tussen een inwoner van onze stad en het College, maar als een brief ge richt wordt aan het College en de Raad dan is het, uit oogpunt van doel matigheid, handig dat het College alvast een konceptantwoord maaktmaar ik vind het dan wel juist, mevrouw Noorman heeft dat bij een ander punt al aangehaald, dat er gewacht wordt met versturen tot de Raad daar kommen- taar op kan gegeven hebbenDit is ook weer een briefdie wordt nu vandaag op 23 april behandeld maar op 14 april heeft de goede man al antwoord van het College gehadVeronderstel dat de Raad niet met die inhoud instemt, moet er dan een tweede brief naar toeeentje voorlopig en eentje defini tief Ik zou het College willen verzoeken in het vervolg met beantwoording van die brieven, die mede aan de Raad gericht zijnte wachten tot na de raadsvergadering. Voor mijn part kun je aan die betrokkene een briefje sturen dat het dan en dan op de agenda staat en dat het dan behandeld zal worden. De VOORZITTER: Wij hebben eens inde commissie AZ een procedure afgesproken waarbij wij ook gelet hebben op de taakverdelingen tussen Raad en het College zoals die in de Gemeentewet zijn vastgelegd en geaccepteerd dat op die punten, daar waar duidelijk sprake is van een aan het College toe gedeelde taak waarover i.e. wordt gesproken, het College daarop ook een antwoord kon geven en het aan u is om te bepalen of u met dat antwoord vrede hebt of niet en daarbij werd immers geaccepteerd dat het mogelijk was dat u een door het College ingenomen standpunt zou overrulen en daar een andere mening voor in de plaats zou stellen. Ik begrijp thans dat u van deze procedure af wilt en dat u daar, waar taken aan B en W zijn toe bedeeld van te voren tot enige vorm van kontróle wenst te komen. Als dat het geval isja, kijk, men kan brieven natuurlijk richten aan wie men wil, dat doet natuurlijk niets af aan het feit dat er ook binnen deze ge meente verschillende colleges zijn die tot verschillende standpunten zouden komen, zeer extreem gesproken uiteraard, en het is nu een van die zaken waar het over gaat waar een duidelijke bevoegdheid/verklaring in ons staatsrecht voor het College te vinden is en dat wij ons ook bevoegd vinden om tot een antwoord te komen en als u vindt dat er een ander ant woord moet komen dan kunt u daar na diskussie een ander antwoord voor in de plaats stellen. Dat is één mogelijkheid waar wij destijds voor gekozen hebben. De andere mogelijkheid is dat wij u in koncept voorleggen en dat we zeggen mede namens de Raad delen wij u dat en dat en dat mede. Waarom hebben we voor de eerste oplossing gekozen, omdat wij daarmee wat meer service aan de burger konden verlenen en ja, als u daar thans van af wilt en tot deze procedure wilt overgaan, och ik heb de neiging om mij nog enige tijd daartegen te verzetten omdat ik vind dat primair- het belang is dat de burger snel van een antwoord wordt voorzien, en als u denkt dat er in dit geval andere middelen aanwezig zijn om tot een beter antwoord te komen, houdt u dan die mogelijkheden het College voor en dan zullen wij trachten, door u wijs voorgelicht, tot betere resultaten te komen. Dat was een opmerking over de procedurele kant van de zaak. Sommigen uwer hebben ook nog iets gezegd over de inhoudelijke kant van de zaak. Maar mevrouw Noorman is nog niet aan de beurt geweest. Mevrouw NOORMAN: Voorzitter, u houdt nu misschien ook wel een wat terecht verhaal maar in de februarivergadering werd gezegd dat een aantal punten "ter fine van advies" aan het-College in handen werden gegeven. Ik zal het citeren uit de notulen, die liggen voor me, toen heeft de heer Smits gezegd: "ik wil toch graag vast de visie van de VVD-fraktie meegeven over die brief van de