.
Ten aanzien van die samenwerkingsovereenkomst.
Er staan een aantal dingen in die wat onduidelijk zijn. Er wordt bijvoor
beeld gesproken in artikel 1 over de periode tot 1 januari 1992. Verstandi
ger is om gewoon duidelijk aan te geven over welke maanden we het hebben. Is
dat mei tot 1 januari 1992, of is dat juni tot 1 januari 1992? Bovendien
wordt gezegd dat we het hebben over 25 inleenplaatsen. Men kiest voor het
ingroei-model. Overigens juichen wij dat toe. Ik denk dat het een heel
verstandige beslissing is om daarvoor te kiezen. Maar verstandig is om ook
dit te laten blijken door aan te geven hoe je die periodes verder denkt in
te vullen. Stel dat inderdaad 1 januari 1992 die 25 plaatsen haalbaar zijn,
hoe is de visie van de gemeente om inderdaad in 1994 tot een budgettair-
neutraal plan te kunnen komen? Hoe bouwt men dan die inleenplaatsen op?
Dan staat er bij punt 5 dat de RBA en de gemeente zullen bevorderen dat de
inlener aan de stichting maandelijks een bijdrage doet. Het bedrag van
210,— plus 100,— voor de onkosten. Ik denk dat het niet verstandig is
om het zo te formuleren, omdat het woord bevorderen een schitterende
ontsnappingsclausule in zich houdt. Ik denk dat je het gewoon als eis neer
moet leggen dat de inlener betaalt, 210, plus 100, Dat wordt bij
andere gemeenten ook gedaan. Ik denk dat het bij de bedrijven absoluut niet
vreemd overkomt als het op een dergelijke wijze geformuleerd staat. Maar je
zet je inkomsten op dat moment veel duidelijker neer, dan wanneer je er op
deze wijze toch een soort vraagteken bij noteert.
Ten aanzien van punt 7.
Daar staat bij: uit eigen middelen zijn de gemeenten bereid een aanvullende
subsidie per jaar aan de banenpool ter beschikking te stellen. Ook dat is
niet echt helemaal duidelijk. Ik denk dat je aan moet geven dat de aanloop
en exploitatiekosten t/m 1993 voor rekening van de gemeente zullen worden
genomen. Want je hebt het nog steeds over een periode tot 1994 en dat men
daarna streeft naar een budgettair-neutraal gegeven ten aanzien van de
banenpool.
Nog een punt ten aanzien van de toetsingscommissie.
Ik had graag gezien dat u ten aanzien van de toetsingscommissie aangegeven
had wie dan in die toetsingscommissie zit en hoe het zit met de medezeggen
schapsraden van de inleners, die ook een zekere rol meespelen ten aanzien
van de toetsing van de mensen die binnen hun bedrijf geplaatst zullen gaan
worden.
Ten aanzien van de financiële paragraaf, daar is door de heer Withagen al
het nodige over gezegd. Ook wij vinden dat in de kwartaaloverzichten,
waarbij in artikel 7 sprake is, minimaal de financiële voortgang heel duide
lijk zichtbaar moet kunnen zijn. Bovendien denk ik dat je dan ook de stand
van zaken ten aanzien van de realisatie van je taakstelling en je planning
aan moet geven. Dus het zijn de financiën en de taakstelling.
Tenslotte voorzitter, als ik naar het laatste blaadje kijk, -en ik heb het
dan over een samenwerkingsovereenkomst- dan zie ik staan dat het overeen
gekomen is tussen de burgemeester en de wethouders. Ik denk dat het toch
verstandig is om die door beide partijen te laten tekenen. Maar dat is maar
een heel klein puntje en daar hoor ik graag uw reaktie op.
De heer VAN ES: Inhoudelijk kunnen wij ons vinden in de notitie banenpool.
Het is een ultieme poging om langdurig werklozen weer in het arbeidsproces
op te nemen. Dat verdient alle ondersteuning. Onze bezwaren golden dan
uitsluitend en alleen de financiële kant van het verhaal.
Ik denk niet dat ik dezelfde mening ben toegedaan als de heer Hagenaars,
waar hij spreekt over het uitsluiten van niet-uitkeringsgerechtigden door
middel van punt 7 uit het besluit. Ik denk dat dat niet automatisch daaruit