- 32 - Via de Wet Vermeend/Moor is het voor de gemeente een goedkope manier om aan de terechte wens van de Stichting Kinderdagverblijf tegemoet te komen en die kleine geste van de gemeente staat niet in verhouding tot het zelfvoldane gevoel wat uit de laatste alinea van blz. 1096 doorsijpelt. Daar is heel wat meer energie voor nodig dan het nemen van dit besluit. Zoals ik zei is het een terechte wens van de Stichting Kinderdagverblijf en daarom zullen wij accoord gaan met dit voorstel. De heer DEKKERS, wethouder: We hebben niet uit een stuk zelfvoldaanheid regels opgeschreven. Ik denk dat het allemaal in zijn totaliteit gezien elementen zijn die bij de overwegingen zijn betrokken en het raadsvoor stel is gebaseerd op het feit dat ondanks het feit dat wij feitelijk voor uitzetting van subsidies geen mogelijkheden hebben gezien, wij toch gemeend hebben hier van dat principe te moeten afwijken op grond van het feit dat toetsingscommissies niet toestaan dat hier met behoud van uit kering wordt gewerkt. In kinderdagverblijven wordt niet voorzien in andere formaties dan thans bij het kinderdagverblijf in Bergen op Zoom geldig zijn. De VOORZITTER: Dank u wel dames en heren, ik heb begrepen dat u voor het voorstel bent. U wenst niet het woord te voeren in tweede termijn Dan is aldus besloten. 16Voorstel tot: 1het intrekken van de "Rioolaansluit- en lozingsverordening" d.d. 1972 en de "Verordening tot 1e wijziging van de rioolaansluit- en lozings verordening" d.d. 1981; en 2. het vaststellen van de "Rioolaansluit- en lozingsverordening 1987" (Verzameling 1987, nr. RO/201 De heer BOLSIUS: Ik moet hier zonder ruggespraak aanwezig zijn vandaar dat ik mij het gedachtegoed van de heer Van der Kallen eigen heb ge maakt en dat als mijn eigen mening hier geef, maar ik wil de 'bronver melding niet onvermeld laten. In de vorige raadsvergadering is uitvoerig ingegaan op de noodzaak om de nu voorgestelde riool- en lozingsverordening aan te passen. Ik heb. daarna gemeend de brief van B W van 10 december 1987 .eens op zijn merites te moeten bezien. Ik vraag mij trouwens af waarom daar geen uitgebreide commissie-aandacht aan gegeven is. Ik moet constateren dat de redactievan die brief volstrekt onvoldoende is. In de eerste plaats omdat de rem- en koelvloeistoffen niet met name ge noemd worden in de Wet op de Chemische Afvalstoffen. Mogelijk vallen zij onder de term organische zuurstofverbindingen in klasse D. Merkwaardig is het dat als men stelt we hoeven het niet te regelen want het valt onder die wet chemische afvalstoffen terwijl minerale oliën uitvoerig geregeld worden en juist minerale olie is in de W.C.A. een aparte paragraaf. Dan wat de tweede reactie betreft. Er wordt verwezen naar artikel 14 als mogelijkheid om nadere voorschriften te geven. Die nadere voorschriften daar werd bij deze om gevraagd. Het is niet mogelijk dus, maar wij willen juist een reële invulling al van die voorschriften. Het is bekend dat garagebedrijven met name de wettelijke voorschriften regelmatig aan hun laars lappen. Ik heb hier een artikel waar een controle staat die in Zuid-Holland is uitgevoerd en ik neem niet aan dat Zuid- Holland in deze veel verschilt van Noord-Brabant. Van 1206 gecontroleerde bedrijven overtreden 706 de milieuwetten zodanig dat een tweede bezoek noodzakelijk was en het hoge aantal overtredingen wordt veroorzaakt door onbekendheid met de regels van de W.C.A. en met de milieuproblematiek. Een derde van de garagebedrijven kent de Wet op de Chemische Afvalstoffen - 33 - niet en $8% maar gedeeltelijk. Juist dan denk ik dat het de plicht van de gemeente is om in zijn gemeentelijke verordeningen niet te verwijzen naar