-4- interimrapportage, waarin een meer gedetailleerd beeld ontstaat van de problematiek rond die lokatie, zijnde het verlies aan parkeerplaatsen, de hoge kosten van het opnieuw creëren van parkeerplaatsen, de hoge kosten van het behouden en inpassen van de villa, doet nu in de BSD-optiek de balans doorslaan in de andere richting. De BSD voorzag bij de vorige discussie een beperkt kostenverschil tussen de 2 lokaties. Terwijl in onze RO-visie de Westersingellokatie opwaardering behoeft. Dat laatste zijn wij nog steeds van mening. Het door ons nu verwachte kostenverschil acht de BSD echter zo groot dat de keuze voor de Westersingel in onze ogen vrijwel onverantwoord is geworden. De BSD bepleit nu dan ook het niet voortgaan op die weg, die leidt tot het realiseren van de huisvesting op de Westersingel. Voor die lokatie zijn andere alternatieven voorhanden, die in vergelijking kosten/kwaliteit voor de gemeenschap als geheel ons nu gunstiger voorkomen. De BSD is nu voornemens tegen dit besluit te stemmen. Om tijd te winnen bij de realisering van een goede huisvesting van het gemeentelijk apparaat wijs ik de voorstemmers erop dat na 1 mei de politieke verhoudingen zodanig zijn gewijzigd, dat er dan vermoedelijk geen meerderheid meer is voor de realisering aan de Westersingel. Indien er dan geen nieuwe lokaties of rekenvarianten boven de horizom komen, zal de BSD voor de Zwarteweg stemmen. Hoewel wij nog steeds vinden dat die lokatie zo goed is dat die eigenlijk gebruikt zou moeten worden om schone hoogwaardige werkgelegenheid naar Bergen op Zoom te halen. De BSD blijft openstaan voor goede argumenten en suggesties, die echter niet of beperkt duurder mogen zijn dan realisering aan de Zwarteweg. In dit kader ben ik dan ook benieuwd naar de college- reaktie op het voorstel inzake rekenvariant 4, het voorstel van D'66. De heer NIJPELS: Ik vind de houding van de heer van der Kallen een beetje inconsequent. Ik ben het niet van hem gewend dat hij zo praat. Overigens kan ik mij aansluiten bij de betogen van de heren v.d. Water van GB/S en Bolsius van D'66. De heer RONNES, wethouder: Ik constateer namens het college dat alle frakties het voorstel een logisch uitvloeisel vinden van het raadsbesluit van juni 1989. Daarover is dan in ieder geval een kamerbrede eensgezindheid. Het zij vastgesteld. Ik wil graag ingaan niet op alle opmerkingen die we uitvoerig besproken hebben in de twee commissies, in ieder geval wat mij betreft twee commissies namens het college, ruimtelijke ordening, stadsvernieuwing en de commissie personeelszaken. Maar ik zal proberen nu toch in te gaan op opmerkingen die alsnog gemaakt zijn. De heer Aertssen gaat akkoord vanwege de stedebouwkundige opzet die hij appreciëren kan en hij is van mening dat wij niet te snel moeten roepen dat de kosten de pan uitvliegen. Het gaat er nu om, en ik denk dat dat een buitengewoon juiste constatering is, om aan de hand van het raadsbesluit van juni 1989, de toen als het ware geprognostiseerde cijfers, de globale cijfers, nu hard te gaan maken middels een opdracht aan een architekt om te komen met een voorlopig ontwerp. Ik denk dat dat juist is. We moeten over exacte harde cijfers kunnen spreken, willen we kunnen ramen welke de echte kosten zijn en of we dat kunnen doen binnen het krediet van juni 1989. De heer Aertssen vraagt naar het verschil in krediet van 65.000,- en 100.000,-. We hebben in het besluit inderdaad staan 100.000,- en in het voorstel spreken we over 65.000,-. Het mag u bekend zijn, zoals ook staat op bladzijde 11 van het raadsvoorstel, dat de regeling van standaard- voorwaarden inzake de rechtsverhouding tussen de opdrachtgever en de architekt, spreekt over een honorarium van 65.000,-. En we komen tot 100.000,- enkel en alleen omdat we met mogelijk kleine meer- of minder- kosten van dat bedrag niet extra naar de raad terug willen, maar dat -5- naast de architekt misschien de dienst stadsontwikkeling nog het een en an der zou moeten doen in het belang van deze opdracht en dat we die