- 34 - aard het voornemen bestaat en dan kom ik denk ik naar de heer Van Wijk toe om met de verschillende gebruikers die zaak uiteraard te bespreken. Met enkele van die gebruikers is reeds overleg gepleegd en zijn afspraken ge maakt dat vervolgoverleg zal plaatsvinden. Dat wij gemeend hebben het beheer van het Spuihuis en de Kastanje toch terug te brengen bij de stichting SKW vloeit voort uit het feit dat uiteraard velen daartegen bezwaar hebben gemaakt waaronder in de commissie Welzijnszaken vloeit tegelijkertijd voort uit het feit dat in die commissies en in die hoor zittingen diverse personen het woord hebben gevoerd, ook van de zijde van SKW waarin is aangegeven dat men de bereidheid zou hebben om te komen tot goede afspraken. Dat alles overwegende heeft het college thans gemeend het huidige beleid op dat terrein niet te wijzigen en derhalve het beheer van het Spuihuis en de Kastanje bij de stichting SKW te laten, echter met de kanttekekening dat wij ervan uitgaan dat in overleg gekomen kan worden tot goede afspraken. Dat overleg betekent ook overleg tussen gemeente en SKW waarin kan worden vast gesteld dat roet de gebruikers van die gebouwen goede afspraken zijn gemaakt zodat we niet van tijd tot tijd als een soort scheidsrechter worden opgetrommeld om de zaak weer bij elkaar te brengen. Misschien vraagt het ook aandacht voor bepaalde zaken die zeker in een bepaald gebouw thans op een bepaalde wijze zijn geregeld, om die nog eens nader onder de loupe te nemen en dan denk ik met name aan het feit waartegen veel bezwaren bestaat bij de werkgroep Westelijk Stads deel dat men een vergoeding moet betalen voor het gebruik van het Spuihuis, Dit in tegenstelling tot het moment waaropfcen onderdeel uitmaakte van het werk- bestuur van SKW. Wellicht is dat één van de onderwerpen die wij nadrukkelijk nog met elkaar zouden moeten bespreken. Dat geldt echter ook voor anderen die van sommige gebouwen gebruik maken om te kijken" of het nu onderdelen zijn van SKW of dat het toch zelfstandie functionerende verenielneren ziin. Daaromtrent mae denk ik in de toekomst seen ondu:deli ikheid meer bestaan en voor allen zal dezelfde li in moeten worden eehanteerd Het is iuist dat het beheer van een eebouw in belaneriike mate staat of valt met desrene die is geroepen om daar een functie te vervullen. Dat is onvermijde lijk en met alle goede bedoelingen kan het dan toch nog wel eens mis gaan, maar laten we er vertrouwen in hebben dat de thans voorgestelde weg kan leiden tot het goed functioneren van beide gebouwen tot tevredenheid van allen die daar gebruik van maken, waaronder de vele vrijwilligers, afkomstig uit ver schillende invalshoeken. Ik heb al naar aanleiding van een paar opmerkingen in het begin denk ik het een en ander gezegd over budgetfinanciering en hoe daarmee om te springen. Het lijkt mij een goede zaak daar met de commissie eens over van gedachten te wisselen en te kijken wat de een en wat de ander daaronder verstaat en hoe men tot invulling denkt te komen omdat daarover de wegen toch nog wel eens uiteen kunnen lopen heb ik vaag de indruk. Mevrouw NOORMAN: Mag ik even vragen, bedoeld de wethouder daarmee een commissie speciaal gewijd aan dit probleem. De heer DEKKERS, wethouder: Ik bedoel daar niet mee een commissie speciaal ge wijd aan dit probleem, ik denk dat de commissie Welzijnszaken en Emancipatie zaken uitstekend in staat moet worden geacht daarover met elkaar te discussiëren. Wanneer de commissie Financiën meent daar ook over te moeten discussiëren en wellicht de bevindingen van de commissie financiën door te moeten sluizen naar de commissie Welzijnszaken en Emancipatiezaken dan zullen wij daar graag ken nis van nemen. De commissie Welzijnszaken zal zich denk ik in belangrijke mate toch richten op een financieringswijze die het meest recht doet aan het wel zijnswerk wat ons na aan het hart ligt, maar met ons hopen wij de hele raad. Mevrouw NOORMAN: Heel even, de wethouder