de orde is geweest. Daar staat: Bouw van het trappenhuis met lift betekent evenwel verlies van een aantal m2. De exploitant verwacht daardoor toch wel enige schade, al is het alleen doordat hij aan ca. 20 mensen minder plaats kan bieden. Consequentie zou kunnen zijn dat hij in de toekomst geen onderdak meer kan bieden aan alle vaste gebruikers. Aan het verzoek van de brouwerij/exploitant de opgang in de hal te plaatsen, hebben wij om bouwkundige en praktische redenen niet kunnen voldoen. Wel zullen er, teneinde de schade zoveel mogelijk te beperken, nadere afspraken worden gemaakt met betrekking tot het mede-gebruik van de foyer door examen kandidaten, de horeca-bediening op de eerste verdieping en dergelijke. Een en ander vraagt echter geen (principiële) wijziging van de met de brouwerij gesloten huurovereenkomst. Daaruit blijkt dat wij met deze materie ook zorg vuldig zijn omgesprongen. Ik heb de indruk dat de schade voor de exploitant beperkt zal zijn en dat met passen en meten het aantal mensen dat eventueel niet aan de aktiviteit, die ze thans daar bedrijven, kan deelnemen, tot een minimum beperkt zal kunnen worden; wellicht misschien zelfs met wat passen en meten volledig zal kunnen worden opgevangen. Ik denk voorzitter, dat ik kriskras lopend door de vragen die zijn afgevuurd niettemin alle vragen heb beantwoord. In hoofdlijnen nog eens even herha lend, financieel naar onze mening verantwoord. De kwestie Broermann, een zaak m.n. van de man zelf maar niettemin door ons als lokatie aangestipt als zijnde mogelijkheid maar door het C.B.R. kennelijk niet als zodanig onderkend als zijnde passend voor de aktiviteit. Er is in voldoende mate naar mijn stellige overtuiging rekening gehouden met de pachter c.q. de exploitant van sporthal Gageldonk. De VOORZITTER: Dank u wel. Dames en heren mag ik ook nog eens in uw aandacht aanbevelen dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen natuurlijk niet een willekeurige particulier is maar een stichting die op minder dan armlengte afstand van de overheid verkeert en waar u om een door de overheid gewaarmerkt bewijs van rijvaardigheid te verwerven tenminste langs moet zijn geweest. In ieder geval heeft dat bij het college om die marge niet uitdruk kelijk te bepalen maar toch met enige nuance te benaderen, uiteraard ook een rol gespeeld. Wie van u mag ik in de tweede termijn het woord geven? Het hele rijtje. Het woord is aan de heer Westerhof. De heer WESTERHOF: Met het college zijn we het natuurlijk helemaal eens dat het belangrijk zou zijn als wij op die plaats een examencentrum van het C.B.R. zouden kunnen krijgen. Laat daar geen misverstand over bestaan, daar zien we allemaal het belang van in. Maar ik heb toch grote moeite met een belangrijke inkorting van de foyer, die -zoals de wethouder dan zegt- eigenlijk voor andere doeleinden bestemd was dan waar die nu een groot deel van de tijd voor gebruikt wordt. Natuurlijk dat is zo, maar dat is gegroeid en dan zijn toch zekere rechten ontstaan. Nu kunt u wel zeggen -en dat is juist- door die verbouwing zijn er 20 plaatsen minder, maar dat wil wel zeggen 60 man weg. Want als een club van 60 man daar vergadert of bridget en er kunnen er volgend jaar nog maar 40 in dan komen ze gewoon niet meer. Ze gaan dan iets anders zoeken als dat mogelijk is. Mijn inlichtingen zijn dat er 3 middagen en 1 avond door grote groepen daar gespeeld wordt. Als ik nu zonder computer uitreken, het zijn 50 x 4 x 60 mensen dat zijn 12.000 mensen die je dan op een jaar mist. Die zet ik dan even af tegen die 4600 kandida ten. Ik vind het een beetje gemakkelijk van de wethouder om