-26- gehad. Men heeft daarover zijn oordeel kunnen geven zonder dat dat mij in de verleiding heeft gebracht om een derde termijn hierover toe te staan. Me dunkt dat dat heel nuttig is. Daarbij vind ik het merkwaardig om ervan uit te gaan dat nadat zo'n voorstel uitgebreid in de commissie veranderd is, het advies van de commissie meegewogen is in het uiteindelijke standpunt van het college, dat dat op deze punten nu nog zou veranderen staande de vergadering. Dat motiveerde mij om u te vragen het amendement bekend te maken. Ik denk dat het adequaat behandeld is in de tweede termijn bij alle andere leden van de commissie. Mevrouw NOORMAN: In de commissie is er inderdaad uitgebreid over gesproken maar ik kan me niet herinneren dat daardoor het voorstel van het college gewijzigd is. Ik vind het dus noodzakelijk om er in de raad alsnog op terug te komen. De VOORZITTER: Dat begrijp ik heel wel. Maar dat wil niet zeggen dat het advies van de commissie niet gewogen is. Dat is wat ik meegedeeld heb. De heer BOLSIUS: Voorzitter een korte interruptie naar aanleiding van hetgeen u gezegd heeft. U had het er over dat het niet zo vreugdevol wordt als al die overtredingen vervolgd worden. Ik denk dat de vreugde van velen momenteel verpest wordt door de vreugde die enkelen zoeken in hun auto kriskras op de Markt neer te zetten. Ik denk dat politieke gezagdragers wel degelijk alleen al om de geloofwaardigheid van hun politieke besluitvorming duidelijk te maken, kunnen vragen om een stuk vervolgingsbeleid. In dit verband het voorbeeld van de heer Korthals Altes -waarmee ik u overigens bepaald niet wil vergelijken- ook een politiek gezagdrager die duidelijk maakt dat 1 kilometer te hard -wat zelfs niet eens te meten is- vervolgd dient te worden. Ik denk dat ook hier sprake is van een stuk naar de bevolking toe duidelijkheid van politieke besluitvorming. Als wij besluiten dat daar niet geparkeerd mag worden dan zullen we ook iets moeten doen in de vervolging van het hele verhaal. Ik denk dat u zich als college van deze stad alleen maar extra geloofwaardig maakt als u dat overleg met de officier van justitie uitvoert. De VOORZITTER: Neem me nu niet kwalijk, ik begrijp niet wat de heer Korthals Altes en zijn mogelijk door het Algemeen Dagblad vermeende snelheidsovertre ding te maken heeft met vervolging. In zoverre heeft het er iets mee te maken dat de minister van justitie in de grondwet de aangewezen figuur is om vervolgingen in te stellen. Overigens niet B en W evenmin de burgemeester, dat doet de officier van justitie. Ik hoef op dat terrein -het staat niet in de Gemeentewet deze keer- uw kennis niet te vervolmaken. Wij hebben slechts een taak op het terrein van de opsporing. Die opsporing wordt ter hand genomen. Ik heb gezegd dat als men telkenmale met exact dezelfde situaties wordt geconfronteerd en dat het opsporen -laten we zeggen het uitdelen van de plakbriefjes onder de voorruiten- volstrekt geen enkel effect heeft op de motivatie om daarmee te blijven doorgaan, in zeer geringe mate funktioneel is. En dat wanneer wij maatregelen kiezen dat wij voor duidelijke maatregelen moeten kiezen en dat wij de handhaving daarvan bij de keuze van de maatregelen mee moeten overwegen. Waaronder -ik ben dat met u eens- mede verstaan mag worden dat gekozen of benoemde gezagdragers een goed voorbeeld geven. Maar met de motivering van degenen die wij er vervolgens op uitsturen moeten wij ook rekening houden. Die is uiteraard gering als je ziet dat je vrijwel met een servilis-arbeid bezig bent. De heer NIJPELS: Mag ik nog een vraag stellen. Kunt u als hoofd van de politie het bevel geven om wielklemmen te zetten? -27- De VOORZITTER: Binnen het kader van de gegevenheden van de wet. Ik kan binnen het kader van de gegevenheden van de wet besluiten dat de