-10-
Maar op basis van datgene wat er voorheen gebeurd is èn toch op een bepaalde
manier gebruik kunnen maken van het buitengebied, is GB/S het met het
voorstel van het college eens.
De heer STUART, wethouder: Er is toch niet meer aan de orde dan een ander
verzoek dan de vorige keer. De raad is vorige keer bereid geweest om een
voorbereidingsbesluit te nemen om een verzoek te honoreren om daar
bedrijfsgebouwen te mogen oprichten. Thans is er een ander verzoek en dat
vraagt een andere afweging natuurlijk. Dat gebeurt ook door deze en gene.
Het college heeft gemeend voor te moeten stellen wat gedaan is met het oog
op de ontwikkelingen die daar aan de gang zijn.
Het is in die periode die thans in beschouwing is, van mei 1989 tot nu, van
hobby-matig tot een bedrijf geworden. Het voornemen bestaat om daar een
volwaardig bedrijf van te maken. Dan kun je twee dingen doen. U kunt zeggen,
wij blijven bij onze overwegingen van de vorige keer. Zolang er geen sprake
is van een volwaardig bedrijf, een volwaardig inkomen moeten wij dan zeggen
-want het is een bedrijf, dat staat vast, ook uit het laatste advies
overwegen we eerst of aan dat criterium wordt voldaan. Of je kunt zeggen nu
met dit voorstel, rekening houdend met de groei die in dat bedrijf zit en de
aard van de vraag, namelijk 1 gebouw met 2 funkties onder 1 dak, laten we op
die gronden, waarvoor de jurisprudentie dan ook nog aanwijzingen bevat, een
voorstel doen om medewerking te verlenen. Niet meer en niet minder.
De heer van de Water heeft volstrekt gelijk met zijn betoog, wij hebben een
heleboel procedures over dit perceel gevoerd en bij de Raad van State, een
paar jaar geleden, er zelfs een verloren toen het om de bedrijfsmatigheid
van dit soort aktiviteiten ging. Dat is de kwestie van persoonlijke inweging
denk ik.
Het college heeft gemeend om aan dit verzoek, zo goed als aan het vorige,
medewerking te moeten verlenen op grond van de argumenten die ik zojuist
genoemd heb.
De VOORZITTER: Dames en heren, ik denk dat wij dan thans tot besluitvorming
zullen moeten geraken. De heer Aertssen heeft verklaard dat zijn fraktie
tegen dit voorstel is.
De heer V.D. KALLEN: Ik wil graag hoofdelijke stemming, voorzitter.
De VOORZITTER: De heer van der Kallen vraagt hoofdelijke stemming.
Als voorstemmer heb ik getrokken nr. 10, de heer v.d. Kieboom.
Dames en heren, de kwestie is u duidelijk. De vraag is dus of u voor of
tegen dit voorstel bent. Hebt u behoefte om een stemverklaring af te leggen?
Als dat niet het geval is, vraag ik aan de heer v.d. Kieboom of hij voor of
tegen het voorstel van het college is.
Tegen dit voorstel stemmen: de heren v.d. Kieboom, Aertssen, mevrouw
Ambagtsde heren Akkaya, v.d. Ouden, Linssen, v.d. Kallen, mevrouw v. Male,
de heer Bolsius en mevrouw Demmers.
Voor dit voorstel stemmen: de heren v. Opdorp, van Es, v.d. Water, van Wijk,
Muller, P. Franken, mevrouw van Dort, de heren A. Franken, Withagen, Cats,
Stuart, Bakx, Dekkers, v.d. Stoel, mevrouw Noorman, de heren van Kemenade en
Janssen.
Tegen dit voorstel hebben gestemd 10 leden van uw raad, daarvoor 17 zodat
het is aangenomen.
10Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor een perceel nabij
het Benedenbaantje/Paulusberg.
-11-
Nr. SOB/47.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel
aangenomen.
11 Voorstel tot het ongegrond v e r k la ren van d 1 ver se „b ez wa ar pgh rif ten op
~fS^^^TcTrJT7v;"Rechtsnraak OverheMsbes_chikkingen„_tegen__h.l
een perceel aan de Wouwsestraatweg66_^
Nr. SOB/44
De heer V D. KALLEN: De BSD is tegen dit voorstel. Wij achten de bezwaren
van de bewonershoewel „eer toepasselijk op een mogelijke hinderwet-
procedure reëel. Voor hen was het, stel niet uit tot morgen wat ge heden
kunt doen. De bouwplannen van het bedrijf waar ze nu tegen bezwaar maakten,
betekenden voor hen dat de kans dat ze op redelijk korte termijn van dit
milieubelastende bedrijf in hun buurt afkomen, aanzienlijk verkleind woirdt
De overheid is gewend iedere vergunningsprocedure op zichzelv. te bezien,
betrokken burgers maken geen onderscheid tussen een bouwvergunning of een
hinderwetvergunning. Voor hen is slechts één ding belangrijk: een gezond en
goed leefmilieu in hun buurt. Het bedrijf is daar een sta-m-de-weg voor. De
BSD is van mening dat de overheid zich ook meer moet gaan richten op
totaliteit van een bedrijfsproblematiek en iedere losse vergunningaanvrage
zou moeten gaan bezien in de totaliteit van de problematiek.
De BSD is dus van mening dat de door de bewoners naar voren gebrachte
bezwaren wel degelijk gegrond zijn en wenst dus aantekening tegen dit
voorstel
De heer BOLSIUS: De fraktie van D'66 is het met het college eens dat deze
diverse bezwaarschriften ongegrond moeten worden verklaard Ongegrond omda
zii zich richten tegen de werking van het bedrijf en niet tegen het
havige voorbereidingsbesluit, wat betreft een bouwvergunning, die bovendx
nog eens een keer milieuverbeterend gaat werken. v,0rir-i-if
Sïj zijn van mening dat de bezwaren tegen het funktioneren van het bedui
volledig? "t in de? trenre, tot in detail, aan de orde kunnen komen in de
hinderwetprocedure die gaat volgen. Vi] zijn van mening dat het
deze uitermate zorgvuldig is opgetreden. En menen daarom 2
het licht van de emballagetruc van de heer van der Kallen met een paar lege
blikjes in deze raad, die eerder hetze bevorderend dan inhoudelijk
aanzien van dit bedrijf.
De heer STUART, wethouder: Wat heb ik toe te voegen aan het betoog van de
heer Bolsius, voorzitter?
Dp VOORZITTER' Kennelijk niets. Dan is de tweede termijn aan de orde. De
heer van der Kallen vraagt nog het woord? Uw standpunt was overigens eerder
bekend De heer Linssen sluit zich daarbij aan? Wel dan is daarvan kennis
genomen en zal u aantekening worden verleend dat u ertegen ben
Ik wijs u er overigens op dat, wilt u wijziging teweegbrengen in de admini
stratieve rechtsgang in dit land, het vooral de Tweede Kamer is die «staat
is die regelingen te herzien. En daar moet u ook over een meerderheid
beschikken om dat te bevorderen.
De heer BOLSIUS: De Tweede Kamer-fraktie van de BSD, voorzitter?
De heer V.D. KALLEN: Als het zou kunnen hoor, Bataafse.
De VOORZITTER: Wie weet, maar ik wijs er maar op dat het gemeentebestuur