begreep mij verkeerd. Ik bedoel een commissievergadering, alleen gewijd aan dit probleem. De heer RONNES:Bedoelt de wethouder de periode 1990 - 1994 - 35 - De heer DEKKERS, wethouder: Ik heb, mijnheer Ronnes, aangegeven dat de discus sie over welzijnswerk niet na vandaag ophoudt ook niet in de periode 1986-1990. Het college heeft gemeend de contouren voor dat beleid voor deze periode vast te stellen, een toekomstperspectief te schetsen voor degenen die daar belang bij hebben. Ik denk dat we daar de nodige waarde aan moeten toekennen en niet vandaag een aantal nieuwe onzekerheden moeten inbouwen. Dat laat onverlet dat je met elkaar discussieert over de huidige wijze van vaststellen van de omvang van het bedrag waarvoor wij een kader hebben aangegeven in deze nota en zegt nu ja wij stellen dat bedrag beschikbaar maar al die richtlijnen die het college daarbij hanteert die zetten we overboord, we geven gewoon het bedrag, we geven aan waaraan ze moeten werken en achteraf constateren we of ze dat wel in vol doende mate of niet in voldoende mate hebben gedaan. Dat is één. Sommigen zullen dan misschien opnieuw in discussie bhengen hoe groot het budget voor deze of gene instelling dan zal moeten zijn. Ik denk dat dat momenten zijn waarop de wegen weer wel eens uit elkaar zouden kunnen lopen als ik beluister hoe op onder delen vanavond naar het schijnt de wegen uit elkaar lopen. De VOORZITTER: Dank u wel, wethouder. U was klaar De heer DEKKERS, wethouder: Nog niet helemaal. Mevrouw v.d. Putte vraagt naar een ambtelijke werkgroep om een aantal zaken te onderzoeken, als ik het goed heb begrepen bedoelde u met name naar het beheer van gebouwen. Is dat juist Mevrouw V.D.PUTTE: Een ambtelijk ondersteunde werkgroep en ik doel hierbij op datgene wat destijds is gebeurd bij het zwembad. Daar zijn een aantal raads leden en u was daar voorzitter van en een enkele ambtenaar die gezamenlijk alle problemen hebben onderzocht en tot een oplossing Zijn gekomen die door de hele raad gedragen werd. Dat is het voorstel wat ik indien om dit in het komend jaar te doen. De heer DEKKERS, wethouder: Wat moet die groep dan onderzoeken, hoe het reilen en zeilen in de verschillende wijkcentra gaat Mevrouw V.D.PUTTE: Neen, dat heb ik net al gezegd. Welke activiteiten in wel- zijnsland op welke wijze ondersteund thans in Bergen op Zoom plaatsvinden, welke kostensoorten met deze activiteiten verband houden. De heer DEKKERS, wethouder: Ik denk mevrouw v.d. Putte, als u goed geluisterd heeft dat wanneer het college uitvoering geeft aan het voornemen wat in de nota staat u automatisch bij de totstandkoming en indiening van de begrotingen constateert op welke onderdelen instellingen subsidie aanvragen en dan later kunt constateren of dat voor honorering in aanmerking komt. Daarna kunt u bijj^-de .afrekening.vaststellen of er inderdaad conform die begroting is gewerkt. Dat is één van de punten die in deze nota staan aangegeven die tot de moge lijkheden behoren. Als dat voor iedereen niet voldoende duidelijk is dat het in de nota staat denk ik dat bet goed is om in de volgende commissievergadering met name dan nog eens naar hoofdstuk IV te kijken. De heer BOLSIUS: Dat is nu juist wat wij tegen de huidige gang van zaken hebben. Dat betekent namelijk sectorgewijs en zelfs zeer fragmentarisch invulling van een begroting bekijken. Een totaalvisie van wat er aan basisvoorzieningen hier in deze gemeente nodig is met de financiële kaartjes daarachter ontbreekt te enen male, en een inhoudelijk discussie daarover dus ook. De heer DEKKERS, wethouder: Wellicht, voorzitter, behoeven we deze discussie toch verder deze avond niet verder voort te zetten ook om wille van de tijd. De heer Van de Water heeft aangegeven waarom hij vindt dat we niet zouden moe ten ingaan op het laatste voorstel van het college. Ik denk dat ik daar in voldoende mate aandacht aan heb besteed.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1987 | | pagina 181