- 74 - om dat thans wel te doen en wanneer zij u op enig moment vragen om B. 1 te wijzigen, weldan zullen wij opnieuw overeenkomen om art. B1 te wijzigen. Tot op dit moment heb ik natuurlijk geen volmacht van het kerkbestuur gekregen om tot wijziging van deze overeenkomst te geraken. De heer RONNES: Voorzittermag ik even t oeiichten. De VOORZITTER: Ik denk dat dat volstrekt overbodig is. U moet uw kant van de medaille vaststellen en regelen. Dit is een wens die zo gere digeerd is door het parochiebestuur. De heer RONNES: Het is niet juist en de voorzitter, meneer van Boes- schoten, heeft mij gelijk gegeven gisteren. Inderdaad zei hij ook precies wat u zegt, na veel wikken en wegen is deze tekst er uit ge komen maar zegt hij, u hebt eigenlijk gelijk, maar wij waren hiermee tevreden. De VOORZITTER: Wij hebben dat volstrekt niet gewikt en gewogen, wij hebben aangehoord wat zij te berde te brengen hadden en dat overgeno men en aan het wik en weegproces van de zijde van de parochie, is door de gemeente niet geparticipeerd, dus wij hebben toch een hele merk waardige beleving van een stuk werkelijkheid. De heer RONNES: Toch is dit in ieder geval niet juist en daar houd ik het op en dat was voor mij aanleiding om bij de voorzitter van het kerk bestuur navraag te doen over de strekking van dit artikel. De VOORZITTER: En heeft u dan thans machtiging van de voorzitter van het kerkbestuur om artikel B. 1 te wijzigen? De heer RONNES: nee. De VOORZITTER: Dat lijkt mij het enige wat de Raad zou kunnen bewegen om tot een ander oordeel te komen. Dames en heren, over een tweetal andere zaken van min of meer princi piële aard, is door de heer Aertssen het woord gevoerd. Het gaat over artikel A. 4 van de ingebruiknemingsovereenkomst en over artikel 7. Ik denk dat wij bij beide artikelen te maken hebben met de positiebe palingen van het bevoegd gezag in die kerk. In de Gertrudiskerk wordt het parochiebestuur het bevoegd gezag en wij hebben voor die struktuur gekozen omdat ze ook het meest in overeenstemming is met de bedoelingen van de Monumentenwet en met de feitelijke tekst van de Monumentenwet. Als u in de Monumentenwet kijkt en u ziet wanneer er gekomen moet worden tot een afweging van belangen, dat dan het kerkelijk gebruik immer prevaleert en voor die positiebepalingen van partijen hebben wij na analoge toepassing van de Monumentenwet gekozen en het lijkt mij dat u, als gemeente, ook al bent u eigenaar van het gebouw, mede gelet op de intentieverklaring die u in 1980 hebt uitgesproken, dat dit kwa bevoegdheidsverklaring een nogal vrij principieel terugkomen zou zijn op eerder ingenomen stellingen die, dunkt mij, verder als konsekwentie zouden kunnen brengen dat u, als openbaar lichaam, een zekere sturing op u neemt in het gebruik van dat gebouw voor het kerkelijk leven. Het lijkt mij een niet aangename rol voor de overheid. Voor wat betreft art. 7 van de koopovereenkomst, de ontwerpakte eigen domsoverdracht, dan denk ik, dames en heren, dat u zich er van bewust - 75 - moet zijn, dat een hoger orgaan, zoals u dat bent naar mijn steliige overtuiging, het orgaan bij uitstek is, om vast te stellen wat de algemeen geldende maatschappelijke opvatting is. U bent, en ik kan mij niet voorstellen dat in enig konflikt iemand een dernokratisch ge kozen orgaan, zoals u dat bent, meer bevoegd zou verklaren om een oordeel te hebben over algemeen maatschappelijke opvattingen, dan een gekozen instituut als een gemeenteraad. U vertegenwoordigt in de bevolking levende waarden en normen. Ik kan mij, en ik herhaal dat, niet een ander orgaan voor u in de plaats denken en daarom wordt er, naar mijn stellige overtuiging, door het opnemen van deze zinsnede in dit geval, in deze eigendomsoverdracht een belangrijke verant woordelijkheid op u gelegd om bij het toekomstig gebruik van dat ge bouw dat te toetsen en de algemeen geldende ambtelijke opvattingen omtrent het hergebruik van het kerkgebouw en niemand anders, in mijn vaste visie en overtuiging, geen ander instituut kan dat beter dan een gekozen Raad. Daarom ontmoet opneming van een dergelijk normatief element, juist bij een orgaan zoals u bent, bij mij niet het minste bezwaar, het is eerder, naar mijn overtuiging, een bevoegdheidsver klaring dan een beperking. Maar u moet zich van deze bevoegdheids- verklaring bewust zijn, omdat het in onze samenleving hier in Bergen op Zoom natuurlijk niet om een willekeurig gebouw gaat. Juist dat feit zult u ook bij uw toekomstige beraadslagingen moeten willen betrekken en als u dat voor ogen houdt lijkt mij dat daar geen enkel probleem mee kan ontstaan. Ik denk, dat ik over de hoofdlijn met u gesproken heb, er is en detail nog opgemerkt dat u helaas wat weinig tijd had om naar deze stukken te kijken. Ik mag daar tegenover stellen dat ik mij bereid heb ver klaard om op ieder door u gewenst moment met u over de inhoud van dit stuk van gedachten te wisselen en ik vind alleen dat er ook momen ten zijn waarop u tot besluitvorming zou moeten willen komen. Nog enkele andere opmerkingen zijn door de heer Aertssen gemaakt. Ik zou tegenover de door hem genoemde vele onzekerheden met betrekking en tot het ander gebruik van de Maagd de stellige wil van het College willen stellen om tot een oplossing van tenminste twee problemen te geraken en dat kunt u heel wel in deze voordracht terugvinden en me dunkt dat u beter geïnfromeerd bent door nogmaals de stellige wils uiting van de zijde van het College dan dat wij allemaal met een op somming van vele onzekerheden kunnen komen. Ik meen dat ik voor de rest in belangrijke mate uw vragen heb beant woord. Ik deel uw opvattingen over de stedebouwkundige potentie van deze lokatie maar ik hoef dat, denk ik, hier allemaal nog niet te herhalen. Dames en heren, wenst u nog in tweede termijn over dit stuk te spreken? De heer AERTSSEN: Een korte reaktie voorzitter. Ik ben begonnen met ook te zeggen dat wij vertrouwen hebben in oplossing van de problemen rond de Grote Markt. Daarover geen twijfel. Ten aanzien van art. 7, ik heb eigenlijk hetzelfde gezegd als wat u nu zegt dat dat in feite een bevoegdheidsverklaring is en dat uitein delijk de gemeenteraad van Bergen op Zoom het laatste oordeel heeft over het gebruik van deze kerk. Indien dat expliciet bedoeld wordt kan onze fraktie er vrede mee hebben, daar bestaat geen enkel misverstand over. We hebben het, of ik althans had dat, in eerste instantie op wat andere wijze gewezen. Nogmaalsindien bedoeld is dat de gemeente-

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1987 | | pagina 66