-60- regeling, de reguliere politieman, die dat overigens in veel gevallen net zo lief heeft, in vrije tijd uitbetaald kan worden en dat je die reservist daar voor inzet. Maar dat stuit op dit moment op onoverkomelijke bezwaren bij de politiebonden. Het bij voortduring in onmin leven met je dienstcommissie bij de politie is evenmin een aangelegenheid, die buitengewoon motiverend werkt in een korps, wat op zichzelf onder zware druk staat. Ik wil er verder nog dit bij zeggen, dat het maar eenmaal de vraag is of de uitkomst van het projekt kwantificering politie werkdruk een goede is, door daar vrijwilligers bij te gaan inschakelen. Ik heb geen oordeel over de besluitvorming die men in Veghel heeft genomen. Ik heb in eerste termijn gezegd, en ik wil dat bij deze herhalen, dat ik de reaktie van de minister gaarne afwacht en dat ik de dienstcommissie hier zal vragen, wat het oordeel is over de inschakeling van de reservepolitie, zoals dat in het Veghelse model geschiedt. Wij kunnen daar, wat mij betreft, verder over spreken, zij het dat ik principieel het inschakelen van reservisten voor reguliere politietaken een niet correcte en een niet juiste oplossing vind voor het probleem. Ik vind dit een zaak, die zeker ook bij de supraregionalisering van de politiezorg, zoals dat thans geschiedt, een onderwerp van gesprek zou moeten zijn. De heer BOLSIUS: Voorzitter, het aantal overuren is, zoals u ongetwijfeld weet, gebudgetteerd tot 1.500 per jaar voor deze stad. Als u het gedaan zou krijgen om dat aantal overuren, dat budget, hoger te krijgen voor de gemeente Bergen op Zoom, dan is al de ergste druk van de ketel, denken wij. Maar ik heb me vandaag nog laten informeren. Wij denken niet dat daar voorlopig enige verlichting in zit, want dat zou namelijk een precedent werking hebben voor andere steden. Dus wij zien voorlopig geen praktische oplossingen. Wij hopen in ieder geval dat u het met de dienstcommissie wilt bespreken, zoals u vanavond heeft toegezegd. We hopen toch op dit punt nog een discussie via de commissie AJZ terug te kunnen krijgen. De VOORZITTER: Het lijkt me nuttig om daarover af te spreken dat we primair het antwoord van de minister afwachten. Anders zitten wij ook wat vriende lijke mededelingen over een zaak, waar de minister dan tenslotte ook weer tot een oordeel zal moeten komen, uit te spreken. Ik houd het op dit moment wel staande dat ik principiële problemen heb met de keuze voor de oplossing van het probleem op dit terrein. Op het terrein van de openbare orde hebben we, zeker in het laatste kwartaal of in het laatste halfjaar van het vorig jaar, ook te maken gehad met enkele problemen, die zich voordeden in de wijk De Blokkendoos. Daar was wel degelijk sprake van een probleem op het terrein van de openbare orde en alles wat daar verder mee samenging. Ik denk dat wij bij die gelegenheid, en ik heb daar geen oordeel noch waardering van de fraktie van D66 over gehoord, burgers op volstrekt andere wijze bij de oplossing van de proble matiek hebben betrokken. Wellicht kan dit een antwoord zijn op uw opmerkingen. Ik denk dat het nu eenmaal onmogelijk is, op het terrein van de openbare orde, om altijd van tevoren het onheil te gaan afkondigen. In dit geval was het nu eenmaal onmogelijk om dat van tevoren te doen, maar ik houd staande dat we daarna wel degelijk adequaat zijn opgetreden. Ik denk dat dat ook een van de middelen is om burgers op een andere manier bij het besturen te betrekken. Een blauwdruk, dat van tevoren het onheil moet worden aangekon digd ten gevolge van bestuurlijk handelen, kan nu eenmaal niet worden gegeven. Het