4 Verder is in de commissie, met name door de P.v.d.A. gepleit om de ver goeding zo te houden als hij nu is en het bedrag wat dan overblijft, en dat is dan nog een fikse som, te besteden aan een gezamenlijk te bedenken doel. Dat lijkt in eerste instantie natuurlijk verschrikkelijk aardig, maar ik zie al alle discussies hier in de raad aankomen aan wie wel en aan wie niet. Ik zie al de discussies ook al met degenen komen die net buiten deze edel moedige raadspot vallen. Ik denk, wil je dat geld weggeven, je er als partij zelf over dient te beslissen. Ik steun het voorstel van mevrouw Noorman. De VOORZITTER: Mag ik vragen of de andere fracties zich ook willen uitspreken, dat bekort wellicht het aantal termijnen waarin wij de zaak moeten behandelen. De heer DE JONGH: Ik wil heel kort zijn. Wij hebben het raadsvoorstel, zoals wij dat in de commissie AJZ ook hebben gezegd, ten volle ondersteund en dat blijven wij op dit moment ook doen. De heer WESTERHOF: Ik zal ook de argumenten die ik in de commissie AJZ genoemd heb niet gaan herhalen. Wij staan achter dit voorstel. De heer VAN DE WATER: Wij stappen af van ons eerder ingenomen standpunt met betrekking tot de bevriezing. Na de fractievergadering hebben wij in overleg besloten het voorstel zoals dat door de VVD gebracht wordt te ondersteunen. Het lijkt ons een ideale gedachte om de raad te laten bepalen maar dan zou de voltallige raad achter datgene wat voorgesteld wordt moeten staan en dat lijkt mij een onmogelijke opgave. Wij ondersteunen dus het voorstel van de VVD. De heer NIJPELS: Na dit allemaal gehoord te hebben zou ik toch graag aan de voorzitter van de P.v.d.A. willen vragen en aan de voorzitter van het CDA om de raad van mevrouw Noorman aan te nemen en het voorstel aan het college terug te geven zodat wij dan met zijn allen nog even nadenken hoe we het zullen doen en dat U de volgende keer eventueel met een ander voorstel terug komt. De VOORZITTER: Dames en heren, ik denk dat het voorstel van de VVD door sommigen Uwer ondersteunt, uiteenvalt in twee delen. Er zit een orde-aspect aan nl. het aanhouden van het voorstel. Mag ik U vragen wie daar voor is, mag ik even Uw vingers zien Daarna kom ik op het tweede deel. U zou immers het voorstel van de VVD ook zo kunnen bekijken dat het bedrag in het besluit onder I onder a. ver anderd wordt in f. 15883,-,dat is het bedrag wat in de circulaire van de minister staat, en dat de rest dienovereenkomstig wordt gewijzigd. Ik hoop dat de VVD wil inzien dat we hier niet echt tweemaal over zouden behoeven te vergaderen. De argumenten over en weer zijn uitgewisseld. Het is aan U om daarover te beslissen dames en heren. Ik neem aan dat er tussen nu en de volgende keer ook weinig nieuwe argumenten te vinden zijn. In het algemeen zou ik U dus willen vragen om vanavond tot een besluit te willen komen. Dat voor wat het orde-aspect betreft. Mevrouw NOORMAN:De enige argumentatie die ik gehoord heb van de beide par tijen CDA en P.v.d.A. is dat zij accoord gaan met het collegevoorstel zonder motivatie waarom de gelden bevroren moeten blijven of lager moeten zijn dan door de minister vastgesteld. Dat wil ik dan wel graag weten. De heer WESTERHOF: Was U dan niet bij de commissievergadering. Mevrouw NOORMAN: Jazeker, maar U hebt geen argumentatie gegeven. U hebt gezegd ik ben accoord met het college. De heer WESTERHOF: Nee, ik heb meer gezegd. - 5 - De heer NIJPELS: De heer De Jongh heeft gezegd we zullen dat verschuiven tot volgend jaar De heer DE JONGH: Ik heb