- 60 -
voorzitter al iets over gezegd.
Meneer van der Kallen heb ik al beantwoord, ik herhaal dat nogmaals, ik
vind dat we stap voor stap moeten werken en niet vanuit een mogelijke
overval-methode". Datgene wat we willen zal in volledige openbaarheid
komen en besproken worden.
De heer Bolsius heeft een drietal vragen geformuleerd, geen hek, nee, dat
is duidelijk niet de bedoeling, als ik gezegd zou hebben in de commissie
"streven" dan wil ik dat nog wel uitdrukkelijk stellen, dat is niet de
bedoeling en de voorzitter heeft dat ook bij andere gelegenheden wel eens
gezegd. Huidig bosbestand en de groenwallen dienen gespaard, te worden, ik
zou toch nog eens, wat dat betreft, even willen zeggen dat de typering
van het rfeilustgebieddat we inderdaad zeggen bestemming bos: 5,1 ha
bestemd voor de instandhouding enz. van de bossen en hogere houtopstanden,
de bestemming militaire doeleinden 3,4 ha en wat er wel bebouwd mag wor
den. Die typering van het gebied, we hebben dat uitermate zorgvuldig ge
daan zoals wij dat ook doen bij ieder verzoek van welke initiatiefnemer
van woningbouwkomplexen. Zo moet ik en zal ik het ook beschouwen. Ik zal
de heer Bolsius eens moeten zeggen dat wij Icorrekt moeten werken. Wij zeg
gen niet er moeten 30 woningen komen, het kan zijn dat het er minder zijn,
het moet verantwoord ingepast worden. Heel expliciet en over de resultaten
daarvan weiger ik op dit moment vooruit te lopen.
De betrokkenheid en openheid ik zal proberen, hoe moeilijk dat misschien
ook is, toch te betrachten en dat is de intentie van het hele College,
en dan zullen we samen de balans op moeten maken wat er komt, waar en hoe.
Voorzitter, dat zal mijn antwoord zijn. Ik vind dat wij toch heel zorg
vuldig, tot nu toe, met de kwestie gekozen hebben. We hebben niet gezegd
alles in een bouwstroom, op één lokatie, ver weg.
Over de Augustspolder nog het volgende. Dat is niet meer "im Frage" omdat
we daar niet meer mogen en kunnen bouwen gezien de Kroonuitspraak.
De heer WESTERHOF: Ik wilde graag antwoord, in eerste termijn, op de vraag
van het plan Lambertijnenklooster
De heer VAN DER VELDEN, wethouder: Het staat niet op de monumentenlijst
ik denk dat het is een verschijningsvorm, aardig te noemen, maar het staat
naar mijn huidige kennis op dit moment niet op de monumentenlijst.
De VOORZITiER: Voor het overige, we zoeken het op, meneer Westerhof.
Mevrouw NOORMAN: Voorzitter, een korte opmerking. De wethouder zegt, we
zullen de normale procedures volgen, naar aanleiding van de opmerking
van de^buurtbewoners in Meilust. Daar is onze fraktie het natuurlijk mee
eens. Echter, gezien het toch wel wat bijzondere karakter kunnen wij ons
voorstellen dat met name wat betreft de angstgevoelens in relatie tot de
openbare orde, de VVD-fraktie u verzoekt om wat extra aandacht aan de om
wonenden te geven.
De heer AERTSSEN: Voorzitter, voor alle duidelijkheid, de notitie als zo
danig heeft onze instemming, ik heb dat al gezegd. Ook hebben wij ver
trouwen in de procedures die er ten aanzien van de verdere planvoorbe
reiding gevolgd gaat worden. Ik heb alleen mijn bezorgdheid uitgesproken
over mogelijke nieuwbouwlokaties voor de Gemeente Bergen op Zoom. Ik zal
er nu niet verder op ingaan, ik denk dat wij moeten wachten op de notitie
die de wethouder ons heeft toegezegd ten aanzien van deze problematiek,
- 61 -
en dat we dan daar verder over kunnen diskussieren.
