- 72 - maatschappelijke ontplooiingsmogelijkheden in of ter plaatse van de H. Maagdkerk en in de Gertrudiskerk anderzijds het stedebouwkundig karak ter en de stedebouwkundige potenties van de binnenstad. Ten aanzien van het gebruik van de Gertrudiskerk het volgende. Het is toe te juichen dat deze kerk op de eerste plaats gebruikt gaat worden voor eucharistievieringen. De kerk blijft op de eerste plaats kerk, de lunktie die er naar onze mening, ook het best in past en kansen biedt voor goed beheer als levend monument. Daarnaast, voorzitter, bepleiten wij net als het College, het gebruik van het kerkgebouw zoals omschreven in artikel A. 4 van de overeenkomst. Tot zover tussen u en ons geen verschil van inzicht. Waar onze fraktie wel erg veel moeite mee heeft is dat uit eindelijk het kerkbestuur oordeelt of een manifestatie wel of niet in overeenstemming is met het karakter van het gebouw of het gebruik van erediensten enz. enz. Met alle respekt voor de gevoelens die leven rond het gebruik van een kerkgebouw, legt deze bepaling in onvoldoende mate de verantwoordelijkheid waar hij moet liggen, namelijk bij het Gemeentebe stuur. Het gevolg kan zijn dat hierdoor de gebruiksmogelijkheden van de Gertrudiskerk worden beperkt. Ook om een andere reden vinden wij de inhoud van het artikel erg omstreden De Gertrudiskerk is thans geworden tot een groot kuituur-historisch monu ment en beeldbepalend gebouw dat met veel gemeenschapsgeld kon worden gerealiseerd. Dit gegeven rechtvaardigt onze wens om tot maximale ge bruiksmogelijkheden van het gebouw te komen. Samengevat, meneer de voorzitter, zouden wij willen verzoeken artikel A. 4 te wijzigen in de geest zoals door mij aangegeven. Het meest eenvoudige zou zijn om de zinsnede "naar de mening van het parochiebestuur" uit de bepaling te schrappen. Ten aanzien van de H. Maagdkerk het volgende. Het is een goede zaak als de Gemeente binnenkort zich eigenaar kan noemen van de H. Maagdkerk. Stedebouwkundige potenties voor deze lokatie zijn zo groot, dat sturend gemeentelijk beleid ter plaatse gewenst is. Voorzitter, een beperking in de konceptovereenkomst ten aanzien van het hergebruik van het gebouw vindt onze fraktie derhalve niet aanvaardbaar. Ik doel hier op artikel 7 in de overeenkomst waar staat "Zolang het overgedragen kerkgebouw in zijn huidige uiterlijke vorm in hoofdzaken in stand blijft zal het niet mogen worden gebruikt op een wijze, welke voor een voormalig kerkgebouw volgens algemeen geldende maatschappelijke opvattingen onwaardig is" enz. Voorzitter, nogmaals met alle respekt voor de gevoelens die leven bij de betrokkenen ook ten aanzien van dit kerkgebouw of misschien juist ten aan zien van dit kerkgebouw meent onze fraktie dat niet de binnenstadsparochie na overdracht van de kerk het geeigende orgaan is om de finaletoetsing van het gebruik te verrichten. Wij vinden dat na overdracht aan de Gemeen te het Gemeentebestuur, als hoogste bestuurlijk orgaan, de eerst aangewe zene en bovendien bekwaam genoeg is om over een nieuwe bestemming te oor delen. Naar mijn vaste overtuiging zal de Raad bij zijn besluitvorming de kanttekeningen die de binnenstadsparochie plaatst bij het hergebruik van de kerk betrekken. De beperkingen die het Gemeentebestuur ingevolge artikel 7 van het gebruik kan opleggen kunnen verder gaan dan alleen de keuze voor een nieuwe funktie. Het is denkbaar dat zelfs na een keuze voor een bepaalde bestemming die dus de goedkeuring van het kerkbestuur heeft, ditzelfde bestuur zich kan en gaat bezighouden met de nadere uit werking van de gekozen