-66- de wijze van bewoning van de Heiningenflats. Op zich valt de wijze van bewoning wel mee. Op de galerijen zelf gaat het nog. De bergingen en halpartijen die leiden soms tot verpaupering, verloedering. Daar zit in feite de problematiek. De bewoning als zodanig valt reuze mee. Het rapport heeft geschetst dat bouwtechnisch gezien en in de woning zelf niet zoveel aan de hand is. Daar ligt het probleem niet, het ligt meer in de openbare ruimten en direkte omgeving. U stelt met betrekking tot de huismeesters, dat die inderdaad een duizend poot moeten zijn. Ik denk dat dat gedeeltelijk zo is. We hebben toen wij een achttal jaar geleden zijn gestopt met huismeesters, duidelijk de conclusie getrokken dat het op dat moment onverantwoord was om met huismeesters door te gaan omdat de huismeesters zoveel taken op zich hadden gekregen o.a. aanspreekpunt voor de bewoners, kleine klachten oplossen, onderhoudswerk zaamheden in de zin van schoonmaken enz.. Wij hebben in januari het contract met het schoonmaakbedrijf opgezegd. Wij hebben dat in een andere richting proberen om te buigen. Wat dat betreft zal zo'n huismeester zich moeten beperken tot aanspreekpunt, eigenlijk dienen als spreekpaal voor de bewoners. Wanneer er problemen zijn kan dat direkt aan de daarvoor aangewe zen persoon gerapporteerd worden. De huismeesters hoeven dan niet meer zoveel tijd kwijt te zijn aan karweitjes. Dan komt u op de stelling dat u zegt, tijdens hoorzittingen en informatie avonden nam de wethouder een ander standpunt in. Ik moet u er toch op wijzen dat dat niet waar is meneer Smits. Wij hebben -en dat heb ik ook op de hoorzittingen duidelijk gezegd- de keuze op dit moment dat we zeggen, we willen nog een half jaar tot 3/4 jaar uitstel van heel deze problematiek omdat het college nog niet overtuigd is aan de hand van de interim rapportage van het Bouwcentrum, die zich ook uitlaat over de nodige twijfels wat betreft hoogbouw in de toekomst. Daar heeft men ook geen expliciete uitspraak over gedaan. Ik heb zelf in de hoorzittingen ook verkondigd dat, als daar geen duidelijk licht op komt, in de meest extreme vorm dat kan leiden tot sloop. Als men dan blijft aan dringen en mij vraagt naar mijn persoonlijk standpunt, heb ik dat daar duidelijk gezegd. Maar dat is dan op dat moment geen collegestandpunt maar mijn persoonlijk standpunt. U zegt, u bent doorgegaan op argumenten van slopen. Wat de projectgroepen betreft, die hebben eigenlijk geen argumenten aangebracht om de sloopvariant nader te bezien. Wij hebben daar van gezegd dat wij dan verder willen onderbouwen. Het kan niet zo zijn dat je op voorhand die positie inneemt zonder dat je de toekomstperspectieven meeneemt. U weet dat deze flats wat dat betreft toch een perspectief geven in die zin dat de bouwtechnische staat -zoals ook is beschreven door het Bouwcentrum- vrij redelijk te noemen is. De concurren tiepositie ten opzichte van de huren kun je ook vrij gunstig inschatten. Maar er zitten ook duidelijk negatieve kanten aan. De ligging van de flats is natuurlijk niet zo best. Men is afkerig van een wijk direkt aan de Randweg. Dus er zijn wel degelijk negatieve aspecten aan. Op de informatie avonden bleek ook dat wisselend gedacht werd over de gelegen situering. Maar besluit je tot handhaving dan dien je inderdaad de investeringen goed af te wegen tegen eventuele leegstand in de toekomst, zodat je niet voor investeringen komt te staan die je niet kunt overzien. Vandaar ook punt II. van het besluit. Ik wil er bij de raadsleden op aandringen dit punt mede in hun overwegingen te beschouwen omdat dat juist voor de korte termijn de positie van de overige flats ook naar boven moet halen en -daar heeft de heer Smits ook op gewezen- de positie van het Woningbedrijf. U weet dat wij in 1985 in een discussie in de raad hebben besloten dat wij de eerstkomende 5 jaar daar verder niet meer over zullen spreken. Daar was ook het uitgangspunt gehanteerd dat in de jaren '90 de positie van het Woningbedrijf op 0 zou kunnen