- 58 -
van onze partij ten aareien van deze wethouder is dat wij op 29 april 1986
een verkeerde keuze hebben gemaakt.
Meneer de voorzitter, de BSD had het op prijs gesteld indien het College
bij de beantwoording van ons schrijven van 20 januari per ons aangegeven
verzoek of vraag aan had gegeven wat haar standpunt en/of haar antwoord was.
Waarom zijn de Collegeantwoorden vaak zo weinig konkreet, terwijl hetgeen
gevraagd wordt vaak zo duidelijk is. De BSD heeft in haar brief van 20
januari letterlijk zesmaal iets verzocht en éénmaal iets gevraagd. Deze
zeven konkrete zaken zijn als zodanig met een streepje aangegeven. Het
College beantwoordt ze domweg niet. Slechts op één, de laatste is min of
meer een antwoord te vinden in de brief van het College. Het College vindt
de door ons aangevraagde passende maatreglen niét nodig.
Ik verzoek u, de andere zes zaken alsnog te beantwoorden of van kommentaar
te voorzien.
Nu de inhoud van de Collegebrief en de ter inzage legging zelve. Waarom,
meneer de voorzitterlagen de twee bijlagen van de Collegebrief niet bij
de Raadsstukken ter inzage? Ik kan er slechts naar raden. Maar één feit
is dat de inhoud van bijvoorbeeld bijlage 1. nogal wat tegenstrijdigheden
vertoont met het CollegeantwoordZo stelt de Collegebrief op pag. 1:
de onderzoeken vinden plaats konform de aanbevelingen die zijn gedaan in
het rapport "Onderzoek naar de grondwaterkwaliteit bij afvalverwerkings
plaats de Kragge, 2e fase diepboringen" van de Heidemij. uit 1981. Uit
bijlage 1. valt zonneklaar op te maken dat de onderzoeken niet konform
die aanbeveling worden uitgevoerd. Dé gemeente test overwegend in april
en oktober, de Heidemij.-aanbevelingen geven januari en juli aan. Ook wij
wezen, middels ons schrijven, reeds op de noodzaak ook in de zomer te- testen.
Nogmaals de vraag, waarom test men nu niet in de zomer en waarom beant
woordt het College ons verzoek inzake dit' punt niet in haar brief.
Meneer de voorzitterin de commissie Milieu van januari werd een rapport
behandeld waarin één van de konklusies was dat er geen aanwijsbare be
ïnvloeding van het grond- en oppervlaktewater door de Kragge is aan te
geven. Dit rapport en die konklusie was de direkte aanleiding voor de BSD
om aan het werk te gaan. Wij waren en zijn het niet eens met die kon
klusie. Een konklusie die nooit in dat rapport had mogen staan want het
College kon zonder meer weten dat dit niet juist kon zijn, want reeds in
het Heidemij.-rapport uit 1981 werd in de konklusies vermeld bij de afvoer
van het ondiepe grondwater uit deze omgeving speelt met name de Zoom een
sterk drainerende rol. Na het westen zal verontreinigd ondiep grondwater
eveneens voornamelijk naar de Zoom toe afvloeien. Ook het'reeds van
avond door mij gememoreerde rapport van Witteveen en Bos geeft vrijwel
hetzelfde aan, alleen memoreren zij ook nog de Linie bij de afvoer van
verontreinigd grondwater, afkomstig van de Kragge. In de nu behandelde
brief, wordt dit zijdelings erkend. Uit de Collegebrief blijkt, dat de
afdeling Milieuzaken niet onderzoekt óf het percolatiewater het opper
vlaktewater rond de Kragge vervuilt maar of die verontreiniging toeneemt.