wegsleep- regeling moet worden toegepast. Overigens kan iedere met de opsporing van strafbare feiten belaste ambtenaar dat eveneens doen en dat gebeurt ook in voorkomende gevallen, zij het dat wij in zeer uitgebreide zin het middel van de wielklemmen niet hebben en het nog maar helemaal de vraag is of dat nu het middel is wat in Bergen op Zoom moet worden toegepast. Wij zijn tenslotte ook geen Zierikzee. De heer AERTSSEN: Voorzitter mag ik ook nog even. Ik heb in tweede termijn gevraagd of u wellicht bereid bent om de rol van de officier van justitie... De VOORZITTER: Wij hebben enige tijd geleden met de officier in de commissie AZ gesproken over het vervolgingsbeleid in het algemeen en daartoe eenieder uitgenodigd om specifiek te spreken. Voor de vindplaatsen van deze aangele genheden wil ik het artikel uit het Wegenverkeersreglement nog wel eens opzoeken. Dan wordt het wel een heel gering A4tje. De heer VAN DER VELDEN, wethouder: Ik denk dat de heer Westerhof geen aanvullend antwoord behoeft, het is duidelijk. Mevrouw v.d. Putte de opstel ling van de D'66-fraktie is duidelijk. Het is alleen ook zo dat er accentverschillen zijn in de invulling van het plein. Ik denk dat dat te constateren moet zijn waarbij het goed is om op te merken dat er aanmerke lijke verschillen zijn tussen maatregelen in steden van verschillende grootte en omvang. Wij hebben onze situatie ook nadrukkelijk laten leiden bij vergelijking met andere steden en daar het nodige mee gedaan en verwerkt in onze plannen. Ik denk dat het in zijn algemeenheid goed is om op te merken dat wij bij de vorige herinrichting van het plein gesproken hebben -er zijn suggesties van vele zijden gedaan- over het 's avonds parkeren volledig uit te breiden op het plein, overdag niet. Daar zijn aanmerkelijke problemen. Wat wij nu heel consequent doen is dat 1/3 deel van de dag waar de ganse stad afgesloten is, de capaciteit 50 is en dat dat ook 's avonds blijft. Terwijl op dit moment de capaciteit in de avonduren soms meer dan het dubbele bedraagt. Mevrouw Noorman maakt de opmerking van 2 jaar bezig met het Joorenplein. Het is goed om op te merken dat een- en andermaal gesteld is niet eerder te beginnen met een studie aan het Joorenplein alvorens heldersheid was over het vastgestelde ontwikkelingsplan omdat bij het entameren van een studie naar parkeren op het Joorenplein ook andere vitale lokaties een rol hebben gespeeld, de Parade enz.. Pas vorig jaar heeft de raad het licht op groen gezet door vaststelling van het ontwikkelingsplan om de studie op te starten naar de uitbreiding van het Joorenplein. Wij zijn nog geen jaar doende. De studie is in volle gang. Wij hopen op het moment dat de gegevens er zijn die met u te bespreken. Laat daar geen enkel misverstand over bestaan. Het college is er zeer van overtuigd dat het gaat om een hele vitale plaats. Het St. Catharinaplein. De afgelopen jaren -dat blijf ik stellen- zijn meer dan de nodige aktiviteiten in de binnenstad ter hand genomen. Ook heel duidelijk planmatig, een groot pakket van aktiviteiten. Het is ook voor een gemeentebestuur volstrekt onmogelijk om in 1 keer alle zaken op te pakken en in te vullen. Het gaat hier om een uurwerk wat zeer zorgvuldig werkt en waar iedere verandering ook gevolgen heeft voor de andere delen van het uurwerk. Dat proberen we duidelijk in de gaten te houden. Dat wij planmatig werken moge toch blijken uit de wijze waarop de plannen ook door anderen beoordeeld zijn. Het is m.n. die afweging die ertoe geleid heeft om het plein de capa citeit te geven voor dit moment zoals aangegeven door het college maar we willen dat duidelijk zien in samenhang. De termijn van realisering. Daar doe ik geen uitspraak over. Ik kan dat i

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1988 | | pagina 150