referendum, dames en heren, is een interessante kwestie. Ik heb nog niet alles gelezen, wat daarover in Leiden gezegd, nog minder, wat daarover in Leiden besloten is. Op persoonlijke titel zou ik daar, voorshands in ieder geval, dit nog van -61- willen zeggen. Ik denk dat als het lokale bestuur referendums wil gaan houden, dat het dan vooral moet gebeuren op die punten, waar het lokale bestuur ook feitelijk partij is en feitelijk beslissende partij is. Naar het mij voorkomt, is dat met grote gemeentegrenzen overschrijdende infrastruk- turele werken zelden het geval. Al moet daarbij worden opgemerkt dat die gemeente wel degelijk in het vóórtrajekt daarover een rol speelt. De vraag is nu, of je door middel van een referendum bij burgers ten opzichte van de opstelling van het gemeentebestuur, in het voortrajekt, de verwachting moet wekken dat dat een dusdanig gewicht legt in het natrajekt, dat de lokaal genomen beslissing de eindbeslissing is, of dat dat slechts een onderdeel is, öf dat je er op aan moet sturen dat de overheid, die verantwoordelijk is voor het tot stand brengen van die voorziening, ook zal moeten grijpen naar het middel van referendum. In dit geval lijkt het me dan ook nuttig, dat de fraktie van D66 in de Tweede Kamer, de Staten Generaal, nog eens een poging onderneemt om aldaar het referendum in, primair dunkt me in de grondwet, te zien opgenomen te krijgen. Mevrouw V.D. PUTTE: Voorzitter, ieder referendum kan versterkend c.q. beves tigend werken voor een college. U moet het ook van een positieve kant kunnen bekijken. De VOORZITTER: Ik denk dat in het algemeen akties, die de verwachting die bij het gemiddelde publiek leeft, versterken, vooral ook ten aanzien van de uitkomst, die funktie en de funktie die u zojuist noemde, zal vervullen. Als je in tweede instantie de burger toch teleur moet stellen, omdat ondanks alle gevoerde aktie door het feit dat een ander bestuursorgaan bevoegd is om tot besluitvorming te komen, is het maar eenmaal de vraag of je eigen positie dan zo bevestigd wordt. In het algemeen is dat het geval als je tot de winnaars behoort. Als je regelmatig tot de verliezers behoort, zul je wellicht rap in het kamp der wanhopigen belanden. Mevrouw V.D. PUTTE: Met uw laatste uitspraak zouden kleine partijen in feite geen enkel bestaansrecht hebben. De VOORZITTER: Wat zegt u? Mevrouw V.D. PUTTE: Met uw laatste opvatting, dat wij grote teleurstel lingen hebben en dat het met het referendum in feite zo sneu is. Ja voor zitter, wij zitten hier als kleine partij. Wij proberen een aantal dingen naar voren te brengen. Als kleine partij behoor je tot een minderheid, dus je wordt niet altijd gehoord en je ervaart dan ook teleurstellingen. Maar dat weerhoudt me niet om gewoon door te gaan. Ik vind trouwens dat je een referendum niet regelmatig moet houden. Maar een referendum kan inderdaad zijn negatieve uitslag brengen. Ja, dat weten we dan ook en gaan gewoon weer verder. De VOORZITTER: Ja, ik geloof niet dat ik iets anders gezegd heb. Maar ik heb u gezegd dat ik met belangstelling de stukken, die daarover in Leiden geproduceerd zijn, zal lezen en desgewenst zal distribueren. Ik denk dat er vandaag in deze raad zeker nog eens een gelegenheid zal zijn om een referendum te houden. Hoewel, de heer Nijpels is er niet en die vroeg dat meestal. Ik denk dat de vragen die gesteld zijn, en die wat meer op mijn terrein liggen, in tweede instantie hiermede zijn beantwoord. Het woord is aan de heer Stuart. De heer STUART, wethouder: Ik heb tot mijn genoegen geconstateerd dat de

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1990 | | pagina 35