-58- op tal van plaatsen in de stad, geweldig teruggedrongen, zodat de beheers baarheid op zichzelf naar mijn inzicht wel is toegenomen. Maar wanneer de raad, of u in het algemeen, er behoefte aan heeft om het vrije sluitingsuur in de weekends terug te brengen, dan moeten we eens goed naar de argumenten kijken die daarvoor gelden. Op dit moment is het een vraag uwerzijds. Wel, als er goede argumenten komen dat moeten we die wegen in het algemeen belang. Op dit moment denk ik dat, op punten waar het mis gaat, in ieder geval ook het middel van het nemen van een specifieke maatregel voor dat ene bedrijf zeker niet uit de weg zou moeten worden gegaan. Maar ook daarvoor, voor je tot het nemen van die maatregelen kunt komen, zul je argumenten moeten hebben. Dames en heren, mevrouw v.d. Putte heeft me enigszins wanhopig gemaakt met haar, toch niet in vriendelijke bewoordingen gestelde, aanval in de tweede termijn. Zij werd er wanhopig van op het terrein van de reservepolitie. Ik merk op dat ik in eerste termijn gezegd heb, dat ik afwacht wat de minister van binnenlandse zaken vindt van het voorstel uit Veghel. Ik maak daar nu een paar kanttekeningen bij. Gemeente Veghel is een van de gemeenten die, tengevolge van het rapport van de werkgroep kwantificering politie, een "teruggaande" gemeente is. Dat wil zeggen, die gemeente moet aan sterkte inleveren. Dat staat ook in de overwegingen, die dat gemeentebestuur naar voren heeft gebracht. Ik citeer: Het gemeentelijk politiekorps ziet zich steeds geconfronteerd met kortingen op de sterkte. Einde citaat. In de gemeente Bergen op Zoom is sprake van een heel ander geval. De groei van het gemeentelijk politiekorps in het afgelopen jaar, -en ik heb gezegd dat dat zijn vervolmaking vindt op 6 februari a.s.- van 83,5 naar 92,5 is gebeurd. En, tenzij de regering anders beslist, zal, op grond van dezelfde kwantificering van politiedruk, de groei naar 108,5 kop in de komende jaren doorgaan. Maar er zijn opmerkingen van meer principiële aard te maken. Ik begrijp dat de gemeente Veghel een onderscheid maakt in politietaken die er zijn, over de nadrukkelijke professionele politietaken. Dan doet zich, zij het onder het motto van de vrijwillige politie, toch datgene, wat in andere steden onder het motto van stadswachten e.d. is gepasseerd en gepresenteerd, ook in Bergen op Zoom zijn intrede. Ik heb tot nu toe volgehouden dat de politietaak, op grond van de regelgeving in de politiewet waar ik achter sta, uiteenvalt in twee delen, namelijk dat de politie belast is met de opsporing van strafbare feiten aan de ene kant en hulp biedt aan degene die dat behoeft. Wel, de vraag naar hulp en de vraag om op opsporing van strafbare feiten, op grond van de onderzoekingen die in Bergen op Zoom hebben plaatsgevonden, zowel op initiatief van de regering maar ook op lokaal initiatief dus door middel van I.M.E. consultants, heeft ertoe geleid dat er een groei in onze sterkte is volstaan. Ik wil graag, en ik zou u dat toch heel duidelijk in overweging willen geven, dat wij geen onderscheid maken tussen datgene, wat kennelijk begrepen moet worden onder -zoals Veghel dat uitdrukt- een nadrukkelijk professionele politietaak, omdat naar mijn oordeel er geen onderscheid gemaakt mag worden noch tussen een openbare ordetaak, noch tussen een hulpverleningstaak, noch tussen een opsporingstaak. Dat zijn alle politietaken die, naar mijn mening, door de reguliere politie moeten worden uitgeoefend. En niet door degenen die daar tegenaan hangen. Natuurlijk is het zo dat ook in Bergen op Zoom gelukkig een goed en goed funktionerend reservepolitiekorps aanwezig is, wat binnen het kader van diezelfde wetgeving en met gebruikmaking van diezelfde bevoegdheden, in gevallen waarin dat nodig is, optreedt. Dat gebeurt bij de grote manifestaties, zoals bijvoorbeeld bij carnaval en dat gebeurt ook gedurende de weekeinden. Dan vervullen ze alle politietaken. Ik denk dat wij ons op een buitengewoon hellend vlak begeven, waar ik mij tot