-28-
voorgesteld. De amendering maakt denk ik de nieuwe verordening wat preciezer
en laat de particulier zoals het was, de gelegenheid om zijn eenmalige hoeveel
heid afval te storten.
De heer WESTERHOF: Er wordt in die vrijstelling helemaal niet gesproken over
wie het brengt en wat er gebracht wordt, de vrijstelling is er voor bestel
auto's. Die hebben geen bewijsje nodig dat het particulier is.
De heer NIJPELSDan zou het alleen voor de plaatselijke inwoners moeten zijn,
daar gaat het om.
De heer STUART, wethouder: Dat kun je niet regelen. Het gaat erom dat gebleken
is dat bij de formulering van voertuigen, gewichten enz., het aanbod van par
ticulieren nauwelijks veranderd is. Dat is geconstateerd na de vaststelling
van de verordening. Maar dat onder de vlag van die vrijstellingsbepaling ande
ren bedrijfsmatig-veroorzaakt afval gestort hebben, dat is gekomen door....
De heer WESTERHOF: Is dat dan een misdaad
De heer STUART, wethouder: Natuurlijk. Er moet betaald worden voor het storten
van bedrijfsmatig-veroorzaakt afval.
De heer WESTERHOF: Ik heb duidelijk in mijn stuk gesteld dat: Een bedrijf dat
kan rekenen, rijdt niet iedere week als regel naar de Kragge met een chauffeur
die per uur betaald moet worden, zoveel kilometers rijdt en dan in de grond
gaat wroeten. Zo af en toe is er wel eens een extra aanbod, het vuil laten ze
dan niet liggen en brengen dat even weg. Ik vind niet dat je daar een uitzon
dering voor moet maken. De regel is zoals hij nu 12 jaar goed werkt.
We gaan er geen kaartje aanhangen van, wat is nou bedrijfsvuil en wat particu
lier vuil met een wagen van het bedrijf, of wat is alleen maar particulier
vuil met een particulier wagentje. Dat is ondoenlijk.
Ik denk dat als je een van die soorten uitzondert, je dan moeilijkheden krijgt
met illegale storting. Dat is mijn oogpunt.
De heer BAKX, wethouder: Meneer Westerhof, misschien dat de cijfers dan spre
ken. In 1987 tot nu toe is er gratis gestort: 2,5 miljoen kilo oftewel 2500
ton. Dat is dan wel een kostenderving van ca. 75.000,-.
De heer STUART, wethouder: Misschien moeten we er het zwijgen toedoen voor
zitter. Ik had toch de neiging om te concluderen dat het goed was er nog een
keer over gepraat te hebben. Wij kunnen het eens zijn over een formulering;
materieel hebben wij het over verschillende zaken. Waar het college het over
heeft is het verschijnsel, dat er in dat soort hoeveelheden onder die verorde
ning zonder te betalen gestort wordt. Het is overduidelijk vastgesteld dat dat
niet veroorzaakt wordt door de particulier die eenmalig een hoop extra huisvuil
stort. Wij hebben daar toch materieel een verschil van inzicht in denk ik.
Voor bedrijfsafval moet betaald worden. Dat is de stelling van het college.
Gelukkig kunnen wij het eens worden.
Nu de vraag van de heer van der Kallen.
Ik denk voorzitter, dat wij een verschil van mening hebben voor wat betreft
het zgn. meeliften op de voorschotnota's van energiebedrijven. We hebben daar
eerder over gesproken, ook in de commissie. In den lande is het een gebrui
kelijk verschijnsel. T.b.v. de cliënten kunnen wij wel zeggen: Laat het dan de
juridische problemen veroorzaken die de heer van der Kallen er al in zou zien
-als dat al zo zou zijn- dan stel ik vast dat de cliënten het prettig vinden
om in 12 termijnen te kunnen betalen. Daarom heerst binnen de V.N.G. bijv. ook
thans de vraag: Zou het geen aanbeveling verdienen om nog meer belastingen in
termijnen te kunnen betalen en mee te laten liften op zo'n nota. Daarbij wordt
bijv. gedacht aan de O.G.B. maar daar is iets heel groots voor nodig.
Dan moet de gemeente weer zelf gaan incasseren.
-29-
Ik denk dat wij daar verschillend over denken. Ons college ziet in ieder geval
geen aanleiding om iets wat tot tevredenheid van de cliënten gebeurt en waar
nog nooit iemand in juridische zin over gevallen is, te veranderen.
