- 24 - Zeker toen wij in begin 1990, verlost zou je kunnen zeggen van het discussiepunt parkeren op de Stenen Tuin, op bestuurlijk niveau tussen gemeentebestuur en POMA een aantal zaken uitvoerig hebben besproken. Ik heb daar op 13 maart namens het college nogal uitdrukkelijk melding van gemaakt hoe het staat op het Zuivelplein met ontwikkelingen van een en ander rond het Zuivelplein en ook heb ik op ontwikkelingen gewezen die zich, dan praat ik over het stedebouwkundig/planologisch aspect, besproken zijn tussen POMA en gemeente. Dan gaat het over het plein voor het voorma lig militair hospitaal, waar nu het hek omheen staat en waarvoor nog een heel mooie boom staat. Ten derde was de locatie Past. Jorenplein annex om geving aan de orde. Op dat moment waren reeds stedebouwkundige randvoor waarden in bespreking waarvan ik u kan mededelen dat die, zoals het er nu uitziet, in juni aan de commissie ruimtelijke ordening kunnen worden voorge legd. Ik denk ook dat er dan een geactualiseerd lijstje is met de 42 actie punten, want dat dient ook nog te worden bijgesteld. Een andere belangrijke opmerking uwerzijds, van meerdere sprekers, vind ik het feit dat u niet of te laat bent geïnformeerd. IJ begrijpt dat als er niets te informeren is of te melden, je ook moeilijk kunt gaan informeren. Dat is dus al iets wat ik uitsluit. Ik denk dat ik kan toezeggen namens het college, dat op enigerlei wijze de voortgang in de betreffende commissie, ik denk ruimtelijke ordening en economische zaken, zal melden mits. er een belangrijke ontwikkeling is. Dat is dus inhoudelijk. Maar ook ten tweede, als op een moment het prudent en tactvol is om geen me dedelingen te doen, ook al zouden zij er zijn. Ik denk dat het college er is om voorbereidende werkzaamheden te verrichten waarbij zij zich niet door u geroepen hoeven te voelen om tussentijds van alles mede te gaan delen. Er zullen afwegingen moeten plaatsvinden om iets wel of niet mee te delen. In het algemeen zal gezegd kunnen worden, is het zo dat het algemene aspect van de voortgang aan u verteld wordt. Die afweging zal het college ook diens'1 te maken om niet juist het overleg of de onderhandelingen te verstoren door vroegtijdige mededelingen die, zo is de ervaring, niet altijd in de boezems van iedereen blijven. Dan een aantal opmerkingen van een aantal sprekers. In het algemeen, ik heb het u gezegd, denk ik niet dat er van wantrouwen sprake is. Waar er vertraging of weinig activiteit zou zijn denk ik dat wij sinds enkele maanden met voortvarendheid de zaken aanpakken en dat ook zeker gesproken dient te worden van vertrouwen in de voortgang. Ik denk dat over de eigendomsverhouding en over het verwerven van panden collega Dekkers zo wel het een en ander kan zeggen. Ik laat het op dat punt graag aan hem over. Mijnheer Nijpels, u vraagt tussendoor of het hospitaal wordt doorgeschoven naar POMA. Die vraag wil ik ook graag doorgeven aan wethouder Dekkers. Ik denk dat dat ook een onderwerp is wat je in een zekere vertrouwde sfeer en begrip voor elkaar als eerste tussen de partijen moet bespreken. De heer NIJPELS: Die vertrouwenssfeer, dat kan dan wel wezen maar als het college niet paraat genoeg is om zaken af te werken en dit door te geven aan de raad, dan voel ik mij nog als raadslid verplicht te weten wat u in de toekomst financieel gaat regelen. Als er financieel domme dingen worden gedaan, dan is de raad ervoor verantwoordelijk geweest en die wordt er buiten gehouden. De heer RONNES, wethouder: Dat besluit komt wel bij de raad te liggen aan wie het uiteindelijk verkocht wordt. In onderhandelingen kunnen wel eens andere zaken spelen die nog niet bij de raad behoeven te komen op een moment in de transactie. Maar misschien weet collega Dekkers daarover meer te zeggen. De heer Van Es spreekt over, ik hoef het niet allemaal te herhalen, gebrek in de