wanhopens toe tegen zal verzetten, wanneer wij een verschil gaan maken -59- tussen -ik citeer- nadrukkelijke professionele politietaken aan de andere kant èn politietaken in een uniform, bewapend, die kennelijk door anderen uitgeoefend zullen kunnen worden. Ik heb regelmatig, ook met onze eigen dienstcommissie bij de politie, erover gesproken, dat wanneer wij vinden dat er meer politie op straat vertoond moet worden, dat de democratie ervoor moet zorgen dat er dan ook meer goed opgeleide politie op straat kan komen. Met andere woorden, dat we daar prioriteit aan moeten toekennen. Dat is iets heel anders dan een onderscheid maken tussen nadrukkelijke professionele politietaken en al datgene wat daar aanvullend aan kan geschieden. Dat men degenen, die dan als reservepolitie-medewerker optreden, goed wil honoreren, is een zaak die ik op zichzelf wel kan billijken. Alleen, het deel van de discussie, die daaraan voorafgaat, is een zaak die bekeken moet worden in hetzelfde kader, als waarmee bijvoorbeeld in de gemeente Helmond op dit moment de stadswachten de straat op worden gestuurd en andere niet onder de reguliere politiezorg een aantal geüniformeerden de straat op stuurt, die ongeveer of nagenoeg hetzelfde doen. Dat wil ik nog wel eens principieel. En dat is een discussie die ook bij de reorganisatie van de politie en het vormen van grote supraregionale korpsen plaats zal moeten vinden, of we dan niet inderdaad per duizend inwoners meer reguliere politiemensen moeten opleiden en goed de straat op sturen. Of een reguliere politieman nu 32,kost en deze 25, ik denk dat dat nu niet het echte probleem is waar het om gaat. Dan moeten we in Nederland een fundamentele discussie durven voeren om datgene, wat wij aan politie kunnen opbrengen, ook over de hele lijn effektief kunnen inzetten. Waar ik hier mee te maken krijg, -maar ik ben heel benieuwd wat de minister daar verder van vindt- is een goede betalingsregeling voor een politiezorg, als ik dat uit de stukken lees, -en ik heb u de citaten gegeven- waarbij men hetzelfde bedoelt maar thans iets anders noemt. Het spijt me dat ik u tot wanhoop heb gebracht in eerste instantie. De heer BOLSIUS: Niet geheel tot wanhoop, voorzitter, als ik een korte interruptie mag plegen. Uw betoog is principieel volkomen juist. Het zou ideaal zijn als ook datgene, wat u stelt, uitgevoerd zou worden. Bergen op Zoom krijgt er, gezien de zwaarte van de werkdruk, mensen bij. We moeten afwachten of dat voldoende mensen zijn. Maar Veghel heeft, vanwege een veronderstelde mindere werkdruk, een korting op zijn sterkte gekregen. De problemen van alledag zijn bekend. Het vandalisme, vooral in het weekend, het gedrag van een aantal uitgaanders in deze stad is zodanig dat het met de huidige politiesterkte, en wij denken ook met de toekomstige sterkte, niet te redden is. Dat betekent dat wij een aantal dingen zien, die grote groepen mensen zwaar irriteren, zoals bekraste auto's, volgeplaste portieken, ver nielde ruiten, overlast door lawaai. Dat wordt op het ogenblik steeds erger. In de winter zwakt het wat af, want krijgen sommigen het kennelijk koud, maar in de zomer wakkert dat weer aan. Als we die ergernis zouden kunnen wegnemen met een simpele maatregel. Ons voorstel is niet bedoeld om de ideale situatie na te bootsen, maar om een tijdelijk, hopen wij, feilen van het rijk op te vullen. Wij hopen dat, als veel gemeenten het voorbeeld van Veghel volgen, de minister dan misschien eerder consequenties trekt. De VOORZITTER: Ja, wellicht dat de minister dat zal doen. Het probleem is dat deze maatregel ook in Bergen op Zoom met onze dienstcommissie wel eens besproken is en dat wij een aantal spelregels hebben afgesproken, waarbij deze reguliere inschakeling bij de politiebonden op het allergrootste bezwaar stuit. Want zeker zou het inschakelen van de reservepolitie een van de middelen zijn om voor het kwantum aan geld, wat je hebt voor overuren-

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1990 | | pagina 34