-105-
hetgeen ik meer zal ontvangen, daar zal ik zeker -en daar heb ik niemand
anders voor nodig- best een goed doel voor weten te vinden. Met betrekking
tot de indexering en het relatief kleine bedrag van de heer van der Stoel,
wens ik op te merken, wat voor hem een relatief klein bedrag is, en gelukkig
ben ik ook in die omstandigheid dat ook ik dat een relatief klein bedrag kan
vinden, zijn er toch zat geledingen in onze samenleving waarvoor dit bedrag
zeker geen klein bedrag is.
De heer VAN DER STOEL: Mag ik even een interruptie plegen? Ik heb het gehad
over relatief klein bedrag, en ik bedoelde daarmee het verschil tussen het
bedrag wat wij tot op heden ontvingen en het bedrag wat we misschien in de
toekomst gaan ontvangen. Dat is een relatief klein verschil, ik heb het niet
over het totale bedrag want dat is nu niet aan de orde.
De heer VAN DER KALLEN: Ik heb het ook over het verschil meneer van der
Stoel. Met betrekking tot de indexering wens ik op te merken dat dat
afgelopen jaren de ambtenarensalarissen redelijk aanzienlijk zijn gekort
door allerlei maatregelen van hogerhand en ik zie nog steeds geen aanleiding
om daar een ander beleid ten opzichte van de politiek voor te voeren.
Voorzitter, ik zou toch prijs stellen op hoofdelijke stemming.
De VOORZITTER: Dank u wel, dat lijkt dan onontkoombaar. Ik heb als
voorstemmer gekozen de heer Smits en vraag hem met uitspreken van voor of
tegen, alsmede alle anderen, aan te geven of hij instemt met het voorstel
zoals neergeschreven op de pagina AZ/14 van uw Verzameling 1988.
Voor het voorstel stemmen: De heer Smit, de dames Noorman, Lauwen en
Ambagts, de heer Aertssen, mevrouw Veraart, de heer Ronnes, mevrouw v.d.
Putte, de heren Bolsius, van Es, v.d. Water, van Wijk, Muller en P. Franken,
mevrouw van Dort, de heren A. Franken, Cats, Westerhof, Stuart, Dekker, van
der Velden, Bakx, van Kemenade en van der Stoel.
Tegen het voorstel stemmen: de heren Boogaart en van der Kallen.
Tegen het voorstel hebben zich uitgesproken 2 leden van uw raad daar voor 24
zodat het is aangenomen.
9. Herbezinning Streekgewest Westelijk Noord-Brabant.
(Verzameling 1988, nr. RO/13)
De heer RONNES: Ik wil ook hier niet alles herhalen wat in de commissie door
mij naar voren is gebracht. Toch wil ik nog even naar voren halen het
kernpunt van een zeker voorstel van mijn zijde. Waar de Gewestraad van het
Streekgewest op politieke grondslag gekozen wordt en we zeggen hun afvaardi
ging is, een vertegenwoordiging is o.a. van deze raad, vind ik ook en mijn
fraktie met mij dat er een zekere verantwoording, een verantwoordingsplicht
is naar dezelfde raad die mensen heeft afgevaardigd namens haar.
Wat ik dus eigenlijk zou willen is, behalve misschien een discussie over
doel, fuktie enz. en het Streekgewest als zodanig, dat dit onderdeel wat
gaat over de voorbereiding van de agenda van de Gewestraad -en ook van de
betreffende commissies van het Gewest- dat die voorbereiding zodanig wordt
gestruktureerd dat ook van deze gemeente in de bekende commissies de agenda
kan worden voorgesproken maar ook in deze raad in ieder geval de agenda kan
worden geagendeerd. Wat er dan besproken wordt is een ander punt.
Dat betekent dat er een zekere afstemming van de vergaderingen dient plaats
te vinden. Zeker van de agenda's op de vele vergaderingen.
Volgens ons is het dan mogelijk om en in de voorbereidende fase misschien
de funktionele commissies te kennen in bepaalde agendapunten en onderwerpen,
-106-
maar zeker in deze raad. Ik denk dat er dan een misuiting die uitgebracht
wordt -meer rechtskracht mag ik niet zeggen dat is vanmiddag niet zo- maar
in ieder geval een onderbouwing heeft vanuit deze gemeenteraad en dat de
terugkoppeling achteraf, de verantwoording ook op een misschien wat betere
manier kan plaatsvinden.
