-40- werking in dat verband juist m.b.t. het innen van de OGB nu niet direkt een heel erg commercieel aantrekkelijke zaak geweest. Over de bijsluiter waar mevrouw v.d. Putte de suggestie voor doet, zou ik het volgende willen zeggen. Die suggestie zou ik gaarne bespreken met de rijksbelasting omdat ook dat soort zaken niet ter beoordeling van de gemeente is maar dat moet de rijksbelastingdienst besluiten. We kunnen er wel met elkaar over spreken. Ook anderszins is het natuurlijk mogelijk om aan voorlichting te doen. Het verhaal van betalingsregelingen is iets wat heel nadrukkelijk met de inspektie van rijksbelastingen zal moeten worden opgenomen. Die bereidheid om daarover te spreken bestaat uiteraard gaarne. Ik mag u er op wijzen dat er een discussie gaande is in het land om de inning van de OGB bij de rijks belastingdienst weg te halen en die helemaal naar de gemeente te brengen. Daar zijn de meningen zeer over verdeeld naar u zult begrijpen. Ik denk toch als je dit soort discussies voert, dat het heel goed te overwegen zou zijn om daar positief tegenover te staan want dan krijg je ook een heleboel beleidsinstrumenten in eigen hand. Het verhaal van betalingsregelingen of meeliften, per maand betalen enz., zijn dan allemaal zaken die aan de orde zouden kunnen komen. Met betrekking tot de OGB heeft de BSD in zijn stuk nog iets gesuggereerd in de zin van dat er een plafond aan de inkomsten zou kunnen zijn. Als dat plafond wordt overschreden -zeg maar dat plafond de raming is van enerzijds woningen anderzijds bedrijven- bij de een, dat het dan bij de ander wat zou kunnen zakken, a.h.w. een communicerend vat. Ik denk dat het zo niet zal werken. De enige conclusie die men zou moeten kunnen verbinden aan het feit dat er meer opbrengsten zouden zijn dan geraamd, zou dan zijn dat je 'n volgend jaar of over een reeks van jaren niet zou moeten overwegen om het tarief te verhogen. Daar bestaan overigens sowieso bij ons argumenten voor omdat er op het stuk van de inkomsten een behoorlijke inspanning gepleegd is. Als we kijken naar de woonlasten in Bergen op Zoom, de vaste lasten, dan lopen we bepaald niet achter. Daar zijn echt behoorlijke inspanningen gedaan. Weliswaar is het rioolafvoerrecht laag maar de OGB is weer niet laag. De afvalstofverheffing is niet laag vergeleken met anderen. We voldoen naar mijn gevoel aan de normen van artikel 12 als die zouden worden opgelegd. Voorzichtigheid voor wat betreft de belastingtarieven is zeker geboden. Dat is een boodschap die de afgelopen jaren door het college ook al gebracht is. De heer van Wijk heeft terecht geconcludeerd dat er hier en daar in de begroting nog wat wijzigingen moeten worden aangebracht of overbodige cijfers moeten worden verwijderd. Ik heb voor hem een lijstje van de errata die erin zitten, waar de verklaring overigens simpel voor is. De begroting is in primitieve vorm aangeboden aan de drukker en daarna hebben wij gemeld in de commissie financiën dat we hem toch zo niet zouden willen publiceren en dat er eerst maar actualisering en sanering zou moeten plaatsvinden. De drukker is zo vriendelijk geweest om het bedrag wat gesaneerd en geactualiseerd is moeten worden ook ergens te laten staan n.l. op blz. 51 van de beleidseditie. Daar ziet u dat het gaat om een bedrag van 4.528.737,- wat is geactuali seerd respectievelijk gesaneerd moeten worden om tot een sluitende begroting te komen. Van dat beeld nog even terug naar het begin van mijn betoog voorzitter, over het bezig zijn in de marge. Vanaf 1983 hebben we steeds aanzienlijke bedragen in die primitieve begroting moeten actualiseren en saneren. In '83 3,3 miljoen in '84 5,2 miljoen in '85 2,4 miljoen in '86 3,9 miljoen in '87 3,1 miljoen en in '88 4,5 miljoen. Dat geeft u al aan dat ook wat betreft de wording van een -41- primitieve begroting er na de reorganisatie nog werk aan de winkel is. Nog