- 6 -
-Wij hebben daar besloten tot het voeren van een artikel 17-procedure Wet
Ruimtelijke Ordening omdat er in dat bestemmingsplan ten gevolge van een
wijziging die heeft plaatsgevonden een zin is weggevallen waardoor de
noodzaak om die hoorprocedure te volbrengen iswervallen.Materieel is dat
niet juist. Die procedure dient naar onze mening bij dit soort vragen in
dat bestemmingsplan te zitten. Vandaar dat roet dit artikel in ieder geval
gepoogd is om dat manco op te heffen.
Conclusie uit de gesprekken is de volgende geweest. De bewoners hebben geen
bezwaar tegen kermisexploitanten maar wel op de plaats waar zij nu zitten.
Zij deden de suggestie om bijv. de vestiging naar de Slingerweg te dirigeren
ongeveer een 50 meter verderop richting Theodorushaven.
De bewoners vinden dus dat er te weinig rekening is gehouden met hun belangen
bij uitgifte van industriegrond aan de Poortweg.
Daar is door ondergetekende de stelling ingenomen dat de planologische pro
cedure uiteindelijk zal uitwijzen of die vestigingen terecht zijn en de
belangen van de bewoners zijn geschaad. Derhalve kan Vanavond
het voorstel gehandhaafd worden. Ik heb niettemin ten opzichte van de bewoners
me bereid verklaard om met de betrokkene en dat is de betrokken ondernemer -
dat zijn niet de buurtbewoners maar dat is de betrokken ondernemer - te over
leggen of er voor hem ook andere plaatsen acceptabel zouden zijn.
Er is vanmiddag nog naar verschillende mogelijkheden gekeken. Die geven aan
dat er enkele andere mogelijkheden denkbaar zijn. Die mogelijkheden zijn echter
in de procedure met de onderhavige erfpachter allemaal besproken en zijn voor
die meneer niet acceptabel. Hij wil graag kopen of erfpachten wat hem thans
is aangeboden. Dat is de situatie.
Ik denk dus, antwoordend op de vraag van de heer Van Kemenade, dat er rekening
mee gehouden moet worden dat zo'n planologische procedure een gevolg kan heb
ben wat voor de betrokken erfpachter inderdaad moeilijk zou kunnen uitpakken.
Dat kan, er zijn altijd twee mogelijkheden.
Derhalve is tegen deze aspirant-erfpachter gezegd dat er geen sprake kan zijn
van het vervroegd in gebruik nemen van de grond voor tijdelijke bewoning. Wat
dan"wel kan natuurlijk is beginnen met de bouw van het bedrijfsgebouw want daar
verzet zich helemaal niets tegen.De tijdelijke bewoning kan niet zolang de
procedure niet gevolgd is, dunkt mij.
De heer NIJPELS: Als ik het goed begrijp dan gaat de procedure in werking
als wij dit voorstel aannemen. Mag de gemeente hem dan toestemming geven om
op die grond te gaan zitten
De heer STUART, wethouder: Dan moet eerst toestemming van Gedeputeerde Staten
worden afgewacht. Wat wel kan gebeuren is dat als de bouwvergunning verleend
kan worden hij met de bouw van het bedrijfspand kan beginnen. Wat niet kan is
dat er alvast tijdelijk gewoond gaat worden. Dat kan alleen maar als de pro
cedure behoorlijk is afgerond.
De heer VAN KEMENADE: Onze fractie zal niet tegen het erfpachtvoorstel zoals
het hier staat stemmen. Toch nog een aantal opmerkingen. Eén verslag heb ik,
een ander verslag daar citeert de wethouder uit - ik geloof hem overigens
op zijn woord - maar ik had het toch verstandiger gevonden als wij ook over
dat tweede verslag vanavond hadden kunnen beschikken omdat we toch
in de commissie Financiën met name nogal uitgebreid over deze zaak hebben ge
discuteerd. Wat ik nu eigenlijk hoor is toch een beetje een welles nietes
verhaal wat, voor mij althans, op dit moment niet zo even een, twee, drie
helemaal is te overzien. Vandaar dat ik toch maar een aantal opmerkingen maak
relatie hebbend met het erfpachtverhaal maar misschien meer naar de planolo-
gischeprocedure toe. Wij hebben als VVD-fractie uitgebreid met de heer De
Caluwé van gedachten gewisseld en als ik alle stukken die de man had nu eens
goed heb bekeken, dan komen wij alleen maar tot de conclusie dat de heer De
Caluwé op uiterst zorgvuldige wijze bezig geweest is en dat hij echt - overigens
in het bewonersverslag wordt over 1J jaar gesproken - keurig netjes alle
wegen bewandeld heeft die men voor zoiets moet bewandelen. Ik krijg toch
7
een beetje het bange vermoeden en de wethouder zegt dat ook in alle eerlijk
heid, dat de procedure ook wel gevolgen kan hebben met name in relatie tot
de bewoning. Ik ben toch bang dat deze ondernemer ergens tussen wal en schip
terecht zal gaan komen. Ik wil er namens mijn fractie dan op dit moment toch
maar op voorhand op wijzen,onze twijfels tevens uitsprekend of alles door de
gemeentelijke overheid nu wel zo 100% bekeken is en de procedures voor 100%
afgelopen zijn, dat wij vinden dat als deze ondernemer door dit soort zaken
op korte termijn echt in de problemen komt wat de bewoning betreft, onze
fractie vindt dat de gemeente op enigerlei wijze - ik weet niet hoe dat op
dit moment gestalte zou moeten krijgen - de heer de Caluwé en zijn gezin
tegemoet zou moeten komen.