Ik geef toe, u hebt in de commissie AJZ ook gezegd dat u de indruk had dat
het eigenlijk wel ging. Ik kan het zo omschrijven, het gaat wel, maar ik
vind dat het dan niet goed gaat, laat ik dat dan zeggen.
Ik vind dus dat die procedure van afstemming van vergaderingen waarin
agenda's aan de orde kunnen komen, er eigelijk moet komen. Zodat de
vertegenwoordiging ook op grond van de politieke afvaardiging haar
verantwoording kan doen gelden. Daar wil ik het in eerste termijn bij laten.
De heer CATS: Voorzitter, mijn betoog betekent een ondersteuning van het
betoog van de eerste spreker. Onze fraktie stemt volledig in met de notitie
van het college zoals die thans voor ons ligt. Om maar niet te zeggen dat
bij ons een diep gevoel van vergaande herkenning aanwezig is t.a.v. de
mening zoals het stuk uitdraagt. Hoewel de nota van het college op een ons
inziens uitgebalanceerde wijze de in de notitie van de gemeente Wouw
gesuggereerde verbeteringen voor het funktioneren relativeert, neemt dit
niet weg dat het in de Wouwse notitie te bespeuren gevoel van onbehagen
t.a.v. dat funktioneren toch, weliswaar in wisselende gradaties, bij een
deel van de West-Brabantse gemeentebestuurders leeft.
We menen dat hiervoor met de nodige voorzichtigheid tenminste de volgende 2
oorzaken kunnen worden aangewezen. Uiteenlopende faktoren zoals tijd en
belangstelling maken het voor veel gemeentebestuurders moeilijk om naast de
dagelijkse arbeid en het college c.q. raadswerk, zich ook nog eens
uitgebreid te verdiepen in het beleid en zijn achtergronden van het Streek
gewest. De relatieve onbekendheid met Streekgewestelijke aangelegenheden
maken een welbewuste beleidsmaker huiverig om a.h.w. blind in te stemmen met
een beleid en de daaraan verbonden consequenties. Dit geldt temeer nu door
veel gemeentebestuurders de Streekgewestelijke aangelegenheden als iets
extra's naast het raadswerk wordt gezien, i.p.v. een inherent onderdeel
daarvan. Anderen nemen een eenmaal plaatsgevonden taakafstoting naar het
Streekgewest te letterlijk door daarvoor geen aandacht meer op te brengen
omdat het toch een Streekgewestelijke taak is geworden.
Als tweede oorzaak zou voorzichtig kunnen gelden, de welhaast bij ieder mens
aanwezige terughoudendheid bij het nemen van maatregelen zoals taakoverheve-
üngdie voor hem of haar een zekere machtsreduktie impliceren. We
vertellen toch niets nieuws wanneer we zeggen dat men zich in het algemeen
toch wel zeer goed bedenkt, alvorens de bevoegdheid om besluiten te nemen
aan anderen over te dragen, anderen die men soms niet kent.
Waarom zou dit gevoel, typisch een der menselijke eigenschappen, niet mee
spelen wanneer taaktoevoeging aan het Streekgewest aan de orde is.
De behoedzaamheid die aan de dag wordt gelegd wanneer taakoverdracht aan het
Streekgewest aan de orde is, achten wij onder alle omstandigheden juist. Ook
de toetssteen die velen bij taakoverdracht hanteren t.w. dat taken in
Streekgewestelijk verband beter en/of goedkoper moeten kunnen worden
uitgevoerd wil taakoverdracht gerechtvaardigd zijn, vinden wij loepzuiver.
Onze fraktie hanteert hem zelf. Omdat behoedzaamheid geen synoniem mag
worden voor koudwatervrees, ondersteunt onze fraktie ter tegemoetkoming aan
de aan de 2 bovengeschetste oorzaken verbonden bezwaren, de aanhoudende
positief bedoelde druk op het dagelijks bestuur van het Streekgewest; te
blijven zoeken naar een oplossing die het mogelijk maakt dat de stukken voor
de Gewestraad op plaatselijk niveau binnen het normale patroon van
commissariaal en in de raad de behandeling daarvan, kunnen worden behandeld
alvorens de Gewestraad zijn besluiten neemt. Wij realiseren ons dat dit een
forse vertraging in de omloopsnelheid van de Streekgewestelijke aangelegen-