-14-
De VOORZITTER: Dank u wel meneer van Kemenade. Uw herinneringen aan gebouw T
moeten vooral betrekking het op dèt college. Het woord is aan wethouder
Dekkers
De heer DEKKERS, wethouder: Om bij het laatste te beginnen en de kwestie van
de 600.000,- die aan krediet worden gevraagd. Het college is er zich zeer
wel van bewust dat dat het bedrag is waarvoor het gerealiseerd moet worden.
Daarop is ook de prijs afgestemd. Tegen het voorstel wat de heer Aertssen
heeft gedaan om ook in het besluit het woord maximum of maximaal in te
voeren, denk ik dat van de zijde van het college geen enkel bezwaar bestaat.
Wij gaan er van uit dat het 600.000,- kost maximaal en naar minder wordt
gestreefd. De huur blijft dan onaangetast, die is 54.000,- op jaarbasis
met een indexering jaarlijks op basis van de gezinsconsumptie -als ik mij
niet vergis- zoals in onze brief van 14 maart 1988 is verwoord. Daarin
staat: Wij kunnen tevens mededelen akkoord te gaan met de huurprijs van
54.000,- per jaar, jaarlijks te indexeren aan de hand van de prijsindex
cijfers voor de gezinsconsumptie. Waarbij tegelijkertijd altijd wordt
bepaald meneer Westerhof, dat de huur nooit kan dalen beneden de aanvangs-
huur. Met betrekking tot die brief heeft het C.B.R. het volgende laten
weten: Met betrekking tot de huurtermijn delen wij u mede dat wij gezien ons
beleid ter zake kiezen voor een huurperiode van 5 jaar, met een bereidver
klaring aansluitend een tweede periode van 5 jaar te huren, waarbij voor het
geval wij de huurovereenkomst in de tweede huurperiode tussentijds willen
beëindigen in de huurovereenkomst een bepaling wordt opgenomen waarin een
vergoedingsregeling wegens derving van huurinkomsten wordt vastgelegd.
Als ik het goed begrepen heb, was daar het stuk van de vraagstelling van de
heer Aertssen op bedoeld, dat hij zegt: dan zou ik het college bij de
beraadslagingen in overweging willen geven daar toch een behoorlijk bedrag
voor te houden. Hij heeft daar gewezen in de richting van de dan geldende
huur. Hij zette het wat lager in maar hij hield geen rekening met de
indexering en noemde derhalve het bedrag wat thans in het voorstel staat.
Ik denk voorzitter dat wij bij de verdere besprekingen met het C.B.R. dat
zeker als een advies van de raad zullen meenemen.
Nu de realisering van een en ander. Wij hebben met het C.B.R. contact opge
nomen naar aanleiding van een brief van 25 september 1987, die bij de
stukken ter inzage lag en waarin het C.B.R. aangeeft dat het streeft naar
centralisatie van praktijk en theorie. In die besprekingen is aan de orde
geweest -m.n. het eerste verslag hebt u daarvan de stukken bij aangetroffen-
dat het C.B.R. in deze brief nadrukkelijk aangaf te kijken naar sportaccom
modaties m.n. sporthallen omdat men daar in den lande heel goede ervaringen
mee heeft. Over het algemeen -en dat is ook in Bergen op Zoom het geval-
mede vanwege het feit dat daar ruim parkeervoorzieningen aanwezig zijn die
het mogelijk maken ook met rijexamens -dan bedoel ik m.n. de vrachtwagen
combinaties- het praktijkgedeelte daar te starten. Iets wat op een andere
lokatie in Bergen op Zoom die ook besproken is en in gemeente-eigendom was,
zeker niet tot de mogelijkheden behoorde n.l. De Stoelemat die wij in eerste
instantie wat meer in gedachten hadden dan de sporthal Gageldonk.
Door het C.B.R. is in die besprekingen ook aangekondigd en medegedeeld dat
derden voor het C.B.R. ook in Bergen op Zoom rondkeken of op de particuliere
markt wellicht een accommodatie te vinden zou zijn die eveneens aan de eisen
-door het C.B.R. te stellen- zou kunnen voldoen.
Van de zijde van het college is daarbij ook gewezen op de lokatie Broermann,
als ik hem zo mag aanduiden. In de vervolgbesprekingen heeft het C.B.R.
aangegeven dat, voor zover zij konden nagaan, slechts één lokatie in Bergen
op Zoom voor hun van essentieel belang was en zij er feitelijk alles aan
gelegen lieten om daar gehuisvest te worden. Dat heeft ertoe geleid dat het
college middels de Dienst Gemeentewerken is gaan bekijken hoe dan een en
ander tegemoet zal kunnen worden gekomen.
