- 2 -
zoals door de heer Ronnes gewenst, die niet een inhoudelijke verandering met
zich brengen, aan te brengen.
2. Voorstel tot het in verzet gaan tegen een verstekvonnis
(Verzameling 1987, nr. BJZ/104)
De heer VAN DER KALLEN: Tijdens de afgelopen commissievergadering Algemene
Zaken heb ik uit uw mond, voorzitter, mogen horen dat de gemeente alle binnen
gekomen brieven beantwoordt en dat dit in de regel gebeurt binnen een maand.
Wat moet ik nu naar aanleiding van dit agendapunt concluderen, dat net zelfs
mogelijk is dat de gemeente op 2 binnengekomen brieven c.q. stukken niet rea
geert. Uit de stukken blijkt dat het gemeentebestuur niet heeft gereageerd op
het tussenvonnis van 24 februari noch op de dagvaarding van november 1986 die
in persoon werd uitgereikt. Merkwaardigerwijs ontbreekt deze dagvaarding bij
de vele wel ter inzage gelegde stukken. Jammer, want indien deze erbij had ge
zeten, hadden we kunnen konstateren wie het eerst in deze procedure in slaap
is gevallen. Omdat men heeft zitten pitten wordt de gemeente Bergen op Zoom
nu onnodig belast met proceskosten die vermeden hadden kunnen worden.
Ik moet konstateren dat de procedures die gebruikt worden om binnengekomen
post c.q. stukken af te handelen, verre van ideaal zijn.
Gaarne zou ik van u willen vernemen welke maatregelen genomen zijn of worden
om dit soort zaken in de toekomst uit te sluiten.
De VOORZITTER: De feitelijke maatregel die genomen is, is dat wij aan alle
bij de rechtbank te Breda geaccrediteerde deurwaarders hebben laten weten
dat exploten dienen te worden uitgebracht op het stadhuis en dat zij niet
bij enigerlei nevenvestiging kunnen worden uitgebracht, waar men te goeder
trouw wellicht wat minder juridisch oordeelt over het uitgebrachte exploot,
een dagvaarding was het in tweede instantie. Ik ga er voorshands van uit
dat deze genomen maatregel voldoende is. Voor het overige dames en heren,
moeten wij erkennen dat onze organisatie niet op alle punten adequaat heeft
gereageerd, mij dunkt dat dat ook uit de voordracht die wij gedaan hebben
voldoende is gebleken.
Geen uwer wenst nog het woord over dit punt, dan stel ik voor conform te
besluiten.
3. Voorstel tot het vaststellen van speelautomatenhallenverordening voor de
gemeente Bergen op Zoom.
(Verzameling 1987, nr. AZ/90)
De VOORZITTER: In de commissie zijn er over deze verordening een paar vragen
gesteld waaromtrent u het antwoord inmiddels heeft bereikt.
De heer VAN DER KALLEN: Spelautomatenhallen hoeven van ons niet. In artikel
2 had wat ons betreft dan ook 0 als maximum aantal mogen staan. 1 vinden wij
echter uit concurrentie-overwegingen een weinig aantrekkelijk getal. Een
reeds gevestigd bedrijf wordt hierdoor beschermd ook tegen een vestiging die
zeker geen overlast zal veroorzaken. Stelt u eens voor, een ondernemer komt
op het idee om een aantal typen amusement die normaal overlast geven te ves
tigen op een plek die redelijk ver van woonhuizen verwijderd is. Laten we
eens aannemen: mijnheer X wil in de kuil van Plein 13, tussen Plein 13 en de
spoorbaan na afbraak van de paar maycretewoningen een dergelijk type bedrijf
vestigen. Ideaal gelegen en vrijwel geen overlast te..
De heer BOOGAART: We sturen hem naar de put van Bruil..
De heer VAN DER KALLEN: Dat mag wat mij betreft ook, maar ik denk niet dat
dat een correcte manier van handelen zou zijn van de gemeente.
Met deze verordening mag deze vestiging niet en is de kans dat de thans ge
vestigde onderneming die wel enige overlast veroorzaakt, weggeconcurreerd
wordt vrijwel nihil.