kosten kunnen meenemen. Maar het is niet zo dat hier 100.000,- moet worden uitge geven. Het gaat om 65.000,- honorarium en mogelijk een kleine verhoging van dat bedrag door nog wat aanvullende werkzaamheden. Daarom staat er 100.000,-. Meneer Aertssen u komt terug namens uw fraktie op het bouwteam,de benoeming van de voorzitter van het bouwteam. U zegt uiteindelijk u daarin toch te kunnen vinden als de politieke terugkoppeling plaatsvindt in de funktionele commissies. Het college wil er op wijzen dat elk lid van het college, en ik wil dat enigermate citeren uit artikel 29 van de gemeente wet, dat de leden van het college van burgemeester en wethouders tesamen en ieder afzonderlijk aan de raad verantwoording schuldig zijn voor het door het college gevoerde bestuur en geven te dien aanzien alle door de raad ver langde inlichtingen. Een en ander voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang. Er staat ook in hetzelfde artikel 29 dat een gelijke verplichting bestaat voor de burgemeester voor het door hem gevoerde bestuur. Ook in deze is dus de verantwoording, vindt het college, zeker aan de orde. Dat zal ook zeker gebeuren. Het specifieke wat u voorstelt om ook de koppeling middels de voorzitter van het bouwteam in de funktionele commissies te doen plaatsvinden, ik denk dat daarover nog wel te praten is, maar ik kan daar geen harde toezegging over doen. De heren Westerhof en van der Stoel zeggen ieder op hun manier dat ze het onzalige besluit van juni 1989 nu nog steeds niet ondersteunen en ook tegen dit voorstel van vanavond zijn. De heer van de Water is voor, hij kan er mee instemmen en de heer Bolsius is dezelfde mening toegedaan, waarbij hij nog eens benadrukt dat voor hem, voor zijn fraktie, de ruimtelijke ordening aspekten de doorslag hebben gegeven. Wat het parkeren betreft. Dat is ook een onderdeel van de opdracht aan de architekt. Het college is van mening dat cijfers over een en ander dat gerealiseerd moet worden, ook het aantal parkeerplaatsen, zullen moeten aangeven hoe duur een parkeerplaats nu echt wordt op deze lokatie, op dit terrein, onder dit gebouw. En of er mogelijkheden bestaan om op dit terrein nog meer parkeerplaatsen te realiseren onder dit gebouw dan wel in de nabije omgeving. Een tweede aspekt is of dan nog de financiële consequenties van de parkeer plaatsen aan dit bouwkrediet dienen te worden gekoppeld, dan wel op een andere manier de financiering van parkeerplaatsen zou kunnen worden over wogen. Ik zeg het wat voorzichtig omdat daar nog geen uitgesproken meningen of besluiten door het college voor zijn vastgesteld. De commissie Oude Stad. vraagt eigenlijk twee dingen, als ik u goed begrijp. U geeft in dezen de opdracht, waarin in ieder geval zit binnen de stedebouwkundige randvoorwaarden die door het college zijn vastgesteld, dat er een voorlopig ontwerp moet komen uitgaande van behoud van de villa. En dan verwijst u naar de eerste schetsen van dezelfde architekt, 8 schetsen, naar variant 4, waarin een voorstel staat zonder villa. Het volgende wil ik daar graag over zeggen. Ik denk ook gelijk in antwoord op de heer van der Kallen. Het college heeft stedebouwkundige randvoorwaarden vastgesteld, waarbinnen vrij centraal staat het behoud van deze villa. Dat betekent ook dat een op dracht aan een architekt binnen het kader van deze randvoorwaarden er een voorlopig ontwerp zou moeten komen, waarin het behoud van de villa centraal staat. Maar ik denk dat afgeleid zou kunnen worden vastgesteld wat na bere kening van behoud van villa in deze stedebouwkundige randvoorwaarden zou kunnen worden vastgesteld, welke de kosten zijn van deze villa en wat dus ongeveer de kosten zullen zijn van een stadskantoor daar, als je in ieder geval de villa niet wilt behouden. Dat is een financiële onderbouwing. Ik denk dat het ook heel belangrijk is vast te houden of in ons hoofd te hou den, dat er natuurlijk geheel andere aspekten meespelen als we de villa niet

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1990 | | pagina 90