voortgang. Ik denk dat ik daar eigenlijk wel voldoende over gezegd heb. Ik wil dit toch graag ontkennen. Ook dat de gemeente en POMA wel wat voortvarender aan de slag kunnen gaan en ook de pandenkwestie, de kwestie van de grote panden, daar hoort u nog meer van. - 25 - Mijnheer Aertssen, ook u roert aan dat het te lang stil is geweest. Over de stedebouwkundige randvoorwaarden heb ik al gezegd dat, zoals het er nu uitziet, die in juni aan de commissie ruimtelijke ordening kunnen worden voorgelegd. Dat er herstel van vertrouwen kan komen, daarvan wil ik zeg gen dat ik hoop dat het kan en ook dat de commissie wat regelmatiger wordt ingeschakeld, want dat betekent wel eens dat er toch teveel naar buiten komt, hetgeen de onderhandelingen kan verstoren. Daar moeten we natuurlijk buitengewoon tactvol mee omgaan. Ja mijnheer van der Kallen, ik heb genoeg gezegd over "thans" waarover u opmerkingen had. Ik heb geen twijfel dat u niet goed bij uw hoofd bent en ik vraag u enige clementie en ook maar te begrijpen dat het college ook wel goed bij haar hoofd is. Deheer Bolsius heeft, zegt hij, drie keer gevraagd naar de voortgang. Dat is juist. IJ heeft denk ik van mij uitsluitend antwoord gehad over wat er de komende commissievergadering aan de orde kan komen. Ik maak daar ook nog tegenover u de kanttekening bij om zomaar alle in formatie ook in de commissie naar buiten te brengen, ik bedoel met naar buiten ook buiten het college naar de gemeenteraad, De heer NIJPELS: De raad wordt betutteld door het college. Wij moeten op de hoogte blijven van de zaak. Deheer RONNES, wethouder: Het kan toch niet.anders zijn dan dat het college vanuit een zekere prudentie afweegt wat zij in een bepaalde fase van voor bereiding van projecten prijsgeeft aan derden. Dat is een afweging van het college en van niemand anders. De heer WESTERHOF: De raad is ten eerste geen derde en er bestaat ook nog zoiets als besloten commissies. De heer RONNES, wethouder: Accoord. Die variaties mag u aanbrengen. Het zij gezegd dat die zaken natuurlijk meegenomen kunnen worden. De heer DEKKERS, wethouder: Ik denk dat ten aanzien van deze rapportage waar vanavond weer het een en ander over gezegd is het volgende valt op te merken. Ik denk dat weliswaar de raad het gevoel zal kunnen hebben dat er niets is gebeurd. Ik denk dat ik ook begrip vraag van de raad voorzover ik dat het laatste jaar heel nadrukkelijk heo kunnen volgen, dat er toch sprake is van het met elkaar aftasten van mogelijkheden en on mogelijkheden bij de ook door de raad voorgestane ontwikkeling van de binnenstad Bergen op Zoom. In die situatie is het niet altijd mogelijk om alle details daarvan in commissie of anderszins te bespreken omdat het een vertrouwelijk karakter draagt en van het college verwacht mag worden da: zij in staat is te bepalen, samen met de partners, wanneer het mogelijk is daaromtrent te rapporteren. Daar waar dat mogelijk was hebben°wij dat, naar mijn stellige overtuiging, gedaan. Ik heb van collega Ronnes begrepen dat dat bij planologische ontwikkelingen wellicht wat eerder tot de mogelijkheden behoort dan als gesprekken worden gevoerd over invullingen met bepaalde bedrijfstakken of anderszins. Dan kan het zo zijn dat we geen zichtbare activiteiten bemerken van POMA en wel zicht bare activiteiten van anderen, maar wij hebben geen inzage hoeveel tijd in discussie met partners die anderen hebben besteed, omdat wij daarbij geen deelnemer zijn. Wie zegt dat die anderen ook niet jaren zijn bezig geweest om die ene vestiging in Bergen op Zoom te krijgen en de andere misschien te verplaatsen. Dat regel je niet even door daar met zijn allen aan de tekentafel te gaan staan, maar door het college het vertrouwen te geven waarbij, waar mogelijk, het college de raad daarbij zal betrekken.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1990 | | pagina 133