-16-
De heer BOOGAART: Aangezien 9 en 10 tegelijk worden behandeld, was ik van
plan bij 10 een kleine opmerking te maken. Wij zijn ook niet gelukkig met
artikel 11a, wat er zomaar is tussen komen wandelen, schijnbaar voor het
eerst in contracten en grondtransakties die we ooit gemaakt hebben in Bergen
op Zoom. Wij vinden het dus nog steeds een vreemde zaak dat, vóór een totale
overeenkomst gesloten is met de partners, zaken gedaan worden. Ik vind dat
een verkeerde volgorde. Meestal heeft men van tevoren een goede overeenkomst
en dan doet men zaken. Ik besef dat dit echt niet prijsbevorderend werkt. Ik
kan mij zo voorstellen, iemand die zijn auto bij een dealer brengt en op een
gegeven moment zegt, ik heb geen geld meer om er mee te rijden, wil je hem
a.u.b. overnemen want ik moet overgaan op een fiets, dat hij dan vast wel
minder geld krijgt voor zijn vehikel. Ik denk dat dit ook zo werkt met
grond. Als ik nu de gemiddelde prijzen zie van 137,— tot 145, die
een jaar geleden eigenlijk in het onofficiële circuit ook al genoemd werden,
toen er nog steeds die druk op de Bergse Plaat zat vanwege het kroonbesluit
Dan denk ik, als het kroonbesluit er afvalt, en wij steeds eigenlijk gecon
fronteerd werden met mensen die zeiden, de investeerders staan te trappelen,
dat dat niet het geval was. Mij lijkt dat de investeerder zo slim was dat de
gemeente Bergen op Zoom op een gegeven moment met zijn rug tegen de muur
aanzat, vanwege zijn contingenten, en daar behoorlijk van geprofiteerd
heeft
De heer MULLER: Verzet plegen tegen deze grondtransakties heeft, denk ik,
geen zin en is ook onverantwoord, gezien de contingenten 1989 die hier op
stapel staan en de continuïteit in de woningbouw. Maar, en ik denk dat de
voorgaande sprekers daar al op gedoeld hebben, ook de correspondentie die
ten grondslag ligt aan deze transakties, dat er nog heel wat te regelen
valt. Dan is de noodzaak tot een exploitatie-opzet nadrukkelijk aanwezig. Ik
vind dat het college en de nieuwe raad er heel hard aan moeten werken om dat
totaalplaatje voor elkaar te krijgen.
Hetzelfde geldt voor het contract, dat gesloten moet worden met de private
partners. We hebben nu inderdaad te maken met een intentieverklaring. Wij
hebben van de wethouder van economische zaken al vernomen dat de intentie
verklaring, die 4 april afloopt en omgezet zou moeten worden in een
definitief contract, niet haalbaar is. Dat betekent, denk ik, dat ook daar
door het nieuwe college en een nieuwe raad na 1 mei keihard aangewerkt moet
worden.
Met het aangaan van de p.p.p. hebben wij de Bergse Plaat niet zomaar gezien
als een normale simpele stadsuitleg. Wij vonden, en dat vindt deze raad nog
steeds, dat de Bergse Plaat een meerwaarde heeft voor de toekomst van Bergen
op Zoom in zijn totaliteit. Die meerwaarde willen wij juist verkrijgen door
de samenwerking in de private sektor. Vandaar dat ik met klem wil vragen aan
dit college maar ook aan de opvolgers om na 1 mei prioriteit te geven om
deze hele zaak in exploitatie-opzet en in het definitieve contract gestalte
te geven.
De VOORZITTER: Dank u wel. Andere leden van de raad?
Dames en heren, een opmerking naar aanleiding van de wens van de heer
Bolsius om een en ander vóór 1 mei geregeld te krijgen. Het is nu 29 maart,
dat betekent dat u voor het totaal, inclusief alle juridische consequenties
en punten, keuze die gemaakt moet worden, minder dan een maand geeft. Uiter
aard zullen wij onze uiterste best doen, maar ik denk dat de verwachting,
die u over het werkelijk halen van het tijdstip van 1 mei moet hebben, niet
al te hoog gespannen zou moeten zijn. Uiteraard wordt er met man en macht en
met voortvarendheid aan gewerkt om de raad zo snel mogelijk van informatie
te voorzien, maar ik denk dat het onwaarachtig zou zijn om u de garantie te
geven dat dat voor 1 mei komt.
