worden omdat het verzoek gewijzigd is. Daar zit de gebruikelijke advisering onder van de agrarische commissie en de adviezen van het college. En dan moet de raad simpel overwegen of de argumenten van vorig jaar en die van nu hetzelfde kunnen zijn en tot dezelfde conclusies kunnen leiden. De zorg voor het buitengebied is een heel andere discussie. Ook als voorbeeld is dit een heel interessante casus over wat er in het buitengebied allemaal zou kunnen gebeuren, maar mij dunkt dat dat thans ten opzichte van het onderhavige verzoek niet aan de orde is. In zijn algemeenheid is de zorg voor het buitengebied natuurlijk een heel ander verhaal. Volop in de be langstelling, heel aktueel, zal in de behandeling van de streekplannen nadrukkelijk aan de orde komen. De gedeputeerde heeft daar, zo hier en daar, al op gepreludeerd. Wij zullen, denk ik, ook ons bestemmingsplan Buitenge bied, we hebben er tenminste een, op de nieuwe streekplannen wel degelijk moeten toetsen. Maar ik denk dat thans aan de orde moet zijn, voorzitter, wat gevraagd wordt en wat voorgesteld wordt. De VOORZITTER: Dames en heren, wenst u van de tweede termijn gebruik te maken? De heer V.D. KALLEN: Er is weer een termijn voorbij zonder een antwoord te krijgen van de wethouder. Ik heb heel nadrukkelijk gevraagd, wat is er veranderd tussen 1988 en 1990? Ik heb weliswaar een schijn van antwoord gekregen, maar niet meer. Ik heb heel nadrukkelijk gesproken over de term volwaardig agrarisch bedrijf, en ik heb er ook heel nadrukkelijk aangegeven dat deze planaanvrage in strijd is met het bestemmingsplan. Hij noemt mijn simpelheid misleidend. Welnu, ik heb helemaal niet zo'n simpel verhaal gehouden. Maar goed, als dat voor de wethouder simpel is dan had ik toch wel goede antwoorden van hem verwacht op zo'n simpel verhaal met klaarblijkelijk simpele vragen, die heb ik niet gekregen. Hij heeft wel iets gezegd. Hij heeft gezocht naar voorbeelden in de jurisprudentie waarmee hij dan problemen zou kunnen krijgen. Hij had ook eens naar voorbeelden kunnen zoeken in de jurisprudentie, die ondersteunend zouden kunnen zijn voor een afwijzing, voor het behoud van het buitengebied. Dan had hij b.v. onder Agr. Oostburg, Arrest 30 juni 1977, onder AB 1977, 395, een arrest kunnen vinden wat juist ondersteunend zou kunnen zijn voor een afwijzing. Maar nee, dat doet een wethouder niet. Een wethouder van RO, die juist van de provincie te horen heeft gekregen, Bergen op Zoom pas op uw zaak, pas op uw buitengebied. Nee, voor de wethouder RO is dat klaarblijkelijk geen weg gelegde taak. Voorzitter, ik vraag alsnog of de wethouder mij uit wil leggen waarom een bouwplan aanvaard zou moeten worden wat strijdig is met een bestemmingsplan. En waarom hij in eerste termijn zomaar heen walst, net als in dit stuk, over de term volwaardig agrarisch bedrijf. De genoemde arresten in het stuk geven niet meer aan dan discussie over wat verstaan moet worden onder agrarisch bedrijf. Zij geven niet aan wat een volwaardig agrarisch bedrijf zou moeten zijn, of wat de Hoge Raad vindt of de Raad van State vindt hoe dat volgens de termen moet worden voorgesteld. Dat verneem ik ook niet van de wethouder. Ik noem dit stuk misleidend, omdat onterecht de indruk zou kunnen ontstaan dat de aangegeven arresten zouden behelzen een gelijksoortig geval. Dat is niet het geval. De arresten gaan over een hooiberg, over een schuur. Dank je de koekoek. Als het puur een agrarische nieuwbouw was, om agrarische bouwvallen braaf op te knappen, had ik niet het minste bezwaar. Ik maak bezwaar tegen het feit dat er sprake is van een woning. Dit is een woning in een buitengebied, waarvan het bestemmingsplan zegt dat dat landschappelijke waarden heeft. Waarvan het bestemmingsplan zegt, gestreefd moet worden naar behoud van de bestaande toestand. Vestiging van nieuwe bedrijven is niet gewenst, voorals in verband met de openheid van het landschap. Daar