- 12 -
van die studie. Maar nogmaals, laten we eerst zorgen dat we het huidige
gebied handen en voeten geven en daar hebben we met alle perspectieven
die zich aftekenen toch zeker onze handen aan vol.
Dan had u nog een aantal opmerkingen met betrekking tot de hoogten van
met name de agrarische bedrijven, de maximale hoogte. Wij denken toch
dat wij in het bestemmingsplan hebben aangegeven dat dit juist verant
woord is en dat je er rekening mee moet houden dat bepaalde agra
rische activiteiten voor de bedrijfsvoering toch bepaalde bouwwerken vra
gen die mogelijk toch wat hoger zijn dan gedacht. Dat willen wij duide
lijk in het bestemmingsplan ook mogelijk houden.
Dan heeft u nog gesproken
Mevrouw NOORMAN: Mag ik even interrumperen Mijn vraag was - we zouden
er voorstander van zijn als die niet gebouwen zijnde bouwwerken niet
hoger of niet boven de kaphoogte van de bedrijfsgebouwen uit zouden
kunnen komen, of een voorschrift zodanig opgesteld zou kunnen worden.
Er zijn allerlei methodes om ook lager te bouwen, misschien kostenver
hogend voor de boer maar
De VOORZITTER: U bedoelt een silo die niet hoger zou mogen zijn dan de
nokhoogte
Mevrouw NOORMAN: Dan de kaphoogte.
De heer VAN DER VELDEN, wethouder: Het gaat hier uiteraard om een globaal
plan, maar de voorschriften zijn uitermate gedetailleerd en zijn ook met
de diverse instanties besproken. Ik geloof toch dat we dit met name voor
de bedrijfsvoering toch mogelijk moeten houden. Ik denk niet dat we daar
aan toe moeten geven, daar moeten we duidelijk aan vasthouden.
Dat is mijn opinie.
De heer VAN DE WATER: Mag ik even een vraag stellen naar aanleiding van
het gestelde. Ik was niet van plan in discussie te gaan maar bij de^
stukken zat een brief naar aanleiding van het besprokene in de Commissie
Ruimtelijke Ordening waarin staat dat volgens de richtlijnen van het be
stemmingsplan niet hoger gebouwd mag worden dan 4 in plaats van 5 lagen.
De brief zit erbij, maar misschien vergis ik mij.
De VOORZITTER: Er zitten een aantal brieven bij, van wie was de brief
De heer VAN DER VELDEN, wethouder: Mevrouw Noorman heeft het over iets
anders.
De VOORZITTER: De heer Van de Water stelt een andere vraag.
De heer VAN DE WATER: Er is een discussie geweest over 4 of 5 bouwlagen
door verschillende leden van de fracties. Volgens mij is naar aanleiding
van vragen van de commissie Ruimtelijke Ordening een brief geschreven
dat is dus een schrijven van de gemeente, waarin gesteld wordt dat volgens
de richtlijn van het bestemmingsplan 4 woonlagen
De VOORZITTER: Wie was de afzender van die brief
De heer VAN DE WATER: De dienst gemeentewerken
De heer VAN DER VELDEN, wethouder: Ik heb één vraag van mevrouw Noorman
denk ik nog niet beantwoord, de bouwhoogte. Wilt u die vraag nog eens
herhalen
Mevrouw NOORMAN: De vraag over de geen gebouwen zijnde bouwwerken.
De heer P.M.L. FRANKEN: Ik vind de vraag van mevrouw Noorman toch wat
prematuur. Het is een regel die volgens de groene nota thuishoort bij
het opstellen van bestemmingsplannen in het buitengebied. Op dit moment
voorzie ik daar toch eerder natuurlijke en recreatieve ontwikkelingen
dan dat ik daar een grootmatig akkerbouwgebeuren zie ontstaan.
13
Ik denk dat uw ongerustheid totaal overbodig is en als u dan zegt het
mag niet boven de goot uitkomen of boven de nok van het huis, dan ga
je daar toch beperkingen opleggen waar je zelf de weerga niet van kent.