De heer VAN DER KALLEN: Ik kan deels het betoog van de heer Van Kemenade
onderstrepen. Een ding zit mij toch nog wel een beetje dwars. Ik heb eigenlijk
gevraagd of het college bereid was bij eventuele niet-legale bewoning van het
perceel in te grijpen. Dat heb ik niet expliciet gehoord. De heer Stuart heeft
gezegd "het kan lopende die procedure niet", maar wetende dat er officieel
ook niet overwinterd kan worden op percelen nabij Plein 13 en dat toch regel
matig voorkomt en vaak heel langdurig voorkomt, denk ik dat ik aan de woorden
van de heer Stuart nog niet al te veel heb. Ik wil heel graag horen van het
college dat er, in geval er toch tot bewoning wordt overgegaan op het perceel
voordat de procedure is afgelopen, inderdaad wordt ingegrepen. Ik heb daar
reden toe om daar toch een beetje argwanend over te zijn. Toen de heer
Stuart zijn betoog begon zei hij "deze burger moet ondgrdak vinden" om
pas aan het eind van de tweede daarop volgende zin te komen tot de "erfpacht
verlening aan de ondernemer".Natuurlijk deze burger heeft recht op onderkomen
maar ik denk dat het zeker niet daar kan, niet mag en dat indien het gebeurd
er opgetreden moet worden. Indien ik de bevestiging krijg dat er inderdaad
tegen opgetreden zal worden indien het gebeurt hangende de procedure, zal ik
volgaarne voor dit voorstel stemmen.
De heer NIJPELS: Ik wilde nog wel even op de opmerkingen van de heer Van der
Kallen ingaan. Ik meen te weten dat de wethouder gezegd heeft er mag niets
gedaan worden tot er een besluit komtvan de procedure.
Dus de woorden van de heer Van der Kallen kan je achterwege laten.
De VOORZITTER: Dank u wel voor de hulp mijnheer Nijpels om de vergadering te
bekorten.
De heer STUART, wethouder: Ik sluit me gaarne bij die dankbetuiging aan.
De heer Van der Kallen heeft er echter behoefte aan om een open deur in te
trappen. Dat mag. In het algemeen zal het zo zijn dat maatregelen die ge
troffen worden, nageleefd dienen te worden. Ik wens daarvan uit te gaan,
de heer Van der Kallen kennelijk niet. Het zal zo zijn dat gedurende deze
procedure het absoluut niet voorstelbaar is dat bewoning kan. Dat is ook aan
de candidaat-erfpachter nadrukkelijk medegedeeld.Leidt dat tot situaties zoals
de heer Van Kemenade die schildert, dan hebben wij heel duidelijk bereidheid
getoond naar deze ondernemer toe om samen voor een tijdelijke oplossing te
zorgen. Daar is allemaal over gesproken.
Het toch wat vervelende in het verhaal is, in het verhaal van de heer Van der
Kallen vooral, dat hier niet sec over een voorstel tot erfpacht aan een onderne
mer gesproken wordt, maar dat hier het al dan niet willen verpachten aan een
ondernemer wordt opgehangen aan de ervaringen met anderen. Ik heb daar de
grootst mogelijke bezwaren tegen. Daarom vond ik het prettig om dat in het
openbaar ook eens een keer te kunnen zeggen. Daar gaat het wel om, dat kunt u
ook lezen in het verslag wat onze ambtenaren van het gesprek van vanmiddag
hebben gemaakt, want daar staat het allemaal vierkant in.
Ik denk dat misschien over de planologische procedure, daar heeft de heer
Van Kemenade toch ook nog een gedetailleerde vraag over gesteld, collega
Van der Velden nog wat wil zeggen.