heer van de Watering ten aanzien van dit onderwerp". Toen heeft u gesteld: "het lossen van schoten voor de boeg, jawel, maar u - 63 - komt daar nog over te spreken in de funktionele commissies van advies en bijstand". Voorzitter, ik konstateer dat deze brief, noch het antwoord van B en W in de funktionele commissie is besproken en ook dat vind ik dus een procedurele fout. De heer VAN DER STOEL: Voorzitter, mag ik daar iets aan toevoegen. Is het, als die afspraak zo is gemaakt, daar dus dan de konsekwentie van dat als een burger zich richt tot de Raad, ook tot B en W, hij een antwoord krijgt van B en W en dat het College van B en W niet in de Raad voorstelt om zich bij dat antwoord aan te sluiten maar slechts kennis kan nemen van een brief van het College? Ik vind dat een eigenaardige procedure dan. Dat zeg ik dan op dit moment. De VOORZITTER: Twee opmerkingen. Punt een, de jas van spijt die ik moet aantrekken omdat mevrouw Noorman terecht een procedurele fout weet aan te wijzen, is mij natuurlijk vele maten te groot, maar ik trek hem desal niettemin aan want we horen natuurlijk de procedures behoorlijk na te komen. Het tweede punt is, en dan komen we weer tot de hoofdzaak, wij hebben daarvoor gekozen uit overwegingen omdat wij daar, waar het bevoegd heden van het College betrof, de burgers gaarne en snel van antwoord zouden willen dienen en als u thans die procedure wilt veranderen, onge acht het feit of er sprake is van een bevoegdheidstoekenning van het College of die van de Raad, dan is dat een wat op zichzelfstaand vraagstuk waar ik gaarne bij een volgende gelegenheid in de commissie AZ wel eens over zou willen spreken, dan halen we die oude diskussies nog wel weer eens op. De heer VAN DER STOEL: Voorzitter, als ik toch nog even mag. Dan vind ik het nog logischer als u zegt, we willen de mensen snel van dienst zijn, het zijn bevoegdheden van het College maar een antwoord van de Raad kan het College naar mijn idee toch moeilijk geven, dat u dan in zo'n brief dan de slotzin toevoegt, mocht de Raad het met het standpunt van ons College oneens zijn, dan zullen wij u daarvan berichten. Dan heeft de burger in ieder geval een antwoord gekregen van het College in een zo'n vroeg mogelijk stadium en krijgt hij duidelijk te weten dat het eigenlijk een antwoord van de Raad is tenzij hij tegenbericht daarvan krijgt. De VOORZITTER: Ja, ik denk dat het niet op dit moment tijd is om daar op in te gaan maar ik geef u toch een reaktie. U gaat voorbij aan de bevoegd heidsverklaring die er nu eenmaal is tussen de drie bestuursorganen die de gemeente kent, de Raad, het College en de Burgemeester en meningen kunnen soms plaatsvervangend zijn en soms ook niet en ik denk dat we over dat soort mededelingen, naar mijn overtuiging, thans niet een besluit moeten nemen die de burger ook op een dwaalspoor kunnen brengen en ik denk dat hij thans funktioneel antwoord heeft gekregen, zij het, andermaal toegegeven, dat dat antwoord zeker nog in de commissie getoetst had moeten worden. Ik noteer dat wij over die procedure andermaal nog eens in de commissie van gedachten zullen wisselen, en dan tot een betere procedure zullen willen komen al waarschuw ik u dat beter vaak de vijand van goed is Nu de inhoud, want daar zijn ook opmerkingen over gemaakt. Daarover mag ik de wethouder het woord geven. D^ heer BAKX, wethouder: De heer van der Kallen maakt de opmerking naar de laatste alinea waarin hij zegt naar de kwalitatieve woningnood is nog geen onderzoek verricht. Dat klopt. De cijfers, wat betreft de ingeschre venen voor woningen, die hebben we niet zien dalen, zelfs een lichte toe-

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1987 | | pagina 129