Dan zou het al niet meer mogelijk zijn om een open haard in zo'n gebouw
te plaatsen waar de schouw een beetje van trekt die boven het dak uit
komt. Zulke dingen moet je gewoon niet doen. Het is prematuur vind ik
omdat het in de eerste plaats een gebied is waar recreatieve ontwikke
lingen worden voorzien en mogelijk in de toekomst een reserve stadsuit
breiding. Ik zie daar echt geen rij met boerderijen ontstaan.
Mevrouw NOORMAN: En silo's die ver boven het dak uitkomen
De heer FRANKEN: Als er geen boerderij staat staat er ook geen silo.
De heer VAN DER VELDEN, wethouder: Laten we daar heel reëel in zijn, dat
is toch een bewuste keuze om in dat gebied met name een dergelijke ont
wikkeling mogelijk te maken. We hebben gezegd dan hoort dat er toch dui
delijk bij. Ik denk dat het gevaarlijk is om te zeggen dat moeten we schrap
pen. Daar voel ik niets voor.
De heer STUART, wethouder: Er is nog een vraag te beantwoorden dacht ik
van mevrouw Noorman met betrekking tot de verkoopvloeroppervlakte van
350 m2 in het stedelijk gebied. Hier hebben we toch weer een beetje de
discussie over de vraag of een bestemmingsplan een doel op zichzelf is of
een middel tot ruimtelijke ordening. U zit met al uw punten heel sterk
op de toer van het is een doel op zichzelf. Dat kan het uit zijn aard al
niet zijn. Wij praten hier over een gebied waarop een woningbouwdoelstel-
ling gerealiseerd moet worden tot hetjaar 2000. Het gebied heeft meer
potenties dan 1200 woningen bouwen tot 2000. Ik heb in de commissie ook
gezegd die dingen vechten met elkaar. We moeten enerzijds een bestemmings
plan maken om het woningbouwprogramma te kunnen realiseren waar een pak
ket regels voor bestaat en aan de andere kant moeten we een bestemmings
plan vaststellen waar veel meer kan en voor een veel langere duur
Daar alleen al krijg je door de aard van het bestemmingsplan tussen die
twee zaken toch wat conflicten. Wat is er nu bekend ten aanzien van de
verkoop vloeroppervlakte. Voor 350 m2 in de voedings- en genotmiddelen
sector heb je al 5000 inwoners nodig. Die zijn er in de planperiode tot
2000 met 1250 woningen bij lange na niet te verwachten. Waarom dan toch
dat maximum van 350 m2 voorgesteld Omdat dan anderzijds vastgesteld
moet worden dat de dichtst nabijgelegen woonwijk Fort Zeekant geen voe
dings- en genotmiddelenwinkel op redelijk beloopbare afstand laat zien.
Het is nlnaar de Antwerpsestraatweg zo'n 900 m. Dus dan toch maar kie
zen voor een eigen voorziening voor de dagelijkse behoeften in die wijk
omdat vanwege die grote afstanden aangenomen mag worden dat er een vrij
grote kooporientatie binnen het gebied op een eigen voorziening zal zijn.
Ten opzichte van die 1250 woningen tot 2000 is 350 m'2 fors aan de maat.
Daarna, als die 1250 woningen gebouwd zijn, dan blijft het bestemmings
plan een middel want wellicht gaan we dan meer woningen bouwen en dan
komt er ruimte voor meer m2Als ik me dan mag veroorloven om ook in het
algemeen een globale opmerking bij een globaal bestemmingsplan te maken,
kan ik zeggen dat we met dit globale bestemmingsplan nu juist proberen
positief te bestemmen. Wat ik nu in de raadsvergadering hoor dat is in
details - a. het is niet globaal b. het zijn details - allemaal negatieve
bestemmingen, proberen iets te verhinderen terwijl wij in het globale
plan nu juist proberen om dingen mogelijk te maken.
De heerAertssen verdient nog een antwoord op zijn vraag over de exploitatie-
opzet denk ik.
De heer AERTSSEN: Ik heb een opmerking gemaakt maar die was niet direct
bedoeld als vraag.