-90- Met dat onderdeel, dus het verschijnen in de commissie welzijns- en emancipatiezaken, heeft het college bij nader inzien heb ik begrepen geen problemen. Maar als de raad tegelijkertijd zou uitspreken dat, waar maar enigszins in een raadsvoorstel een emancipatorisch kantje aan te ondekken zou zijn dat al die voorstellen naar de commissie welzijns- en emancipatie zaken zouden moeten, dan denk ik dat daar dezerzijds overwegende bezwaren tegen bestaan omdat alle commissies in de gelegenheid zijn op dat facet in de geëigende commissie daaraan de nodige aandacht te besteden. Dat de gemeenteraad de emancipatienota wil uitvoeren, staat met zoveel woorden in de beleidsuitgangspunten. Daaraan proberen we naar mijn stellige overtuiging gezamenlijk zo goed mogelijk gestalte te geven. Derhalve zou ik graag duidelijkheid willen hebben t.a.v. het eerste gedeelte van de motie want ik denk zo vastgesteld, dat het college daar toch de nodige problemen mee heeft. De VOORZITTER: Dan lijkt het onvermijdelijk om een derde termijn voor de motie van de PvdA over het emancipatiebeleid -mag het heel kort zijn- in te voeren. Ik denk dat de vraag van de wethouder is, dat in die commissie uiteraard over hoofdlijnen gesproken moet worden. Onvermijdelijkerwijs zul je dan ook wel eens over een detail met elkaar van gedachten wisselen, maar dat het beginsel van bezoekende anderen zich zal moeten beperken tot de hoofdlijnen van het beleid. Ik kan mij voorstellen dat je overigens in die andere funktionele commissie dan ook nog wel eens over details met elkaar zou kunnen spreken. Dat het er verder qua stukkengang, qua procedurele gang van zaken ook niet zo zou moeten zijn dat al deze zaken waar maar enigszins een emancipatore kant aan te ontdekken zou zijn, ook nog via die commissie zou moeten lopen. Het lijkt mij dan ook leidend tot een onevenwichtige werkverdeling over de onderscheiden commissies. Ik denk als we hem nu zo mogen uitleggen en vaststellen dat dat uw bedoeling is? Mevrouw AMBAGTS: Ja dat is zo voorzitter. Eventueel zou de eerste zin na "spreekt als haar mening uit" gewijzigd kunnen worden in:"onderwerpen het emancipatiebeleid betreffende kunnen ook aan de orde komen in de commissie welzijnszaken". Het is natuurlijk niet de bedoeling om ieder kleinigheidje uitputtend te bespreken in die commissie maar om emancipatiezaken te coördi neren, dus in hoofdlijnen te beschouwen. De VOORZITTER: Mag ik nu voorstellen, dat daar komt te staan: dat alle onderwerpen het emancipatiebeleid betreffende voor hoofdzaken ook aan de orde kunnen komen in de commissie welzijnszaken, cum annexis? Om nog eens vast te stellen dat de detailuitwerking in die funktionele commissie dient plaats te vinden. Dan kan ik mij voorstellen dat wethouder zich er thans in kan vinden. De heer WESTERHOF: Ik zou het dan wel prettig vinden als de raad zijn mening uitsprak. Zover zijn we nog niet geëmancipeerd. De VOORZITTER: Maar dat heeft eerder iets met taalgebruik dan met emancipatie te maken. De heer DEKKERS, wethouder: Voorzitter, ik vrees toch een beetje dat dit tot twistpunten kan leiden, welk voorstel nu niet en welk voorstel er wel in die commissie zou moeten zijn. De heer VAN DER STOEL: Mag ik de wethouder even onderbreken. Ik raadpleeg hier net de andere mensen ook. Er is niemand bij ons die bedoeld heeft dat collegestukken, waarvan je normaal zou zeggen die naar PZ en die naar -91- financiën, dat die allemaal naar welzijnszaken moeten komen. De onderwerpen moeten aan de orde kunnen komen. Dat is dus niet een aktief beleid in die zin dat je niet de voorstellen naar een andere commissie stuurt, maar dat je in de commissie welzijnszaken kunt vragen:"voorzitter, vraag eens aan uw collega hoe zit dat nu op dat terrein, wilt u dat eens nagaan en aan ons rapporteren", dat is de inhoud van het coördinerende. De VOORZITTER: Dat is dan bij deze vastgesteld en voor zo ver het dan al tot problemen aanleiding zou kunnen geven is het met deze toelichting daarop -want die hoort daar natuurlijk ook toe- volstrekt onmogelijk om daar vergissingen in te maken. De heer DEKKERS, wethouder: Met de royale toelichting van de heer van der Stoel denk ik dat alle misverstanden weggenomen kunnen zijn. De VOORZITTER: Dan ziet u maar weer eens hoe coördinerend je ook aan moties moet werken. Dames en heren wij hebben hiermee de twee termijnen bij de behandeling van deze begroting afgesloten en komen wij toe aan de stemmingen. Wij beginnen met de moties. Overgenomen is, de motie die is ingediend door de heren van der Kallen, van der Stoel en Bolsius zodat die terzijde kan worden gelegd. De motie ingediend door de fraktie van de PvdA inclusief de toelichting die daarop gegeven is van de zijde van de indieners en van de heer van der Stoel kan door het college overgenomen worden. Zijn er andere leden van de raad die daar stemming over willen? Als dat dan niet het geval is, kan deze motie ook terzijde worden gelegd. De motie van de fraktie van de VVD over de positie van het onderwijs. Het lijkt mij dat de opvattingen van het college u daar om duidelijk zijn geworden en dat wij wellicht tot stemming over deze motie zullen moeten overgaan. De heer VAN DER STOEL: Voorzitter, mag ik nog even een informatie omdat het bij onze fraktie twijfel oproept. Zegt u nou als college de motie gelezen hebbende: "die neutrale signatuur die past hier niet in omdat wij daar niet over hebben te oordelen en dan is het voor ons een motie waarmee we kunnen leven" of zegt u een soort n.n. redenering "en cijfers hebben we ook niet en we willen het eigenlijk ook niet" want dan hoeven we niks te veranderen? De VOORZITTER: We praten uiteraard over het beginsel. Over het beginsel hebben wij op 7 oktober vorig jaar geschreven, ik citeer: Wij zullen in het beginsel in het voorstel tot vaststelling van het plan van nieuwe basisscho len 1989/1990 t/m 1991/1992 een openbare basisschool in het Markiezaatsge- bied opnemen. Dat is de uitspraak van het college, gelet op de hele planningsprocedure, want u bent niet alleen plannend orgaan voor het openbaar onderwijs, maar u moet ook een oordeel uitspreken over de andere aanvragen die binnen kunnen komen. Een stellingname waarmee u naar mijn stellige overtuiging op dit moment maximaal in het bestuurlijk behoorlijke terecht kunt komen. U zegt in uw motie, de signatuur van die school moet of openbaar of bijzonder neutraal zijn. U doet daarmee niet een keuze en u spreekt de mening uit over iets waar dat bevoegd gezag u nog niet om een mening gevraagd heeft. Dan zeg ik, als ik naar de procedure kijk zoals hij in de wet is vastgelegd -in een motie kunt u van alles en nog wat meedelen- als ik dan het zorgvuldigheidscriterium -dat is toch mede als een beginsel van een behoorlijk bestuur- te berde breng, zou ik zeggen t.a.v. de openbare basisschool hebben wij een beginselopvatting uitgesproken. Voor de rest is ons op dit moment niets gevraagd. Wij zijn al geen bevoegd

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1988 | | pagina 53