walst -9- men overheen. Een wethouder van RO vindt dat klaarblijkelijk simplistisch en niet de moeite waard om te antwoorden. Ik vind dit stuk niet alleen misleidend maar ik begin de houding van de wethouder in eerste termijn min achtend te vinden ten opzichte van de motieven en de argumenten die een raadslid aanvoert om tot een discussie te komen. De heer BOLSIUS: Uit de beantwoording m eerste termijn is mij niet gebleken dat er inderdaad sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf. Bovendien komen de arresten uit een tijd, 1980/1982, dat er iets anders werd omgegaan met de bescherming van buitengebieden in dit land. Ik had liever gezien dat er wat meer aktuele arresten en meer aktuele jurisprudentie gepresenteerd was. Wat mij verder opvalt, is de beantwoording in eerste termijn. Namelijk dat de wethouder zegt, ik had vorige keer alleen maar een plan voor een bedrijfsgebouw onder ogen. Nu is er onder hetzelfde dak een woning gekomen. Ja, dat verbaast me, want uit het advies van de Agrarische Commissie blijkt juist dat, sinds dat vorige plan, die opzet van dat bedrijf juist vergroot zou zijn. Dan begin ik toch ook mijn vraagtekens te zetten bij de wijze waarop dit ingediend is. Ik denk dat dit goedkeuren betekent, de deur openzetten voor een aantal slimmeriken, die met een hobby in dat buitengebied kunnen gaan wonen. Want de geitenfokkerij en de kippenfokkerij zijn op die manier ook een zeer volwaardig agrarisch bedrijf. De heer AERTSSEN: Het wordt eentonig, maar ik kan uit het antwoord van wethouder Stuart ook niet de conclusie trekken dat hij echt duidelijk is geweest in zijn antwoord. Ik heb gevraagd, legt u eens uit waarom nu dit besluit aan ons wordt voorgelegd, waarom dit gesteund zou moeten worden. Ik ben het met hem eens dat er sprake is van een agrarisch bedrijf, akkoord. Daarom hebben wij ook vorig jaar -ik herhaal dat nog maar eens- ingestemd met het toen voor ons liggende voorbereidingsbesluitdat handelde over bedrijfsgebouwen. Zo'n voorbereidingsbesluit hadden wij ook nu weer kunnen steunen. Wat niet is aangetoond, is dat hier sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf. Dat is voor ons het criterium. Er is ook geen enkele; reden om nu dus akkoord te gaan met een voorbereidingsbesluit, waarin tevens een woning wordt gerealiseerd. Het enige argument wat ik eigenlijk kan distilleren uit het hele voorstel, waarom thans gezegd wordt door het college het kan wel wat ons betreft, is het argument van het toezicht. Ik vind dat toch niet het allersterkste argument, omdat ik moet constateren dat deze aktiviteit al wat jaren voort duurt. Kennelijk ook zonder toezicht. Ik denk dat dan toch maar gekeken moet worden of dan op een andere manier dit bedrijf zonder of indirekt toezicht kan worden voortgezet. Onze fraktie kan zich niet vinden in dit voorstel. Nogmaals, wij zouden ons wel kunnen vinden in een voorbereidingsbesluit voor alleen een bedrijfs gebouw, maar niet in dit voorstel. De heer V.D. WATER: Een bestemmingsplan is er en de regels zijn in het bestemmingsplan vastgelegd. Wil men toch medewerking verlenen aan iets wat niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan, dan is een van de moge lijkheden daarvan een voorbereidingsbesluit. Om deze kwestie is in de ge meenteraad van Bergen op Zoom al ongeveer 12 a 14 jaar bikkelhard gestoeid. Tot bijna zelfs vuistwerk in de Witte Zaal. Op een gegeven moment moet je kijken, kun je het gebruiken, hoe is het gebruik van het buitengebied. Dan is voor GB/S de lokatie zodanig dat het geen direkte afbreuk doet aan het landelijk geheel. Ik vind een boerderij met paarden zeker thuishoren in een buitengebied. Je kunt er over blijven stoeien, de raad in deze beslist. Ik ben het met de heer van der Kallen eens dat, als het een echte juridische zaak gaat worden, het niet eenvoudig zal zijn.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1990 | | pagina 156