-15-
Uiteindelijk is daarbij uit de bus gekomen een opbouw op de voorbouw bij de
sporthal Gageldonk, hetgeen planologisch mogelijk is.
Slechts als de heer v.d. Water zegt: de bestemmingsplanprocedure t.a.v. de
verhuur, wordt opgemerkt dat hier wordt uitgegaan van a.h.w. een bedrijfs
ruimte maar het blijft een opbouw op een gebouw met een bijzondere doel-
eind^bestemming. Daar verandert niets aan. De hoofdbestemming van dit gebouw
blijft bijzondere doeleind® en in dat kader kan deze opbouw op dat perceel
zo gerealiseerd worden. Het is in zijn uitrusting, ook op verzoek van het
college, zodanig uitgevoerd dat wanneer onverhoopt deze vestiging aan Bergen
op Zoom zou komen te ontvallen, er een adequate voorziening resteert, door
iedereen gemakkelijk bereikbaar. Om die reden is ook een lift en een trap
voorzien.
Het C.B.R. had het aanvankelijk plezierig gevonden als daar een lift in was
maar zij hadden ook mogelijkheden gezien om gehandicapten eventueel op een
andere wijze tegemoet te komen bij het theorie-examen. Wij hebben er waarde
aan toegekend en dachten dat het paste in het ook door ons te voeren
gehandicaptenbeleid, dat er t.a.v. het theorie-examen de mensen in dezelfde
ruimte examen zouden moeten kunnen doen als de validen. Derhalve is de uit
rusting zo als hij thans is voorgesteld op de tekening die ter inzage ligt.
Het zou kunnen zijn dat die in detail nog iets wordt aangepast maar de
hoofdlijnen daarvan staan zeker vast.
Daaruit blijkt dat wij heel consciëntieus met die materie zijn omgegaan.
We hebben moeten constateren dat het blijvend gehuisvest zijn van het C.B.R.
in Bergen op Zoom naar onze stellige overtuiging slechts mogelijk is door op
deze wijze deze lokatie aan te passen en het C.B.R. daar de gelegenheid te
bieden daarvan gebruik te gaan maken.
Ik ben het met de heer van Kemenade eens -hij heeft dat met diverse
voorbeelden gestaafd- dat de gemeente op diverse terreinen van tijd tot tijd
investeringen doet die dan weer aan anderen beschikbaar worden gesteld. Al
denk ik dat een beschikbaarstelling zoals deze voor het C.B.R. misschien in
eerste instantie wat minder voor de hand liggend is om diverse redenen. Maar
wanneer op een gegeven moment blijkt, alles afwegende, dat het gaat om een
instantie binnen Bergen op Zoom te kunnen behouden of het risico te lopen
die eventueel te verliezen, dat je dan zaken goed moet afwegen. De afweging
binnen het college is geweest dat er dan waarde aan moet worden toegekend,
dat het C.B.R. met 4600 kandidaten op jaarbasis, waarvan velen uit Bergen op
Zoom en de regio, in Bergen op Zoom gehuisvest zal moeten kunnen blijven.
De verschillen die de heer Aertssen heeft geconstateerd in de financiële
zaken. Aanvankelijk is uitgegaan van 25 jaar. Dan bleek dat er feitelijk wat
hoger wordt uitgekomen dan de 54.000,- die het C.B.R. had aangegeven om te
kunnen betalen. Die 25 jaar zijn gebaseerd op het gegeven dat over het
algemeen gebruikelijk is dat een afschrijvingsperiode van 25 jaar wordt
gehanteerd voor een op- of aanbouw bij een reeds bestaand gebouw.
Nadere informatie heeft uitgewezen dat even acceptabel is om bij een opbouw
of een aanbouw bij een bestaand gebouw, de afschrijving te stellen op de
restant afschrijvingsperiode van het bestaande gebouw en dat is in dit geval
35 jaar. Met die 35 jaar komen wij omstreeks het bedrag van 54.000,- uit.
Zeker als wij uitgaan van de 600.000,-. Dat maakt het alles bij elkaar
naar de mening van het college acceptabel deze overeenkomst op deze wijze te
kunnen aangaan.
De kwestie van de gebruikers van de foyer van de sporthal Gageldonk, zijnde
wat andere gebruikers dan waarvoor de foyer in eerste instantie is gesticht.
Die is in belangrijke mate gesticht om de mogelijkheid te bieden aan degenen
die van de sporthal gebruik maken. Daarnaast is gebruik door derden
uiteraard mogelijk mits passend binnen het totaal.
Dat gebruik is bij ons bekend. Er is overleg gepleegd met de exploitant en
de brouwerij die daarbij betrokken is. Op blz. 262 van het raadsvoorstel
staat, zonder dingen te verdoezelen, uitstekend weergegeven wat daarbij aan