-2-
belangrijkste is van 1987. De financiële doorwerking zien we in de
voorliggende begroting van 1988.
Niet alleen omdat we over meer financieringsmiddelen beschikken, aan te
wenden voor de financiering van vervangings- en nieuwe investeringen en voor
vervroegde aflossing van bepaalde leningen; die transaktie is ook belangrijk
voor ons omdat zij de mogelijkheid biedt op bescheiden wijze nieuw beleid te
voeren. Tegen deze achtergrond verwachten wij in 1988 van uw college nog een
aantal voorstellen, die vooral voor onze medeburgers in de groep van de
minima aantrekkelijke gevolgen hebben. Ook wijkcentra in Oost en Noordgeest
hebben wij als punten uit het college-programma al verschillende keren onder
de aandacht gebracht.
In 1987 is er nog een ander in het oog springend feit geschied nl. de onder
tekening van het akkoord tussen Amerika en de Sovjet-Unie. Dat is van
internationaal belang maar ook voor het lokale beleid niet zonder betekenis;
het huisvesten van Amerikanen in onze stad is van de baan en daarmee kan het
Juvenaat-terrein voor andere doelgroepen een bestemming krijgen.
Het zou een belangrijk keerpunt zijn in het gemeentelijk beleid als we met
name voor de groep minima uitdrukkelijk wat meer gaan doen. Het zou getuigen
van beleid van een stadsbestuur dat de onderkant van de samenleving niet
vergeet maar er in tegendeel juist extra aandacht aan schenkt.
Het zal u, voorzitter en de andere aanwezigen niet vreemd in de oren klinken
als ik zeg dat mijn partij solidariteit met de zwaksten in de samenleving
als uitgangspunt van beleid neemt; dat mijn partij werkt aan fundamentele
vernieuwing van de samenleving, aan veranderingen in die samenleving die
meer ruimte maken voor kansen voor iedereen en de vanzelfsprekend daarbij
behorende verantwoordelijkheid, maar met de overheid in een voorwaarden
scheppende rol. Dit uitgangspunt vormt ook de basis van waaruit de vertegen
woordigers van onze partij in het college hun werk doen. Inspelen op de zich
wijzigende omstandigheden in de samenleving en de middelen die ter
beschikking staan, doelgericht en doelmatig aanwenden.
Dat inspelen op de veranderingen in de samenleving hebben zij gedaan en dat
heeft het hele college gedaan.
Zowel in beleidsmatige als in uitvoerende zin heeft dit college de nodige
voorwaarden geschapen om te zorgen dat onze stad bij de tijd is. Dat geldt
voor de herbezinning op de binnenstad maar ook voor de Binnenschelde, de
buurtaanpak en de milieuproblematiek, de gemeentehuishouding en de werkgele
genheid, de cultuur en de emancipatie.
We herinneren ons ook de discussie over het milieu-aspekt naar aanleiding
van de GE-grondtransaktie. We willen nu graag weten van het college hoe het
staat met de milieu-beleidsvisie. Daarnaast voorzitter hangt er een grote
mistige wolk rond het emancipatiebeleid. Hoe ziet dat er uit en wanneer
kunnen we een uitgewerkt programma verwachten van het college?
Er wordt hard gewerkt door zeer velen binnen het gemeentelijk apparaat. Die
inzet waarderen wij en naar wij hopen zal de afronding van de reorganisatie
voor velen een inspirerend moment van vernieuwing zijn.
Ik kom nu tot enkele andere punten.
Zoéven sprak ik over de mogelijkheid om op bescheiden wijze nieuw beleid te
voeren, daarover het volgende. Maanden geleden hebben wij voorstellen aange
kondigd m.b.t. de minima. Die voorstellen breng ik nu. Daarnaast wil ik het
hebben over sport en rekreatie en tenslotte over voorlichting.
Gezien de resterende 10 minuten van mijn spreektijd beperk ik mij tot de
hoofdlijnen van de genoemde onderwerpen.
De minima.
De ellende waarin huishoudens met louter het minimum inkomen terecht zijn
gekomen of dreigen te komen, is soms zeer groot.
Sinds het verschijnen van het rapport "Minima zonder marge" zijn de
situaties bekend waarin in de bestaansbehoeften amper voorzien kan worden.