Voor de rest vindt de BSD dit een goede verordening, waarbij wij wel nadruk
kelijk willen wijzen op artikel 6c en in dit kader het college verzoeken met
dit artikel in de hand in de nu gevestigde automatenhal het aantal kansspel
automaten terug-te brengen of te verbieden. Nu is hun aantal 25, een aantal
dat de behendigheidsautomaten niet halen. Pedagogisch vinden wij de combi
natie kansspel en behandigheidsspelen in één hal niet gewenst.
Tevens vindt de BSD ten aanzien van de behendigheidsspelen dat de gemeente
corrigerend moet optreden tegen die spelen die discriminerend van spelaard
zijn. Zo is er nu één waar de speler een blank poppetje in hoog tempo ge
kleurde tegenspelers tegen het canvas kan laten meppen.
Kortom, ik hoop dat de gemeente met artikel óc in de hand niet zal schromen
om aan ongewenste situaties een eind te maken.
De heer BOLSIUS: Ik had graag aan het betoog een kleine uitleg toegevoegd,
het verschil behendigheidsspel en kansspel. Het lijkt mij wat voor de ene
vanwege zijn onhandigheid geen behendigheidsspel is een kansspel wordt.
Ik had graag een nadere uitleg over het verschil.
De heer VAN DER KALLEN: Die definitie vindt u in het raadsstuk, mijnheer
Bolsius.
De VOORZITTER: Dank u wel, mijnheer van der Kallen, voor dat goede antwoord.
Dat was heel behendig opgemerkt. Ik hoop u andermaal nog kans te bieden zo
voor open doel te scoren. De definiëring van de verschillen tussen behendig
heidsspelen en kansspelen zijn èn in de verordening maar ook in de wet te
vinden. Over het wat merkwaardige dualistische karakter tussen deze twee be
palingen heeft de Staten Generaal inmiddels een besluit genomen, u bent niet
andermaal tot besluitvorming omtrent de definiëring geroepen, zodat wij ook
van academische betogen over het verschil tussen behendigheid en kans mogen
afzien op dit moment.
Ja mijnheer van der Kallen, een deel van uw betoog, behoudens zoals gezegd het
laatste waar het discriminerend karakter van sommige behendigheids- of kans
spelen nog eens onder de aandacht wordt gebracht, is een herhaling van het
geen in de commissie gezegd is. De realiteit is dat er thans een speelautomaten-
hal in deze gemeente met een vergunning is. De vraag is of de raad in het alge
meen zo ver moet gaan om het getal op 0 te stellen. U doet daarin een politieke
keuze. Dat is in het verleden ook het geval geweest. Aanvankelijk is het getal
in deze gemeente hoger geweest en dat is door de tijd genomen op het getal 1
terecht gekomen. Ik denk dat dat betekent dat de burgerij die gebruik wil maken
van dergelijke instituten en van de daarin gestelde apparaten die kans krijgt
en dat het voor het overige ieders vrijheid is om daar wel of niet heen te
gaan. Dat betekent dat het college de vraag of wij het getal ten principale op
0 moeten stellen, ontkennend beantwoordt, maar dat we één als getal accepteren
ondanks het feit dat daarmee ogenschijnlijk een soort monopoliepositie voor
de houder van die vergunning wordt gecreëerd. Dat kan zijn, maar voor het overige
bieden bepalingen van deze verordening de overheid zoveel mogelijkheden om daar
bij in te grijpen, dat wij het- alles afwegend- een getal vinden wat acceptabel
is
Naar aanleiding van uw opmerking zeg ik u toe zeker te willen toezien op de
goede verhouding tussen de aantallen behendigheidsspelen en kansspelen, naar
de bedoeling, de letter van zowel de verordening als de wetgeving.
Voor discriminerende spelen zoals u die beschrijft kan ik u zeggen dat daar
niet eens een humoristische kant aan te ontdekken is. Ik vind dat degene die
dergelijke spelen op de markt brengt bij zichzelf dient na te gaan welk doel
hij daar nu al of niet mee dient. Mijn morele oordeel daarover, ik weet zeker
dat dat ook het oordeel van het college is, is dat dit ver van ons staat en
zeer verwerpelijk is.
Voor het overige wenst u over de verordening niet verder het woord te voeren