- 34 -
norm van de provincie willen en moeten volgen.
Bij punt b. gaat u de zaak weer koppelen en komt u weer terug op het water-
kerend scherm, lozingen, het neerslagwater. We hebben daarvan vorige maand
eigenlijk afgesproken dat Witteveen en Bosch dit zou onderzoeken om extra te
kijken welke methode we dan kiezen. U heeft daar ook al een methode naar
voren gehaald. Ik heb u daar toen ook al bij gelegenheid van gezegd dat wij
nog even die twee aanvullende onderzoeken willen afwachten voordat wij een
definitieve keuze daarvoor kunnen maken.
U komt ook nog en dat staat verder helemaal niet in de brief maar u haalt
het er wederom bij met de put van Bruil. U moet dan eerst onderscheid maken bij
de put van Bruil in Oost en West. We hebben daar al, dan kom ik eigenlijk
op het Kragge II verhaal, duidelijk van geconstateerd dat de put van Bruil Oost
verontreinigd is, die zullen wijook verder niet nader in het Kragge II verhaal
beschouwen en dat de verontreiniging van de put van Bruil West, dat is aan
gegeven door de Heidemijzoals op dit moment is geconstateerd, niet ver
ontrustend is en geen aanleiding om over te gaan tot een gecontroleerde stort
plaats.
Ten aanzien van de procedure zoals u dat opmerkt denk ik dat u in de commissie,
u heeft veelvuldig onze diensten bezocht en er zijn veelvuldig brieven over ge
wisseld, alle gegevens die u nodig achtte voor uw antwoorden ook zijn aange
reikt. Dat een bepaalde bijlage er niet bij zou liggen, daar moet ik mijn ver
ontschuldiging voor aanbieden.
Dan in antwoord op het gestelde door de heer Bolsius.
Inderdaad heb ik een aantal zaken toegezegd, wat ik ook in de commissie heb ge
daan, maar ik kreeg de gegevens pas vandaag aangereikt, omdat het nog even
uitzoeken was wat wij extra zouden kunnen doen. Vanmiddag in het college hebben
we gezegd er geen bezwaar tegen te hebben om het model na de zomervakantie
verder te willen onderzoeken. Eigenlijk zou ik uw raad willen voorstellen laten
we nog eens twee extra bemonsteringen doen, zodat er in elk kwartaal een onder
zoek plaatsvindt en dat gaat dan tegen kosten van f. 3000,- zoals ik nu
op mijn blaadje vindt. Helaas heb ik dat verder niet kunnen verwerken
in een voorstel, maar het college heeft gezegd daar hebben wij verder geen
moeite mee.
De bezorgdheid die uitgesproken wordt, zowel door de heer Van de Water als de
heer Smits, die kan ik alleen maar delen. Het zal overduidelijk zijn, in 1982
hebben wij dat al nadrukkelijk naar voren gebracht, dat er nogal wat zaken
zijn die niet in de haak zijn.
Van de andere kant kunnen we ook zeggen we doen nu een aantal zaken dubbelop
want behalve dat onze eigen milieudienst extra bemonsteringen gaat doen
zal ook Witteveen en Bosch in een aanvullend onderzoek nogmaals naar de toe
stand van het grondwater kijken om te bezien welk model wij dan straks uit
eindelijk zullen kiezen om de Kragge I in zijn geheel af te schermen.
De VOORZITTER: Voor de goede orde merk ik nog op dat wij ook met de water
kwaliteitsbeheerder, het Hoogheemraadschap, daarover continue overleggen.
Dames en heren, de zorg die u heeft voor de kwaliteit van het oppervlaktewater
is natuurlijk ook onze zorg. Wanneer middelen genomen kunnen worden om grote
problemen te voorkomen, dat zijn problemen - de heer Van de Water heeft dat
denk ik goed gezegd- die wij nu constateren en die verband kunnen houden
met stortingen die daar in het verleden gedaan zijn, toen het milieubewust
zijn nu eenmaal zich niet zo manifesteerde zoals dat vandaag aan de dag ge
beurt, dan zullen we dat ook doen. Uit het feit dat, wethouder Bakx heeft u
dat ook al gezegd, we ook in andere seizoenen tot bemonstering willen komen,
zoeken wij natuurlijk tevens naar de beste middelen om de kwaliteit van het
water zo goed mogelijk te hebben.