-3-
laat staan dat de leden van die huishoudens toekomen aan de bevrediging van
andere noodzakelijke en begrijpelijke materiële behoeften. Het is tegen die
achtergrond, dat onze fraktie aan deze raad voorstelt om te onderzoeken, op
welke wijze zij degenen die aan de onderkant van de samenleving verkeren, na
individuele toetsing, financieel tegemoet kan komen.
Uitgaande van de autonomie in deze van het gemeentebestuur om de keuze te
kunnen maken eigen middelen daarvoor aan te wenden en verder konstaterende
dat een teken van solidariteit met bedoelde mensen gewenst, zo niet vereist
is -iets dat D'66 en de BSD hebben laten blijken ook te willen- doe ik een
beroep op deze raad de bedoelde mogelijkheden te gebruiken.
Wij moeten als raad onze verantwoordelijkheid kennen en nemen, teneinde de
grote nood onder de minima te verminderen. Daarmee kunnen we enigermate
korrigerend optreden met betrekking tot die overheid, die in onze ogen
tekort schiet.
De volgende maatregelen stellen wij voor;
1. De heffing van lesgeld voor de Gemeentelijke Muziek- en Balletschool zou
naar draagkracht kunnen geschieden. Dat dit mogelijk is blijkt uit het
arrest van 15 juni 1986 van de Hoge Raad inzake de verordening lesgelden
voor Kunstzinnige Vorming van de gemeente Lelystad, mits de verordening
is gebaseerd op artikel 167 van de gemeentewet en niet het karakter heeft
van een belastingverordening (Art.269).
Art. 167 zegt dat aan de raad het bestuur van de gemeente toekomt.
Naar onze mening kan in Bergen op Zoom op grond hiervan het bedoelde
lesgeld inkomensafhankelijk gemaakt worden.
2. Kortingsregeling voor rekreatieve en culturele voorzieningen. Velen onder
de minima kunnen niet of nauwelijks deelnemen aan bepaalde evenementen op
het gebied van sport en cultuur of voorzieningen op dat terrein zijn voor
hen onbereikbaar. Teneinde daarin verandering aan te brengen stellen
wij voor een kortingsregeling te ontwerpen voor die mensen die geen of
bijna geen gebruik kunnen maken van met name het zwembad en de schouwburg
(het nieuwe kerktheater)Deze kortingsregeling dient eenvoudig van opzet
te zijn en te getuigen van respect voor de privacy van betrokkenen.
3. Kwijtscheldingsbeleid voor gemeentelijke heffingen en belastingen.
Het recht kwijtschelding te vragen voor gemeentelijke heffingen en
belastingen heeft iedere burger. Behalve wat de onroerendgoed-belasting
betreft, heeft het college van B en V de bevoegdheid deze kwijtschelding
te verlenen, uiteraard naar individuele toetsing.
In de voorlichtingsfolder van Bureau Voorlichting wordt hierover gezegd
dat het college tot nu toe in beginsel een verzoek tot kwijtschelding
afwijst wanneer het om een heffing gaat die kan worden ontgaan of
doorberekend, b.v. hondenbelasting en heffing lesgeld voor de Muziek- en
Balletschool, wij stellen voor een ander, soepeler uitgangspunt te nemen
en deze aanvragen te toetsen als waren het opgelegde/verplichte
heffingen.
4. Indirekte financiële ondersteuning.
Met een aantal maatregelen in de direkte individueel ondersteunende zin
worden bij lange na niet alle problemen opgelost. Dat realiseren wij ons
erdege. Voorzitter wij zijn daarom ook van mening dat de gemeente in het
a gemeen in haar tarieven- en subsidiebeleid zal moeten proberen in te
schatten welk effekt dit heeft voor de mensen aan de onderkant,
ij de subsidiëring van welzijnsinstellingen zou b.v. prioriteit gegeven
unnen worden aan die instellingen, die vooral de groep minima als
iqo7 r°eP hebben* In het alternatief welzijnsplan van onze fraktie, medio
1987, spreken wij over basisvoorzieningen. Bij bezuinigingen zouden deze
instellingen ontzien moeten worden, vanuit bovengenoemde visie.
Wij zijn benieuwd -en we zullen het college daarop beoordelen- of het ook
werkelijk in staat is voor de mensen aan de onderkant echt iets te doen.
e denken valt daarbij aan de oplossing van de hoogbouwproblematiek en