-46- woorden die ik vanavond gesproken heb. Ik heb alleen het woord energie gebruikt in het volgende verband, namelijk, dat alle energie die in ruzie gaat zitten, niet in goede zaken kan gaan zitten. Dat heb ik gezegd en dat houd ik ook staande. Mevrouw v.d. Putte sprak namens D66, nadat ze eerst, zowel in de krant als vandaag, wethouder Bakx ongeveer de grond in boorde, dat de kritiek van de VVD nogal hard was. En ze sprak de woorden: zou uw partij dat dan beter hebben gedaan als u in het college zat? Nu, ik denk dat elke zelfbewuste partij dat natuurlijk op de eerste plaats vindt. Op de tweede plaats wou ik nog een opmerking maken over een wethouderskandidaat, die op een visstoeltje op de fotograaf zat te wachten, maar dat laat ik echt verder maar zitten. Ik wou nog in de richting van D66 over de reservepolitie de opmerking maken, of de fraktie erbij heeft nagedacht over de waardering van de politiebonden t.o.v. het inzetten van reservisten. Die bonden juichen dat niet toe. Wij hebben de neiging om dat in principe eigenlijk redelijk te vinden. Of de politiek moet een besluit nemen om politie-agenten in het veld te sturen of ze moet dat niet. De inzet van de reservepolitie zou eigenlijk in die mate beperkt moeten worden, waarin dat redelijk is. Dat zou een eerste reaktie zijn. Verder wacht ik met anderen af wat de reaktie is van de minister van binnenlandse zaken, alvorens daar verder op te reageren. De heer van der Kallen sprak mijn fraktie aan en vroeg t.a.v. de minderheden of de VVD zou willen ingrijpen in sociale strukturen. Nee, meneer van der Kallen, dan had u toch wat beter moeten luisteren. Wij hebben gezegd, dat er sprake lijkt te zijn van symptoombestrijding, wanneer de wethouder o.a. probeert bij de bestaande corporaties meer minderheden in die woningen te krijgen. Dan hebben we het over de hoeveelheid mensen die gehuisvest moeten worden, want wij zeiden, het kon wel eens interessant zijn om uit te zoeken waarom wij dan de 4e stad in Nederland zijn qua hoeveelheid minderheden die naar deze stad gaan. Als wethouder Dekkers dan zegt, zou u hetzelfde doen, als er ineens allemaal mensen uit het noorden kwamen? Ik denk dat hij Friesland en Groningen bedoelt. Dan zeg ik, als dat op dezelfde problemen zou stuiten, denk ik dat je goed moet kijken waar je het over hebt. Althans, als je een probleem wilt aanpakken, moet je niet alleen symptomen bestrijden en niet voor de rest het hoofd in hef zand stoppen. De heer V.D. KALLEN: Meneer van der Stoel, mijn opmerking over de sociale struktuur van de gemeente, de sociaal culturele opbouw, werd geuit door uw partijgenoot, de heer Janssen, in de commissie volkshuisvesting. Niet ik heb het ter sprake gebracht, uw eigen partijgenoot. De heer V.D. STOEL: Wij hebben het vandaag gehad over de sociale stratifi catie en over de hoeveelheid mensen waar het om gaat, en dat die stratifica tie meebrengt dat er een onevenwichtigheid bestaat in de mensen die hier wonen. Dat blijkt ook in de uitgaven die ze doen. De heer van der Kallen heeft voorts in de richting van mijn fraktie gevraagd, waarom wij in eerste termijn zo positief over het creatief centrum spraken en zei vervolgens: waar moet dat allemaal van betaald worden? Het lijkt ons volstrekt redelijk in principe als je een muziek- en balletschool hebt, dat je vergelijkbare vormen van cultuur, zoals die wordt beleefd in het creatief centrum, op een redelijke manier als gemeente behandelt. Dat hebben wij in eerste termijn gezegd. Dat zou, maar wij moeten daarvoor wachten op de resultaten van het harde werken van de wethouder op dit punt, afgewacht moeten worden wat dat met zich mee brengt. In ieder geval zal er goede huisvesting moeten zijn en zal de organisatie redelijk aan bepaalde eisen moeten kunnen voldoen. Dat zou best kunnen betekenen -en dat zijn we ons goed bewust- dat dat geld zou kosten, maar a. wachten we af wat de wethouder