Meneer de voorzitter, in dit kader wil ik de Raad wijzen op de Wet van
13 november 1969 omtrent de verontreiniging van oppervlaktewateren,
waarvan art. 1 luidt: "het is verboden zonder vergunning met behulp van
een werk afvalstaffen, verontreinigde of schadelijke stoffen in welke
vorm ook, te brengen in oppervlaktewater". De toelichting op dit artikel
behelst onder meer en ik citeer: "het verbod geldt niet alleen de afvoer
van riool- of afvalwater doch ook van anderszins verontreinigende of scha
delijke stoffen. Déze formulering is ruim gesteld, teneinde ook de lozing
te kunnen tegengaan van relatief grote hoeveelheden water dat een te
- 59 -
laag zuurstofgehalte of een te hoge temperatuur heeft. Als verontreini
gend of schadelijk zal elke stof moeten worden aangemerkt die in het opper
vlaktewater gebracht, een aanslag doet op het zelfreinigend vermogen van
het oppervlaktewater of leidt tot vermindering van de kwaliteit van het
water". Einde citaat. In de toelichting vinden wij geen definitie van een
werk wel dat het iets is wat verbonden is aan een vaste plaats en dat zo
ruim mogelijk moet worden opgevat. Volgens een woordvoerder van de Dienst
Binnenwater van Rijkswaterstaat (Riza) te Lelystad, moet een kunstmatig
aangebracht hoogteverschil in de zin van die Wet als een werk worden aan
gemerkt
Meneer de voorzitter, percolatiewater of neerslagwaterwat meters door
een vuilnisbelt is gezakt, bevat door oxydatie en biochemische processen
vrijwel geen zuurstof meer en moet alleen al om dit feit als een veront
reinigende stof in de zin van de Wet van 13 november 1969 worden beschouwd.
Meneer de voorzitter, zuurstof, precies die stof waarvan men weet hoe be
langrijk ze is voor het milieu, komt niet in de analyses van de Gemeente
lijke Milieudienst voor, terwijl uit cijfers van het Hoogheemraadschap
blijkt dat er tussen monsters uit de Zoom vóór en na de Kragge relevante
verschillen optreden in zuurstofgehalte. Bevat water vóór de Kragge ge
middeld over het gehele jaar 1986 gerekend 7,6 mg zuurstof per liter, na
de Kragge meet men gemiddeld 24% lager. In de maanden mei, juni en juli
zijn die cijfers vóór de Kragge 6,0 mg per liter, na de Kragge 3,1 mg
per liter, of wel 48% lager. Na het bezoek deze maand van de Raad aan de
waterzuivering in Bath, weten we allen wat zuurstof betekent voor het
milieu. Des zomers is de Zoom niet meer geschikt voor vele vormen van
dierlijk en plantaardig leven door, althans dit is voor de BSD duidelijk,
de invloed van het Kraggewater. Meneer de voorzitter, een vraag. Heeft de
exploitant van de Kragge een vergunning voor, gezien de rapporten van de
He idemij. en Witteveen en Bos, verontreinigende lozingen in het opper
vlaktewater
Tenslotte, meneer de voorzitter, iets over de toetsingsnormen. Of de an
dere milieuonvriendelijke stoffen in de Zoom en de Linie kwa koncentraties
normen te boven gaan, is een kwestie van interpretatie. Het College en het
Hoogheemraadschap zeggen van niet. De BSD bestrijdt de morele rechtvaar
digheid van die normen. Voor ons behoren de cijfers getoetst te worden
aan de landelijke normen en wel die van beken. Voor ons is de Zoom een
beek en niet een gegraven waterloop, zoals het Hoogheemraadschap de Zoom
beschouwtWij vinden de nitraat en nitriet cijfers derhalve aanzienlijk
te hoog voor het ecologisch systeem wat hoort te kunnen bestaan in een
beek als de Zoom. Wij vinden het van de gekke dat in Brabant bijvoorbeeld
het CDA glashard stelt dat het noodzakelijk is specifieke Brabantse norm
stellingen te ontwikkelen. Nu zijn de normen voor waterkwaliteiten in
Brabant al zodanig dat bepaalde waterkwaliteiten in Brabant gebruikt mogen
worden voor de bereiding van menselijk drinkwater welke in de rest van het
land nog niet gebruikt mogen worden voor de drinkwaterbereiding voor vee.
Meneer de voorzitter, de BSD is ontsteld over het lage demokratisch gehalte
van de MilieuwethouderWij zijn teleurgesteld over de kwaliteit van het
nu behandelde Collegeantwoord. Op de meeste van onze vragen hebben wij
geen antwoord gekregenWij zijn nog steeds verontrust over de kwaliteit
van het water in de Zoom en de LinieWij hopen echter dat een diskussie
tussen ons en de Milieudienst meer klaarheid in deze zaak zal brengen
Dat was het, meneer de voorzitter.