een wet die kennelijk niet bekend is, maar zelf de tekst van die wet waar van toepassing over te nemen. De heer BAKX, wethouder: In de wet waar u op duidt mijnheer Bolsius, de W.C.A. staan alle stoffen opgenomen onder waarden van a. b en c. Daar vallen ook de rem- en koelvloeistoffen onder. Vandaar dat wij verwijzen naar een hogere wetgeving. U zegt ook nog dat de nadere invulling bij bedrijven die vergunningsplich- tig dienen te zijn en daaronder zou u dan de garagebedrijven willen laten vallen. Wij hebben doordat deze bedrijven hinderwetplichtig zijn en door dat deze bedrijven ook in dat kader één keer per jaar op die verplichtingen, het nakomen daarvan, worden gecontroleerd, gemeend de eisen niet verder aan te moeten scherpen omdat ook hier weer een aantal voorschriften zijn die wij in een ander artikel hebben opgenomen. Dan kunt u zeggen neem ze daar nog eens een keer expliciet bij op maar wij hebben gesteld het valt onder de algemene bepalingen. U kunt dan met cijfers aankomen waarom men voorschriften overtreedt,maar ik kan u dan nog mededelen - ik denk dat dat wel een belangrijke zaak is - dat in het kader van het Streekgewest een aparte medewerker zal worden aangetrokken die speciaal belast gaat worden met juist deze W.C.A.-stoffen en die ook bij alle bedrijven die daaronder vallen een coördinerende rol gaat spelen, juist wat betreft klein chemisch afval De heer BOLSIUS: Een korte reactie. Uw laatste mededeling is in ieder geval een stuk geruststelling. Wij blijven van mening verschillen voor wat be treft de werkingssfeer en de formulering van de rioolaansluit- en lozings verordening 1.987 omdat wij van mening zijn dat daar ook een wat meer pu- plicitaire voorlichtende werking van uit moet gaan. Vandaar dus dat wij gaarne hadden gehad dat de opmerkingen zoals die in de vorige raadsver gadering zijn gemaakt letterlijk waren overgenomen. Dit is dan ook de reden waarom wij ten aanzien van dit onderwerp aantekening wensen dat wij hebben tegengestemd omdat wij van mening zijn dat op een zeer gemakkelij ke wijze de gemeente invulling had kunnen geven aan iets wat natuurlijk ook best eventueel met veel uitleg en jurisprudentie in een wet zou kun nen vallen. De VOORZITTER: Misschien moet ik u toch ontraden om dat te vragen en mag ik u, maar ik doe dat geloof ik iedere raadsvergadering, nog eens verwijzen naar artikel 168 van de Gemeentewet waarin de verordenende be voegdheid van de raad in het algemeen en de mogelijkheid om te treden in zaken die door andere overheden geregeld zijn is vastgelegd. Misschien vindt u het een te formeel antwoord maar ik denk dat de wethouder ook heel duidelijk aangegeven heeft dat wij wel degelijk ook met het Streek gewest naar middelen zoeken om in voorlichtende zin daar wat aan te gaan doen. Zou hier een herkenbare taak voor de gemeente geweest zijn, dan ben ik er overigens ook van overtuigd dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten juist ook zeer specifiek naar dat onderdeel had willen kijken. De kwestie van de regelgeving en de uitleg over de Gemeentewet is mis schien op dit moment niet zo erg aan de orde. Daar spreken wij een andere maal over De heer BOLSIUS: Voorzitter, ik denk dat u nu zelf het onderwerp hebt aan gesneden en dat ik nu, driemaal is scheepsrecht, daar een reactie op mag geven. Als het is zoals u zegt dan zou onmiddellijk uit deze verordening minerale olie als paragraaf worden geschrapt want die staat in die wet opgenomen. De VOORZITTER: Ik heb dan wel de tekst van die wet nodig om u van een deugdelijk antwoord te kunnen voorzien. De heer BOLSIUS: Paragraaf 3.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1987 | | pagina 343