gezegd, ik wil daarbij opmerken dat ik geen enkele behoefte heb om deze discussie die in de commissie Algemene Zaken ook gevoerd is nog eens te gaan herhalen, dat het in ieder geval in onze partij zo is dat wij zeker nog eens diepgaand over de hele materie willen spreken en dat wij dat voor de zomer van 1987 zullen doen, zodat wij in 1988 wellicht met een ander voorstel zullen komen. Op dit moment zien wij daar geen enkele aan leiding toe. De heer NIJPELS: Wat komt er dan, dat weet U nu toch al. De heer DE JONGH: Nee want die discussie hebben wij nog niet gevoerd, mijn heer Nijpels en ik ben niet zo goed dat ik profetische gaven heb en in de toekomst kan kijken. Als dat zo zou zijn zou ik hier niet zitten. Ik denk dat ik dan een hele andere job zou hebben. De VOORZITTER: Begrijp ik dat U elkaar voldoende verteld hebt wat Uw stand punt is. De heer WESTERHOF: Op verzoek van mevrouw Noorman nog maar een keer. Wij hebben in 1981 gezegd alles moet matigen, wij gaan niet omhoog. Ik ben het niet eens met wat mevrouw v.d. Putte zegt dat wij dus de laatste twee jaar steeds verder achter geraakt zijn, want daarna is er een periode gekomen dat de vergoedingen niet meer omhoog gingen, zelfs een jaar dat zij teruggingen. Nu wij op een moment zitten dat in het bedrijfsleven de nominale lonen niet omhoog gaan en bij de ambtenaren de lonen ook niet omhoog gaan, zie ik niet in waarom nu ineens de raad wel omhoog zou moeten. Precies hetzelfde punt waar wij een vorige keer bij meerderheid van stemmen hier in de raad besloten hebben om het zo te doen. Ik zie niet in dat de zaak veranderd is, ik geef iedere fractie het volste recht om daar een andere mening over op na te houden, maar wij houden aan dit standpunt vast. Mevrouw NOORMAN: U hebt het erover dat in het bedrijfsleven de lonen niet omhoog gaan. Wij gaan niet omhoog, wij gaan onder het toegestane bedrag zitten. Een fatsoenlijke werkgever zal het niet in zijn hoofd halen om onder het CAO-loon te gaan betalen. De heer WESTERHOF: Wij blijven bij ons standpunt. De VOORZITTER: De heer Bolsius nog en de heer Van de Water. Dan hebben wij denk ik voldoende tijd aan de wilsopenbaring besteed. De heer BOLSIUS: Dat denk ik wel voorzitter. De bedragen zoals zij worden vastgesteld door de minister van Binnenlandse Zaken zijn in feite een uitvloeisel van, mevrouw Noorman zei het al, van een werkstuk van de commissie Merkx en worden jaarlijks, mijnheer Westerhof, vastgesteld aan de hand van loon- en andere kostenontwikkelingen. Dat be tekent dat het volgen van die ontwikkeling maakt dat we niet voor en niet achter lopen. Verder wil ik, als dat mogelijk is voorzitter, niet alleen een hoofdelijke maar ook een schriftelijke stemming vragen. De heer VAN DE WATER: Toch van ons de argumentatie waarom wij van standpunt veranderd zijn. Dit is gebeurd na een vergadering van onze club De motivatie van onze groep om van ons standpunt af te wijken is dat de partij besloten heeft het meerdere bedrag in de partijkas te storten en niet ten goede van de raadsleden zal komen. Dat was onze motivatie. De VOORZITTER: Dat had ik begrepen. De heer VAN DE WATER: Al voordat ik het gezegd had. De VOORZITTER:Ik was wat in de war gebracht door de vraag van de heer Bolsius, ik moet U dat toegeven mijnheer Van de Water, neem mij niet kwalijk, of er tweemaal gestemd zou kunnen worden. Dat is een vraag die mij nog niet eerder bereikt heeft en veroorzaakte zodoende enige verwarring.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1987 | | pagina 10