Dan heb ik nog een ander punt en dat is, ik heb het punt van de woordcri
teria even aangestipt en u gevraagd hoeveel speelruimte u heeft om daar
uw mening over te geven, of u daar nog invloed op heeft. Ik heb dat punt
ook aangestipt om redenen dat ik vind dat u moet oppassen dat er geen
woningen, geen wijken gebouwd gaan worden die op een later tijdstip wel
licht zeer moeilijk te exploiteren zijn. Dat heeft natuurlijk niks met
de bouwverordening te maken
De heer VAN DER VELDEN, wethouder: Wij gaan geen woningen exploiteren,
meneer Aertssen, dat doen wij niet. Wij mogen niet meer bouwen als Ge
meente en velen van de Raad zijn daar zeer gelukkig mee, dus wij gaan geen
woningen in exploitatie nemen en daarop aansluitend, denk ikdat ik u
nog moet zeggen, wij spreken niet meer van een aantal mogelijke lokaties
en de randvoorwaarden wat inhoudt hoeveel woningen, de hoogte etc., de
inpassing en laten we nou dan niet verder gaan. Ik bespeur bij enkelen
van u toch de neiging om maar verder te gaan. Dat is ook principieel on
juist in mijn filosofie.
De h«er Aertssen, nee, ik denk dat u mij toch niet helemaal goed begrijpt.
Als ik praat over het hanteren van woonlcriteria die wellicht anders zijn
dan hier in Nederland gebruikelijk, dan zou het wel eens kunnen zijn dat
er woningen of wijken gebouwd worden die, naar ik aanneem, en ik ben daar
zeer optimistisch in, op een later tijdstip wellicht moeilijk te exploi
teren zijn. Dan kunt u wel zeggen die woningen zijn niet van ons, maar
als er op een gegeven moment 200 woningen op u afkomen die niet meer be
woond worden door de Amerikanen, zu.lt u toch een andere oplossing moeten
vinden, dat bedoel ik en dan zult u toch nu al, denk ik, in uw overwe
gingen daar enigszins rekening mee moeten houden. Vandaar mijn opmerking
daarover. Daar wou ik het voorlopig even bij laten.
Verder heb ik vertrouwen dat de verdere formulering van de stedebouw-^
kundige randvoorwaarden nog uitgebreid aan de orde komt dus wat dat be
treft heeft het mijn instemming. Ik heb u nog wel gevraagd of wij op een
bepaald moment inzicht kunnen krijgen in de kriteria die opgesteld worden
door de Amerikaanse overheid omtrent deze verordening want ik heb gelezen
in de notitie dat zowel de stedebouwkundige randvoorwaarden als het pro
gramma van eisen straks de basis vormen voor de ontwerpopdracht, ook daar
zou ik graag over geinformeerd willen worden.
De heer P. FRANKEN: Voorzitter, ik zou toch graag op het betoog van de
heer Aertssen er aan toe willen voegen dat dit precies hetzelfde is wat
in de commissie is besproken en het is nu eenmaal zo, meneer Aertssen,
dat kunt u nou leuk vinden of nietmaar de opdrachtgever die betaalt en
die bepaalt voor een belangrijk deel binnen onze huidige wetgeving en als
er huizen komen te staan die voor Nederlanders niet geschikt blijken te
zijn, dan zullen diegenen die daar die huizen bouwen, die dingen ook weer
op moeten ruimen. Zo is dat.
De VOORZITTER: Maar meneer Aertssen, één ding moet natuurlijk duidelijk
zijn. Het College streeft er naar, niet alleen tegenover u maar tegen
over eenieder, een maximale openheid te betrachten en u daar, waar dat
mogelijk is, alle relevante informatie te verschaffen. Bedenk één ding
in de hele procedure, wij zullen voor de exploitatie van die woningen
gedurende de exploitatieperiode, waarvan de'lengte op dit moment onbekend
is, derhalve ook geen risiko's lopen. Hoe wij dienen te handelen als er