- 38 - De vergadering wordt hervat om 18.57 uur. De VOORZITTER: Dames ne heren, de vergadering is heropend. Voor de goede orde dit. Het college heeft er geen behoefte aan de vergadering ingewikkelder en moeilijker te maken dan strikt noodzakelijk is. Dat is één kant van de medaille of van de gulden die mij inmiddels bereikt heeft. Aannemen daarvan brengt ons zeker in strijd met artikel 100 van de Gemeentewet, met onze ambtseed en allerlei andere dingen. Wij hebben natuurlijk heel goed begrepen dat u niet erg ingenomen bent met de hele gang van zaken. Ik heb u gezegd dat het maar helemaal de vraag is of het college wanneer wij het uiteindelijke eindbedrag hadden gezien, destijds met dit voorstel zou zijn gekomen. Het tweede punt dat ik wil opmerken is dat natuurlijk gedurende de hele ont wikkeling aan ditgebouw ook een aantal extra funkties zijn toegekend die op het moment dat wij met de eerste geconfronteerd werden ook niet bekend waren. Eeen deel van de zaken waar wij thans mee te makenkrijgen werd derhalve niet of niet in voldoende mate geanticipeerd bij het opstellen van de plannen des tijds Nu kom ik op het probleem waarbij wij de kool en de geit, roeier van de boot en vele andere argrarische produkten moeten zien te sparen om niet tot buiten proportionele mededelingen en verhoudingen tegenover elkaar te komen. Het is natuurlijk een goed gebruik om een zekere vorm van parlementaire ge woonten, zoals wij die in ons land kennen, ook tot die van een raadszaal te rekenen. Ik denk dat demanieren om je bijvoorbeeld d.m.v. moties, amende menten en andere zaken, interrupties en alles en nog wat uit te spreken over het gedrag bij u in het algemeen bekend zijn. Een van de middelen in de Nederlandse politiek, waarbij de vergaderzaal van de Tweede Kamer natuurlijk helemaal niet lijkt op datgene wat wij hier in de gemeente hebben, om wantrouwen uit te spre ken is het wantrouwen als zodanig te nomen of het bedrag de begroting met 1 gulden te verminderen, waaraan nu eenmaal deze konsekwentieskunnen worden ver bonden. Mevrouw VERAART: Het gaat dan toch om afkeuring van de begroting van een heel departement en dit gaat om één kleine begrotingswijziging, om dan delijn toch door te trekken De VOORZITTER: Als u naar de geschiedenis kijkt ginghet om de begroting van één onderdeel van het departement van Buitenlandse Zaken waarbij door het rechter deel van het parlement werd voorgesteld om de begroting van het salaris van de vertegenwoordiging van ons land bij de Paus met 1 gulden te verminderen. Dat is de exacte plaats van de één gulden kwestie. Wij kunnen nu twee dingen besluiten, dat vinden wij een stuk van de werkelijk heid of wij vinden dat niet een stuk van de werkelijkheid. Er is nog een derde mogelijkheid maar wanneer wij zeggen dat wij het niet een stuk van de werkelijkheid vinden moet de heer Cats wellicht wat te ver reti reren. Wanneer het wel een stuk van de werkelijkheid is heeft u vooral ook in de immateriële uitwerking in de richting van onze adviseurs enkele problemen met het college op te lossen. Daar moeten we ook niet te simpel over doen. Ik breng u in herinnering dat ik heb toegezegd aan de heer Bolsius om precies na te gaan wat er in het verleden gebeurd is. Een deel van de geschiedenis is natuurlijk ook dat wij kijken welke funkties teleknmale aan dat gebouw werden toegevoegd. Uiteraard speelt het element van de baldadige jeugd in de omgeving die ook het een en ander"gedaan heeft aan het slopen ook mee. Zodoende dreigen wij in een patstelling terecht te komen tenzij wij vam mening zijn dat wij heel goed uw signaal begrepen hebben en toch in de bestuurlijke verhoudingen die er tussen de raad enhet college bestaan ons aantrekken wat u gezegd heeft. Ik meende dat ik dat een en andermaal names het college gezegd heb. Vervolgens kunnen wij dan besluiten om f. 231.500,— beschikbaar te stellen. Dan lijkt het mij dat wij een verstandig en wijs be sluit hebben genomen. Uw boodschappen zijn heel helder en duidelijk bij ons aan- en overgekomen. De inhoud daarvan zal ook zeker verwerkt wordenin kon takten die wij verder terzake zullen ontwikkelen. - 39 - Mijnheer