-17-
De heer BOLSIUS: Welke verwachting mag ik dan koesteren, voorzitter?
De VOORZITTER: Laten we zeggen dat we tenminste er in zouden moeten slagen
om voor de zomervakantie een eerste notitie met een procedure moeten hebben.
Maar ik denk dat we buitengewoon rap en snel moeten werken als we met
inspraak, met procedures die nou een keer ook in de wet voorgeschreven zijn,
laten we zeggen voor 1 januari van dit jaar tot definitieve besluitvorming
hier in de raad moeten komen. Met die datum in het achterhoofd zullen we
proberen om u in ieder geval een procedurevoorstel te doen om u daarover
inzicht te verschaffen. In een procedurevoorstel, als je dan ook het onder
werp in delen knipt, krijgt u ook inzicht in hoe de zaak verder afgewerkt
zal worden.
Mag ik dat over de procedure voorshands opmerken en nu het woord geven aan
wethouder Dekkers.
De heer DEKKERS, wethouder: Ik heb toch behoefte om te reageren op het feit
dat verschillende leden van deze raad suggereren dat er door het college
niet adequaat is gewerkt. Wat hebben we vanavond ter behandeling? De grond-
verkopen aan de Rabo en het ABP, die klaar waren op het moment dat wij op
basis van een voorbereidingsbesluit op het punt stonden medewerking te
verlenen aan de start van woningbouw op de Bergse Plaat op basis van artikel
19 procedure. Die artikel 19 procedure is aangevochten, dat heeft tot
schorsing geleid en vervolgens hebben we moeten wachten op een kroonuit-
spraak over het hele bestemmingsplan, waarin werd vastgesteld welke woningen
er eventueel zouden kunnen worden gebouwd in de toekomst. Waarbij open is
gelaten tot een hoger aantal te komen dan 1250 tot 1500, die in het ge
maakte bestemmingsplan waren opgenomen.
Als we dan een maand nadat we ongeveer de uitslag weten dat we op de Bergse
Plaat definitief mogen bouwen, aan deze raad presenteren de grondverkoop aan
de Rabo en het ABP, dan denk ik dat het verwijten van traagheid aan dit
college verre van gepast is. Dan heeft, denk ik, het college adequaat
gehandeld.
Dat wij niet in staat zijn op dit moment een totaal inzicht, waarvan de heer
Bolsius zei, dat zou ik graag voor 1 mei zien, te verschaffen, Ik denk, als
de raad in alle redelijkheid bij zichzelf te rade gaat, zij niet anders kan
doen dan constateren dat niemand daaraan ooit gedacht kan hebben dat dat
realiteitswaarde zou kunnen hebben om de doodeenvoudige reden, dat hoe op
timistisch wij ook waren, er toch altijd afgewacht moest worden wat er nu
precies kwam om mensen onnodig veel en duur rekenwerk te laten verrichten in
de onzekerheid dat het allemaal voor niks gedaan zou kunnen worden. In die
situatie hebben we gedurende een ruime periode verkeerd. En het is, zoals de
voorzitter zei, dat er nog op dit moment adequaat aan de slag gegaan wordt
om een en ander op de meest korte termijn op te stellen, zodat naar ver
wachting -maar dat zal gezien de wisseling van de raad eerst in de nieuwe
raad het geval zijn- verder over deze zaken kan worden gesproken op basis
van uitgewerkte plannen, waaraan overigens, gezien de recente discussie, nog
wel een discussie vooraf zal moeten gaan wat sommigen nu werkelijk willen.
Want daarover is, denk ik, ook duidelijkheid gewenst, als men een aantal
zaken wil laten uitwerken door een college.
Artikel 11a komt niet voor in punt 9 maar wel in punt 10. Daaruit trek ik de
conclusie, evenals de heer Boogaart, dat de onderwerpen gelijktijdig wel
licht in behandeling zijn. 11a Is er in de onderhandelingen ingekomen. Wij
hebben gemeend, na uitvoerige discussies daaromtrent, met dit artikel voor
dit moment daarmee te kunnen instemmen. Wij leggen dat derhalve ook zo aan
uw raad voor.
Het is belangrijk dat deze transakties vandaag zo worden afgerond, al ware
het ook ons liever geweest dat we een totaalbeeld zouden hebben kunnen
verschaffen, maar dat zou ook in september 1989 niet het geval zijn geweest.