uitkomen. Ik kan u zeggen dat op 1 januari 1987 wij inderdaad al totaal uit de rode cijfers zijn ge klommen. Maar ik kan op dit moment niet aangeven hoe wij er over een aantal -67- jaren voor staan. Vandaar heeft dit onderzoek ook betrekking op de hele positie van het Woningbedrijf. De heer Muller heeft nog eens terecht gezegd, op die uitkomsten en of het inderdaad moet leiden tot privatiseren, continueren of welke vorm dan ook. Daar kan het college op dit moment geen uitspraak over doen. Ook dan dienen we die cijfers tot onze beschikking te hebben. De VVD heeft nog eens duidelijk gepleit voor scheiding van beleid en beheer. Ik denk dat ik kennis moet nemen van hun opvatting, hij is meer dan voldoen de geventileerd. De heer Muller gaat akkoord met punt II. van het besluit. Hij dringt er wel op aan dat dit termijn gehaald wordt. Ik heb u gezegd dat als de raad het voorstel goedkeurt dit onderzoek in 6 maanden tijd afgerond kan zijn. Het college zal dan een voorstel moeten formuleren. Het is inderdaad mogelijk dat wij begin '89 met een voorstel kunnen komen, waarbij wij de verdere zaken aan u voor kunnen leggen. U wijst terug naar het verleden met betrekking tot de positie van het Woningbedrijf. Ik kan u daarvan zeggen, toen wij in '85 de balans hadden opgemaakt waren er ondertussen nogal wat verschuivingen geweest. Ik mag u erop wijzen dat wij toen nog voortgegaan zijn met het converteren van leningen en in de onderhoudssfeer -in de verbe teringscontingenten- ook het nodige veranderd is. Gelukkig voor het Woning bedrijf op dat moment ten voordele. Dus ook op dat gebied hebben wij een aantal veranderingen aangetroffen waarop wij ingespeeld hebben maar die op dit moment tot volkomen andere uitkomsten hebben geleid. De heer MULLER: In de huidige hoogbouw stond ook met nihil aangegeven het onderhoud. Dus zoveel is er veranderd. De heer BAKX, wethouder: Er stonden een paar complexen positief aangegeven maar de problematiek die toen verder op ons af is gekomen daarvan kun je niet zeggen dat die uniek is voor Bergen op Zoom. Het is landelijk een problematiek die -u heeft dat ook in het voorstel aangetroffen- nogal wat beroering heeft gewekt en ook het ei van Columbus is daar niet in gevonden. De een besluit tot slopen, de ander tot aftoppen, weer een ander besluit toch tot investeren maar komt tot de conclusie dat het ook niet heeft geholpen. Dus dat is geen specifiek Bergen op Zooms probleem. U gaat akkoord met de Plejadenlaan en Wierlaan. U bindt het voorstel tot aanstelling van huismeesters aan maximaal 3 jaar in verband met de subsidieregeling zoals wij hebben aangevraagd. Ik denk dat we daar ons op dit moment nog niet over hoeven uit te spreken. We hebben gezegd dat we die huismeesters willen. We hebben het er met de bewoners over gehad dat in 3 jaar tijd ook de hoogte van hun servicekosten aangepast moet worden. Uiteindelijk wordt dat gedeeltelijk doorberekend naar de bewoners en het Woningbedrijf. U pleit wel voor een flexibele inzet. Ik heb daar in zich geen moeite mee want de totale inzet van deze huismeesters moet nog nader ingevuld worden. Hoe en waar we ze inzetten daarover dient nog een nadere invulling plaats te vinden. De heer MULLER: Ik heb gepleit voor het aanstellen van maximaal 3 jaar van de huismeesters. Ik denk dat als u met deze mensen een arbeidscontract aangaat, u dat daar wel in moet vermelden. Dat lijkt me wel verstandig. De heer BAKX, wethouder: Dat natuurlijk zeker. Maar het is niet zo dat wij op dit moment kunnen zeggen dat wij ze ten eeuwige dagen aanstellen. Wij zullen daar best op inspelen zodat wij wat dat betreft de handen vrij kunnen hebben. Mevrouw Dirker spreekt zich duidelijk uit over het spanningsveld tussen het eindadvies van de projectgroep en het raadsvoorstel. Ik denk dat dat eenieder van u heeft kunnen lezen. De ambtelijke projectgroep is duidelijk een stuk verder gegaan, die hebben ook de zaken aangeleverd. Maar

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1988 | | pagina 170