een opmerking met betrekking tot economische zaken. De vraag van de heer Cats over de 3 ha grond aan de MelanendreefSommige dingen kunnen nu eenmaal niet sneller dan ze gaan. Er zit bijzondere doeleindenbestemming op dat perceel. Heel lang heeft het er naar uitgezien dat we rekening moesten houden met de mogelijkheid dat die bestemming zou worden ingevuld. Toen werd er al lang gesproken over een mogelijkheid om er een andere bestemming aan te geven. In dat verband heeft de dienst Gemeentewerken ook geïnventariseerd wat daar voor nodig zou zijn; m.n. naar geluidshinder gekeken omdat het een heel gevoelige plek is die van de omgeving nogal veel hinder ondervindt; doorgaande wegen aan twee kanten; en nabijheid van een industrieterreintje aan de andere kant. Wat daar voor nodig is, is in kaart gebracht. In november is het zover geweest dat we aan de commissie EZ hebben willen vragen of het de moeite waard zou zijn, te overwegen om dat stuk grond in één keer van de hand te kunnen doen. De commissie EZ heeft gezegd, onderzoek dat maar. Op 15 november heeft daarom trent een gesprek plaatsgevonden met het consortium, waar in de publikatie die we in de voorlichtingskrant gedaan hebben over gesproken werd. Daar is afgesproken dat er om een stedebouwkundig plan te maken, om infrastruktuur uit te rekenen en om derhalve onderhandelingen te kunnen voeren over de prijs, een periode nodig zou zijn tot accoord tot ongeveer half februari. Voor de eerste week van februari staan de volgende afspraken in de agenda. Als er een acceptabel plan uitkomt, moet er bestemmingsplanwijziging plaats vinden met alles wat er op en aan hoort. Ik heb de indruk gekregen dat contact met de PPC daaromtrent enige tijd zal vergen. Dat neemt niet weg dat het mogelijk zou moeten zijn om zoals u vraagt in de eerste helft van dit jaar daar zicht op te krijgen. Tot zover voorzitter. De heer BAKX, wethouder: Allereerst het volkshuisvestingsgebeuren. Verschillende frakties hebben daar toch de nodige kanttekeningen bij gemaakt maar uiteindelijk geconcludeerd dat we met een nieuw ontwerpplan beter uit de voeten zouden kunnen. Het is ook zo door het college vastgesteld. Ook in de uitwerking naar het werkveld -om het zo maar te zeggen- is duidelijk aangekondigd dat dit een discussienota was. Behalve prioriteiten, zat er ook een beleidsgedachte van het college achter. Als je elkaar dan niet kunt vinden; je vindt er geen draagkracht voor, dan is het toch ook juist dat je dan constateert dat je hem intrekt en probeert er wel die draagkracht voor te vinden. Dat doe ik ook en dit in tegenstelling tot wat de VVD suggereert. Die zegt: in feite wordt er al jarenlang over die centrale toewijzing gesproken,dat is ook zo. N.b. in augustus 1983 was het de CDA-fraktie bij monde van de heer Franken die een raadsbesluit liet toevoegen om te komen tot centrale toewijzing. Vanuit die gedachte zijn wij verder gegaan, maar op dit moment niet haalbaar meer is. Dan moet je ook verstandig zijn, dat intrekken en proberen om met de suggesties zoals aangeleverd door de corporaties daar wel zien uit te komen. Dat zie ik met vertrouwen tegemoet. Ik heb uit de contacten begrepen dat men daar alle ruimte en alle wil voor opbrengt. Door het college is dat eerder bevestigd. Ik bevestig dat nogmaals gaarne. Zoals wij eerder hadden aangekondigd zullen wij u dit jaar een ander plan, waarbij ook de andere uitgangspunten zoals neergelegd bij de decentralisatie, kenbaar willen maken. Dat we dan ook dit jaar kunnen vaststellen. Door de meeste frakties zijn opmerkingen gemaakt over het minimabeleid. Wij hebben in het college het standpunt als volgt geformuleerd. Wij hebben gemeend de gedachtes zoals die links en rechts leven, te willen overnemen. Dit doen wij aan de hand van een model van de gemeente Oosterhout.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1988 | | pagina 27