te zeggen: We hebben bekenen of we nog een andere oplossing konden vinden voor de hal, het trap penhuis en de lift maar dat gaat moeilijk. Ik vind dat men dan maar wat meer inventief moet zijn. Persoonlijk vind ik een voorziening voor een nieuwkomer tot schade van de huidige gebruikers niet acceptabel. -17- De heer VAN DER KALLEN: Ik vind het leuk om de persoonlijke mening van de heer Westerhof te horen maar wat is de mening van de CDA-fraktie, slaat dat er ook op? Dat zou ik graag willen weten. De heer AERTSSEN: De wethouder heeft op heel wat vragen van mij antwoord gegeven, heel duidelijk, maximaal 600.000,- heb ik gevraagd en dat is ook akkoord bevonden. De heer Westerhof heeft het over 20 tafels, naar mijn mening verspreekt hij zich omdat er in het stuk staat dat er 20 mensen daar minder kunnen plaats nemen. De heer WESTERHOF: Wij praten over 60 mensen. De heer AERTSSEN: Niettemin vind ik het serieus genoeg om er aandacht aan te schenken, daarom heb ik het ook aan de wethouder gevraagd. Hij heeft gezegd dat hij overleg heeft gevoerd met de exploitant. Ik heb gevraagd of hij overleg heeft gevoerd met de gebruikers. Dat is naar mijn gevoel toch wel wat anders. De heer DEKKERS, wethouder: Nee, daar heb ik geen overleg mee gepleegd, de mensen hebben mij ook niet benaderd in tegenstelling tot het kennelijk wel raadsleden. De heer AERTSSEN: U moet niet vergeten dat de termijn waarop het zich allemaal heeft afgespeeld wel erg kort was. Ook wij zijn als raad op heel korte termijn geconfronteerd met dit voorstel. De heer DEKKERS, wethouder: U bent inderdaad op korte termijn geconfronteerd met het voorstel maar het overleg met de exploitant is minstens van 14 dagen zo niet 3 weken geleden. De heer AERTSSEN: Hoe het ook zij. Het is onze uitdrukkelijke wens dat u toch tracht om aan de wens van de gebruikers tegemoet te komen en wellicht op de een of andere manier daar wat in te zoeken. Ik denk dat er voor 20 mensen toch wel het een en ander te regelen valt, desnoods via de exploitant. Ik denk dat u en het college daar wat in kan sturen en wellicht druk kan uitoefenen. Het zou echt zonde zijn als deze mensen zouden moeten uitwijken of zouden moeten stoppen met deze aktiviteit. De heer V.D. WATER: Als meneer van Kemenade probeert te suggereren dat de brief van de ondernemer voor ons de reden was om tegen te stemmen, is dat niet zo. De voorbeelden die de heer van Kemenade genoemd heeft zijn o.i. van algemeen belang. In dit geval is dat in onze ogen niet zo. Ik kan de heer van Kemenade zeggen dat goede chauffeurs ook van algemeen belang zijn, daar heeft hij wel gelijk in. Maar wij vinden in dit geval dat dit voorstel niet ondersteund kan worden omdat het niet in die zin voor ons van algemeen belang is. De heer VAN DER KALLEN: Ik was zojuist nog niet geheel klaar. Ik wilde ook zo reageren als de heer v.d. Water heeft gedaan naar de heer van Kemenade toe. Ik vind het vergelijken van sociale culturele sport- en huisvestingsbe hoeften van een totaal andere orde dan het verstrekken van een huurmogelijkheid aan een particuliere organisatie -hoe nabij de overheid dan ook- die al jaren in Bergen op Zoom van particulieren heeft gehuurd. Ik wil ook nog iets zeggen over de term paracommercie die ik heb geuit in de commissie financiën. Dat sloeg volledig op het handelen van de gemeente. Paracommercie, daar zijn een heleboel deeldefinities van. Een van die deel- definities is commerciële handelingen buiten de doelstelling. Ik vind het volstrekt buiten de doelstelling van een overheid om te bouwen, te

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1988 | | pagina 106