- 28 - 25 en 41 met de mogelijkheid tot gebruik van deze panden ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, kantoren, detailhandel en wonen, c.q. een combinatie hiervan zal dienen te geschieden overeenkomstig de met u gemaakte afspra ken over de stedebouwkundige opzet van de locatie. De heer VAN DE WATER: U hebt gelijk, maar in de brieven wordt wel gesteld dat er betaald wordt als de bouwvergunningen verstrekt zijn. De heer STUART, wethouder: Dat is toch normaal. Zou u betalen wanneer je iets niet kunt realiseren. De heer VAN DE WATER: Dat is een andere zaak, maar u had kunnen zeggen na goedkeuring van het bestemmingsplan. Ik denk dat u door deze regels die er in staan met handen en voeten gebonden bent. De heer STUART wethouder: Het is een uitermate normale zaak dat van een bouwer geëist wordt dat hij de grond betaald als hij een bouwvergunning gekregen heeft. De heer VAN DE WATER:Maar dan calculeert u in dat als er bezwaren komen u drie a vier jaar op uw centen moet wachten. De heer VAN ES: Bovendien zegt u in uw.verkoopvoorwaarden een maand na de dag waarop aan de koper kennisgegeven wordt van de goedkeuring van dit ver- koopbesluit door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant of een beroep door de Kroon moet de koopsom zijn voldaan en de koopakte zijn gepasseerd. Het past dus niet in elkaar. De heer STUART, wethouder: Ik denk dat dat heel goed in elkaar kan passen. Dat heb ik zojuist geprobeerd u te doen geloven. Zo'n koop komt niet tot stand op basis van een gebrek aan studie over een bouwplan maar dan heeft er al heel wat plaatsgevonden. Er loopt bovendien als wij praten over planologische bescherming, laten we de theoretische discussie even voortzetten, voor de afgifte van de bouw vergunning een artikel 19 procedure. Daarin kan de raad zoals u weet een rol spelen. Ik acht het allemaal van alle kanten mogelijk om de randvoor waarden zo die thans gelden en op basis waarvan overigens de zaak gedaan wordt om dat te controleren. Het ontmoet uiteraard geen bezwaar om te melden dat geen bouwvergunning verleend zal worden aan een plan dat strijdig is met die randvoorwaarden. Dat is inhaerent aan de gemaakte afspraken en het ontmoet geen enkel bezwaar om dat nog eens expliciet te zeggen. Dat is ook niet de bedoeling. Stel nu eens dat er een bouwplan ontwikkeld zou worden wat zou afwijken van de randvoorwaarden zoals die thans gelden. Dan hebben we de werking van het voorbereidingsbesluit. Je moet dan zo'n aanvraag aanhouden tot het ver strijken van het voorbereidingsbesluit. Wil je dan bescherming hebben dan zou een bestëmmingsplan ter visie moeten liggen op dat moment. Dat is de situatie en dat lijkt allemaal haalbaar, maar nogmaals De heer BOLSIUS: En als het niet gehaald wordt, wat dan? De heer STUART, wethouder: Ik vind dat theorie. De heer BOLSIUS: Dat is geen theorie, dat is mei 1988. Mei 1988 is een reële datum. De VOORZITTER: Dat betekent dat je ook heel wel kunt schatten of je in mei 1988 het bestemmingsplan ter visie zult kunnen leggen. Dat betekent dat je vanaf dit moment ook nog maand voorbereidingstijd hebt. Dat ele ment hebben wij heel nadrukkelijk gevraagd omdat we waar van het wegvallen van de voorbereidingsbestemming natuurlijk aan de allengs dunner wordende draad zagen hangen. Dat is overigens een voorbereidingsbescherming die zo wel voor de verkoper maar uiteraard ook voor de koper geldt. Dat is uiteinde lijk ook de bedoeling van de voorbereidingsbescherming dat de burger ook op een gegeven moment weet waar hij aan af of toe is. Het college trekt het zich zeer aan en stelt alles in het werk om continuïteit in die voor- - 