aan het puzzelen is, en b. is er ook provinciale belangstelling op dat punt. Dan zijn we pas op een -47- moment dat we moeten zeggen, wat voor consequenties heeft dat, welk model ligt voor ons en kunnen wij daar geld voor vrijmaken, ja of nee. Als ik mag, een reaktie op de antwoorden van het college, voorzitter. Wij hebben genoten van het antwoord wat u, mede namens de secretaris die hier niet mag spreken, hebt gegeven in de richting van mijn fraktie. Uw reaktie, die u gaf op dat het één keer gebeurd is dat u wanhopig was en dat was toen u samen naar buiten moest, het hard regende en u geen jas had, vonden wij zo'n prachtige manier van beantwoorden dat, sinds dat moment, de bewondering van de VVD-fraktie voor beide funktionarissen huizehoog is geworden. Wethouder Ronnes heeft ons aangesproken over onze opmerkingen over buurt- aanpak en fietsroutes. Ik denk dat we toch een beetje langs elkaar heen aan het praten zijn. De VVD vroeg in eerste termijn om die fietsroutes, zeker langs grote wegen, snel aan te kunnen pakken. We hebben gezegd, dan zou je eventueel kunnen afwegen of je dan de buurtaanpak daérvoor, om dat te kunnen betalen, niet moet vertragen. Dan zegt de wethouder, nee, we gaan juist buurtaanpak doen en als we buurtaanpak doen, maken fietsroutes daar onder deel vanuit. Dan komt zo uiteindelijk, aan het eind van de rit, iedereen aan de beurt. Dat is niet de tendens van onze vraag. Onze vraag zat er juist in, als je enkele hoofdroutes hebt en je vindt daarvan dat er wat moet gebeuren, zou je er dan in dit geval niet op vooruit moeten lopen, omdat anders, nadat die buurtaanpak de hele stad is rond geweest, sommige fietsroutes wel erg laat tot stand komen. Dat is nu net niet wat wij zouden willen. Dus het antwoord was min of meer naast de vraag. Waar wij in eerste termijn spraken over overbebording, hadden wij het met name niet over de randwegen rond onze stad, maar doodgewoon, wie rondloopt ziet dat en kan het dan constateren over de overbebording in de stad voor de voetganger, de fietser en de autobomilistIk kan u daar voorbeelden van geven, maar dat wordt te detaillistisch, van straten waar borden staan die daar helemaal niet nodig zijn. De heer RONNES, wethouder: In de binnenstad? Dat wil ik graag horen. De heer V.D. STOEL: In de binnenstad. Ik heb ze zelfs bij de hand. Maar daar hadden we het over toen we u ernaar vroegen. We hadden het dus niet over samenwerking met de ANWB. Overigens hadden we het in eerste termijn wél over de hoop, dat de verwijzingen in de binnenstad eindelijk van ue grond zouden komen. Daar hebt u eigenlijk ook niet specifiek op gereageerd, althans dat hebben wij er niet uit begrepen. Waar de wethouder zei dat de inzet van de plantsoenendienst goed was, twij felen wij daar geen moment aan en zijn wij de laatsten om die bewering te estrijden. Het gaat ons niet om de inzet van de plantsoenendienst. Het gaat ons om de aandacht, die er bestuurlijk, naar ons idee, zou moeten zijn voor het werk wat in de plantsoenen verricht moet worden. Dat dat hoognodig mag zijn, lijkt vanavond bewezen te worden. De heer RONNES, wethouder: Het waait er nu allemaal uit. De heer V.D. STOEL: Ja, je kunt je soms afvragen of sommige zaken niet te voorzien waren. In de lichting van wethouder Dekkers. Hij zegt -en op een gegeven moment was et eigenlijk wel aardig toen hij dat zo uitdrukte- dat wij wat hadden o\erdreven in onze eerste termijn, daar kwam het eigenlijk op neer. Maar hij zej, op een geven moment: ondanks alles wat er is gebeurd. Wie het jargon van e heer Dekkers kent, dat betekent dat onder normale mensen er ongeveer moord en doodslag is opgetreden. Dus hij vindt het ook niet echt normaal wat er allemaal aan de hand was. Overigens gold onze opmerking bepaald niet zozeer wethouder Dekkers, wie de schoen past, mag hem aantrekken.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1990 | | pagina 28