Westerhof, mag ik u dat zo in overweging geven De heer WESTERHOF: Dat mag u voorzitter, maar ik heb daar toch nog een paar opmerkingen over. Ik vind dat u twee volkomen verschillende dingen vergelijkt. Die ene gulden van Buitenlandse Zaken, 50 jaar geleden of zo, die had betrek king op een kern van het beleid. Dat is in dit geval helemaal niet im Frage. Wij praten hier alleen over een raadsbreed ongenoegen over de gang van zaken. De meningen zijn alleen verdeeld of we nu al redicaal moeten kappen of dat we de reeds uitgegeven gelden veilig moeten stellen. Dat is het punt. Gewoon een kwestie van wat doen we in dit geval. Nu staan we allemaal met de rug tegen de muur. Wij willen daar ons ongenoegen over laten blijken. Dat kunnen we maar aan één adres doen, nl. aan het college. Dat is alleen maar bedoeld opdat het college daar dan mee naar degenen die dat aangaat toe kan gaan. Dat kunnen wij niet en dat mogen wij niet. Ik vind dat de voorzitter een veel te zwaar accent legt op die ene gulden als zou dit een motie van wantrouwen tegen het college zijn. Dat is beslist niet de bedoeling. Dat wil ik duidelijk verklaren. Als het college aan die ene gulden de konsekwentie zou verbinden dat men dit opvat als zijnde een motie van wantrouwen tegen het college en het college daar dus de konsekwentie van zou aanvaarden, dan trekken wij ons voorstel in onder pressie van deze zware conclusie. De conclusie die ons doel niet was. De heer VAN DER STOEL: Ik vind, als ik namens mijn eigen fractie spreek, dat wij staatsrechterlijk volkomen zuiver geredeneerd hebben. Ik heb ook in mijn reactie in tweede termijn letterlijk gezegd dat is het spel, dat zijn de regels. Er is een college en dat college is verantwoordelijk. Als wij het college op die verantwoordelijkheid aanspreken, ook als het over technische zaken gaat, dat heeft er allemaal niets mee te maken, het gaat om het verantwoordelijk orgaan en dat is op dit moment het college. Als een college dan pas nu, in een zeer late fase en dan nog tamelijk verhullend schuldbekentenissen gaat doen dan heeft op dat moment het college niet heel duidelijk die verantwoordelijkheid genomen, althans dat is onze politieke invulling van het antwoord van het college. Op de tweede plaats wil ik ook heel duidelijk stellen in alle openheid dat als onze aankondiging, van de VVD, ertoe zou leiden dat de hele raad tegen dat voorstel zou stemmen, zou ik mijn fractie voorstellen om ons eigen voor stel in heroverweging te nemen. Ik heb heel duidelijk geproefd op dat moment en ik zeg dat in alle openheid, als CDA en P.v.d.A. die zich op dat moment nog even zo uitlieten voor het voorstel zouden zijn, nogmaals ik zeg dat in alle openheid, dat is het signaal van de VVD met ons vijven geen enkel gevaar voor het voorstel zelf. Niet zielig doen over de tafeltennisvereniging die in de problemen komt want dat is natuurlijk helemaal een onjuist element in het spel brengen. Dat was de situatie op dat moment. Die situatie kan da delijk nog hetzelfde zijn. Het voorstel van het CDA om een gulden te korten leidt bij het college met name tot nogal wat commotie. Ik vind dat het college zojuist niet duidelijk heeft gezegd of het nu wel of niet een vertrouwenskwestie stelt. Het wordt een beetje gesuggereerd maar niet helemaal uitgesproken. Ik vind dat die kwestie duidelijk op tafel moet komen te liggen. Zegt het college als het voorstel van het CDA wordt aangenomen dan stappen wij en masse op, dat is in ieder geval een duidelijke situatie en dan kunnen wij ook overwegen welke positie wij daarin innemen. Ik vind dat deze toelichting noodzakelijk is om onze positie te verklaren. De heer DE J0NGH: Ik heb toch behoefte om een paar opmerkingen te maken. Die had ik ook willen maken op het moment toen u schorste. Dat was mijn vraag namelijk om toch het woord te mogen voeren. Ik moet u eerlijk zeggen dat de hele gang van zaken en dan spreek ik even op persoonlijke titel zoals in het afgelopen half uur of misschien nog wel langer rondom deze materie ge speeld heeft, mij toch eigenlijk, heel eufemistisch gezegd, erg vreemd

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1987 | | pagina 226