Mijnheer Van der Kallen, ik zit nog met een ordeprobleem. U heeft de raad
min of meer uitgenodigd om aan de Staten van Brabant te laten weten dat u
een oordeel over de kwaliteit van het oppervlaktewater in deze provincie
niet deelt. Ik zit geen motie uit te lokken, eerlijk gezegd, ik weet ook
- 35 -
niet, dames en heren, of u over een nogal gecompliceerd onderwerp als de
basiskwaliteit van de provincie Brabant even een motie moet uitspreken.
Ik denk dat daar toch nog wel enige studie aan vooraf zou moeten gaan.
De heer VAN DE WATER: Ik denk dat het te makkelijk gesteld is om zonder meer
de verontrusting uit te spreken, ik denk dat je dan met wat gefundeerdere
motieven moet komen in zijn totaliteit.
Ik heb wel begrip voor het doel op zich.
De heer VAN DER KALLEN: Mogen we even wachten tot na de tweede termijn
De VOORZITTER: Ik denk dat u het in de tweede termijn moet bespreken.
Maar er moet dan van iets blijken. U zult een voorstel, door ten minste
twee andere leden van de raad mede-ondertekend, moeten indienen om daar een
oordeel over uit te spreken.
Ik raad u aan, als u dat al wilt, dat niet heden te doen maar voor te bereiden,
via een commissie te laten lopen en daar van een oordeel te laten blijken.
De heer VAN DER KALLEN: Ik ben positief natuurlijk over het straks bepalen in
alle seizoenen. Toch wil ik nog een aantal zaken naar voren brengen.
Allereerst ging de heer Bakx in het het onderscheid tussen Oost en West van
de put van Bruil. Ik ben van mening, maar ik heb niet de stukken - want die
heb ik helaas niet thuis gekregen - in mijn bezit, hooguit had ik ze kunnen
copiëren, maar dat niet Oost zoals naar de mening van de heer Bakxzojuist
gespuid, het vuilst zou zijnmaar West en dat ligt wel zeer dicht bij de huidige
Kragge. Algemeen is geopperd dat de verontreiniging van West een zaak zou zijn
van het verleden. Ik heb daar sterke twijfels over. Ik denk dat de vervuiling
van West met name de zeer hoge fenolgehaltes, voortkomen uit het huidige
stortbeleid op de Kragge I, een huidig stortbeleid dat is afgestemd op lande
lijke normen die echter zijn getoetst en samengesteld op de redenering van
een beheerde stortplaats. In de huidige stort vindt regelmatig door een groot
bedrijf in Bergen op Zoom storting plaats in grote hoeveelheden van fenol
houdend afval. Ik denk dat daar het fenol vandaan komt.
In het rapport Witteveen en Bosch wist men niet waar het vandaankwam, maar men
wist bijv. ook niet waar cadmium en zink vandaan kwamen wat in het oostelijk
deel van de Kragge II werd gevonden. Ik betreur dat want als Witteveen en
Bosch op ook maar enigszins inventieve manier het onderzoek had gepleegd,
hadden zij zelfs zonder de minste uitgaafhooguit met wat interesse en
wat praten met de boeren daar, kunnen achterhalen waar het cadmium en zink
met een zeer hoge waarschijnlijkheid vandaan kwam.
Tot slot constateer ik dat dit de derde vergadering is dat er vanachter de
collegetafel niet gereageerd wordt op mijn aantijging dat de gemeente op
zettelijk de Wet Verontreiniging Oppevlaktewater overtreedt. Ik zou toch
nog gaarne vanu daar een mening over horen.
Met betrekking tot de motie, die bewaren we tot een volgende vergadering,
waar ik nog wel bij wil zeggen om de partijen daar een beetje op voor te
bereiden, dat in het partijprogramma bij de Provinciale Statenverkiezingen
de Partij van de Arbeid zich heel nadrukkelijk over dit punt heeft uitge
laten. Zij delen, althans het partijprogramma deel mijn mening en het
C.D.A. heeft zich heel nadrukkelijk naar de anderekant uitgelaten.
De VOORZITTER: Dat er over de provinciale waterkwaliteit nogal verschillend
wordt gedacht door onderscheiden politieke partijen was mij ook niet geheel
en al ontgaan. Het probleem is dat dat natuurlijk ook de juiste plaats is
waar over de kwaliteit van het oppervlaktewater een uitspraak wordt gedaan,
in de provinciale staten van deze provincie. Ik denk dat partijen meningen,
ieder op hun eigen wijze, recruteren maar het staat ook iedere inwoner van
deze provincie trouwens iedere inwoner van dit land vrij om een brief aan
de provinciale staten van Noord-Brabant te schrijven en zijn mening daarin
te laten uitkomen.
Ik wil nog een opmerking maken over de door u vermeende opzettelijkheid.