De vraag over het zgn. woningbetredingsartikel
In de commissie Financiën is daar naar gekeken. Het zit kennelijk niet in de
omslag. Bij de onroerend goedbelasting - ik zeg dat onder voorbehoud want ik
moet dat uit mijn hoofd zeggen- mondt dat artikel uit in het woningbetredings
artikel maar het regelt in alle belastingverordeningen de overdracht van de
bevoegdheid van de inspecteur, zijnde het college van B W.
Voor de O.G.B. kan dat uitmonden in woningbetreding maar dat wil niet zeggen
dat het dan een heel andere verordening woningbetreding betekent. Het regelt
de bevoegdheid van het college bij overdracht op een ambtenaar bijvoorbeeld.
De VOORZITTER: Misschien nog even ter vervolmaking. Ik weet niet uit mijn
hoofd wat de wetgever in 1968 bedoeld heeft om aan art. 284 van de Gemeente
wet een 2e lid te verbinden met art. 51 2e lid van de Algemene Wet.
Ik vind dat ook, voor gewone huis- tuin- en keukenkennis wat ver gaan op dit
moment! Ik kan dus thans gaan gissen naar een zekere samenhang die er is. Ik
denk dat als ik dat zou doen ik wellicht ook nog wel tot een min of meer slui
tend betoog zou kunnen komen.
Ik stel u voor, dat wij daar toch nog eens een geleerde op naslaan, van Loenen
of zo, die onder minder druk dan ik op dit moment beleef»dat allemaal al eens
een keer voor ons opgeschreven heeft.
Ik zeg u bij deze gaarne toe, dat als daar een absoluut onbegrijpelijke samen
hang wordt verondersteld, u van de zijde van het college een wijzigingsvoor
stel op al deze verordeningen tegemoet kunt zien waarbij de verplichting als
bedoeld in art. 51 van de Algemene Wet uit onze verordeningen verdwijnt.
Ik wijser overigens met nadruk op dat art. 51 een viertal leden kent dat
slechts regelt:
le lid -binnentreden;
2e lid -de tijdstippen waarop zulks kan gebeuren;
3e lid -de verhouding tussen de gebruiker van het onroerend goed en hem ver
plicht tot het geven van aanwijzingen om tot onderzoek te geraken;
4e lid -dat niet immer en onder alle omstandigheden tegen de wil van de bewo
ner kan geschieden waartoe de wet, de Algemene Wet Rijksbelastingen
in art. 83 2e en 3e lid hem zekere bescherming geeft.
Wat regelt art. 13 in onze verordeningen. In de eerste plaats een mandaat
figuur van de zijde van het college in de richting van ambtenaren. Die, en dat
kan ik mij voorstellen, toch bij de onderscheiden verordeningen in weliswaar
wat gezochte omstandigheden, in deze situatie zou kunnen komen te geraken.
Ik herhaal nog eens de toezegging. Als dit inderdaad niet erg deugdelijk is
zoals de heer van der Kallen veronderstelt, kunt u een volgende vergadering
een wijzigingsvoorstel tegemoet zien.
De tweede termijn. Het woord is aan de heer van Kemenade.
De heer VAN KEMENADE: In eerste termijn heb ik de heer Westerhof gesteund om
dat ik denk dat wij het beiden eens zijn. Ik kreeg even het vermoeden dat ook
het college het daarmee eens was. Ik kreeg later de indruk dat de wethouder van
financiën niet begrijpt althans wat ik begrijp dat de heer Westerhof bedoelt.
De bedoeling van die 1500 kilo is dat, als mijn fraktievoorzitter -die over 'n
zodanig voertuig beschikt waar je dus met zijn tweeën in kunt zitten en waar
je achter een laadruimte hebt- haar zolder opruimt en alles vervolgens naar de
Kragge brengt, ze dat gratis moet kunnen afleveren. Helaas beschik ik niet over
een dergelijk voertuig. Wat de heer Westerhof en ik ons voorstellen is dat als
ik zo'n voertuig - als ik ook mijn zolder opruim- leen bij Piet Jansen van het
Fort om maar een voorbeeld te noemen, dat ik met hetzelfde recht als mijn frak
tievoorzitter ook gratis kan storten. Ik denk dat dat wat anders is als wat de
heer Stuart zojuist bedoelde.