29 - bereidingsbescherming te krijgen door op tijd het bestemmingsplan ter visie te hebben. Daarna ontstaat er natuurlijk een periode waarover geen zeker heden te verschaffen zijn. Hoeveel en welke bezwaren de weging door u, enfin en gaat u maar door. Dat is uiteraard een periode waar niemand op dit moment zekerheid over kan geven behalve dat we met voortvarendheid zullen proberen dit af te werken, ook het eerste deel tot aan mei. De heer VAN DE WATER: Voorzitter, mag ik iets vragen. Wat is de juridische kracht naar aanleiding van de brief van het college van 11-12-1987 naar de B.B.U. waarin zijn schrijven dat zij accoord gaan met datgene wat er in de brieven staat en het raadsvoorstel. De heer STUART, wethouder: Dat is dat er een zaak tot stand komt zoals die omschreven is. De heer VAN DE WATER: Ik denk dat er een duidelijk verschil is tussen het raadsbesluit en de brief die het college op 11 december geschreven heeft aan de B.B.U. De heer STUART, wethouder: Er wordt hier aan een elementair aspect van het zakendoen voorbijgegaan en dat is, hoewel we dat ook nu uit en te na pro beren uit te leggen, dat hier de goede trouw van beide partijen in twijfel wordt getrokken. De partijen zijn overeengekomen om het zus en zo te doen, een en andermaal bevestigd in een brief overeenkomstig de randvoorwaarden. Als u dat niet doet, mijnheer, dan gaat de koop niet door. De heer VAN DE WATER: Mijnheer Stuart,ik hoef u niets over zakendoen te vertellen. Ik denk dat zakendoen duidelijk moet zijn. Hier zijn een aantal onduidelijkheden in. De heer STUART, wethouder: Absoluut niet, er is overeenkomst, niet alleen over prijzen maar ook over restauratie van twee panden conform de rand voorwaarden zoals die geformuleerd zijn zowel als over de bebouwingsoppervlakte. Anders dan in het huidige bestemmingsplan, althans voor één pand. Er is overeenstemming over de bouw van premie-koop A woningen conform de stede- bouwkundige randvoorwaarden en er is overeenstemming over de bijbehorende prijzen van de onroerende goederen. Zo worden er zaken gedaan. Vierkanten kan dat toch niet De heer VAN DE WATER: Het raadsbesluit is goed alleen uw brief als college naar de B.B.U. waarin duidelijk een aantal harde dingen staan die denk ik straks strijdig met elkaar worden als er problemen komen acht ik niet juist. Dan zullen de brieven denk ik een duidelijk bewijsmateriaal worden en uw antwoord daarin ook. Ik denk dat als er juridische afhandelingen ko men dat tot problemen zal leiden. W'j hebben geen problemen met het raads besluit. De heer P.M.L. FRANKEN: Dan weegt het raadsbesluit het zwaarste voorzitter. De VOORZITTER: Ja.dat denk ik wel, de raad is tenslotte het besluitvormend orgaan op dit terrein in de gemeente op grond van de toedeling van taken in de gemeentewet. De heer VAN DE WATER: Gemeentebelangen/Stadspartij is mits het raadsbe sluit het zwaarst weegt voor dit voorstel. De VOORZITTER: Dank u wel. Misschien mijnheer van de Water mag ik het nog eens zo uitleggen. Er is op dit moment tussen de voorbereider en de koper te weten de B.B.U. wilsovereenstemming. Als die wilsovereenstemming tus sen de aanstaande verkoper, de raad van Bergen op Zoom, congruent is met de eerder bereikte wilsovereenstemming zijn beide partijen door het con tract aan elkander gebonden. Ik zeg dat een verdieping hoger ook wel eens maar dan heeft het op iets anders betrekking. Ik denk dat het zo simpel in elkaar zit. Mogen wij tot besluitvorming over onze wilsverklaring uitgaan. Op één vraag heb ik nog geen antwoord gehoord, dat ging over de voorgevel

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1987 | | pagina 341