bestemming. Het eenvoudigste voorbeeld en wellicht ook het meest voor de hand liggende is dat het Kerkbestuur gaat oordelen - 73 - over het inhoudelijke karakter van een bepaalde manifestatie die als zodanig wel past binnen de nu gekozen bestemming. Voorzitter, dat is één voorbeeld, ik denk dat er wel meer zijn op te noemen. U zult begrijpen dat we om genoemde redenen, die principieel van aard zijn, ons verzetten tegen het opnemen van artikel 7 in deze overeenkomst. Wij verzoeken dan ook dit artikel, in deze vorm, in zijn geheel te laten vervallen. Tot zover. De heer VAN DER STOEL: Voorzitter, net als de heer Aertssen, met begrip voor de omstandigheden waarin het College verkeerde, toch spijtbetui ging dat we over deze toch vrij belangrijke overeenkomsten nauwelijks goed met elkaar konden overleggen. De verleiding zou ook groot zijn om dan nu in de raadsvergadering enkel over details te gaan praten, dat zullen we dan toch nalaten. Dat betekent dat we over de grote 1ijnen zullen praten, althans proberen, en namens de VVD-fraktie wilde ik op merken dat we het met die grote lijnen eens zijn en dat we in ieder geval voor alle duidelijkheid de intentie, die het College voor ogen heeft gestaan, helemaal ondersteunen. Desalniettemin is het betoog van de heer Aertssen, voor wat betreft artikel 4 van de overeenkomst van de ingebruikgeving, toch ook van dien aard dat het oordeel van het parochiebestuur daarin wel zeer zwaar weegt. Misschien leent dit moment zich er niet voor om dit allemaal te bespreken toch is er het moment dat we deze overeenkomst goed moeten keuren, er is geen andere mogelijkheid, nauwelijks, geweest om daarover te praten en vinden we het toch ver standig om het op te merken, temeer omdat we gezegd hebben dat we de intentie van het College helemaal ondersteunen en we ook denken dat de opmerking die wij er over maken, in het verlengde daarvan liggen. De heer VAN DER KALLEN: Meneer de voorzitter, het betoog van de heer Aerts sen, ik heb ook in de commissie AZ als toehoorder met name over art. 7 dezelfde vraag in wezen gesteld, ik wil het betoog van de heer Aertssen ook met betrekking tot het artikel daarvóór van harte ondersteunen. De heer RONNESVoorzitter, een korte opmerkinghij is meer van re- dak t: ionele aardtoch niet onbelangrijkdacht ik omdat er zelfs wat theologische konsekwenties aan verbonden kunnen worden. Het gaat over blz. 191, punt B. 1. Ik heb begrepen, bij navraag bij een vertegen- woord iger van het kerkbestuur, dat de interpretatie door mij juist is. Men bedoelt inderdaad allerlei parochieële vieringen waaronder, en dan bij uitstek de eucharistieviering maar zoals het hier staat 1 ijken parochieële vieringen, of vormen van parochieel leven onderdelen te zijn van eucharistievieringen, dat is niet juist, eucharistieviering is een onderdeel van parochieel leven en als zodanig zou ik graag, kwa redaktie daar iets anders geformuleerd zien. Bijvoorbeeld, ik wil best het voorschot doen, zijn bestemming te gebruiken voor vieringen daaronder begrepen eucharistievieringen of parochieel leven invullen, daaronder eucharistievieringen. Dat is juist De VOORZITTERJa, misschien kunnen we met dat laatste beginnen. We hebben met het parochiebestuur heel lang over artikel B. 1 van ge dachten gewisseld en de redaktie is er zo ingekomen op hun wens De heer RONNES: Dat heb ik begrepen. De VOORZITTER: Ik heb geen enkele reden om mij daartegen te verzet ten en het lijkt mij ook niet in het belang van de gemeente om dat

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1987 | | pagina 65