- 16 -
ik zou het zeer onvers tandig vinden om thans in deze Raad een uitspraak
te doen waarmee B en W de arena in gestuurd wordt en als het ware met
die R.B.A. geen onderhandelingsruimte meer heeft, want je moet dan op
een bepaald resultaat uitkomen waarvan thans duidelijk is dat het door
de B.B.A. niet gewenst wordt. Ik zou er dus voor willen pleiten om vandaag
tevredenheid te betonen met het tot nu toe bereikte resultaat, erkennen
dat dat niet tot tevredenheid strekt van een ieder bijvoorbeeld de
winkeliersvereniging in de St. Josephstraat, begrijpelijk. Dat daaren
tegen het probleem niet is opgelost met simpelweg te kiezen voor een
andere variant want dan is er een andere partner in het geheel op dit
moment niet tevreden, maar dat we proberen om met alle belanghebbenden
rond de tafel zittend, te komen tot een alternatief wat voor een ieder
acceptabel is, of het nou gaat om loopafstanden dan wel om kosten. Nogmaals,
ik besef dat dat een tamelijk vage formulering is, maar ik denk dat het
verstandig is, op dit moment en meer zit er konkreet: ook op dit moment
niet in.
Over de zesde amendering, voorzitter, ja, de heer Aertssen zegt, hebben
we daar eigenlijk nu behoefte aan. Ik zou nog wel eens willen wijzen op
wat er op blz. 127 van het gele gedeelte staat. Daar hebben wij het over
bestemmingsplan, beschermd stadsgezicht, dan ook nog een begeleidings
commissie in plaats van het welstandscollege, de gemeentelijke monumen
tenverordening Nou, als je daarvan de effekten allemaal op die vorm
loslaat, dan dachten wij als College dat er toch voldoende beschermings
mogelijkheden waren om die karakteristieke verschijningsvorm op een ade-
kwate wijze te beschermen zonder dat je al te rigide in de regelgeving
wordt. Dan moet ik zo'n opmerking ook onmiddellijk relativeren want het
beschermd stadsgezicht is op zichzelf natuurlijk al een predikaat wat een
heleboel regels met zich meebrengt en dan moet je eigenlijk al spreken
van een zeer gedetailleerde regelgeving. In de bewoording van deze nota
is daar toch heel nadrukkelijk bij stil gestaan. Er is zeker over gefilo
sofeerd in de zin van bepaalde ongewenste ontwikkelingen die zich in het
verleden hebben voorgedaan, zou je toch moeten kunnen voorkómen, nou de
konklusie is in het vooroverleg steeds geweest dat we met de middelen
die hier voorhanden zijn, monumentenverordening, het beschermd stadsge
zicht, eigen bestemmingsplannen, begeleidingscommissie in de sfeer van
welstand, dat dat toch voldoende waarborgen moet kunnen bieden om onge
wenste ontwikkelingen te voorkómen en de konklusie die B en W bereikt
heeft is dus tegengesteld aan die van de VVD. Wij hebben geen behoefte
weten te ontwikkelen in de loop van werken aan dit plan, om tot nadere
detaillering van de bebouwingsvoorschriften te koraen. Ik teken daarbij
aan, dat de wenselijkheid van de juiste aandacht voor de vorm, dat we
die, denk ik, met z'n allen delen.
Dan de 7e amendering van de VVD, voorzitter. Ja, ik moet toegeven
dat bij de verschillende hoofdstukken niet steeds heel nadrukkelijk over
de bevolkingsgroepen gesproken is die de VVD hier bedoelt maar in het
algemeen geldt natuurlijk als beleidsuitgangspunt voor het wonen in de
binnenstad, dat de woonfunktie versterkt moet worden, dat daarbij gedoeld
wordt op alle inwoners van de stad. Als men behoefte heeft om daar nog
eens nadrukkelijk sommige bevolkingsgroepen expliciet te noemen, dan heb
ik daar geen problemen mee. Ik wil wel vaststellen dat het niet de be
doeling geweest is van het College om ze bij deze maatregelen uit te
sluiten dat is absoluut niet het geval geweest.
- 17 -
Dan ben ik nog één antwoord schuldig, voorzitter, aan mevrouw Noorman
waar zij het heeft over de bebouwing van het kaalslagterrein. Daar heeft
ook de CDA-fraktie een opmerking over gemaakt in de commissievergadering.
Het College heeft er toch behoefte aan om eens te wijzen op het feit
dat er op die lokatie sprake is van een behoorlijk aangetaste stedebouw-
kundige situatie. Een gedeelte van het parkeerterrein en daar hebben wij
het steeds over, het kaalslagterrein, we hebben het niet over de Koren
markt zelf uiteraard, geen zinnig mens die er aan zou denken om die te
willen bebouwenmaar we hebben het nadrukkelijk over een kaalslagterrein
en het College beoordeelt dat terrein als een aangetasteeen ernstig
aangetaste stedebouwkundige situatie, ontstaan, zoals bekenddoor de
sloop van de voormalige Oranje Nassaukazerne. Wat het College voorstaat,
simpelweg, is om daar een stedebouwkundige situatie te herstellen die
naar onze mening fraaier, beterfunktioneler is dan wat er nu is. Het
vervallen van het aantal parkeerplaatsen daar wordt immers opgevangen
in het plan om een aantal extla parkeerplaatsen te realiseren op het
Joorenplein. Hier is de volgorde wel enigszins in het geding. Het zal
verstandig zijn om de bebouwing van dat kaalslagterrein niet eerder aan
te vangen dan nadat de nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd zijn, maar wij
zouden als College er toch erg aan hechten om die enigszins lelijke stede-
bouwkundige situatie daar te beeindigen en daar weer een fraaie oplos
sing voor terug te zien komen.
Dan heb ik nog een opmerking gehoord, voorzitter, waarvan ik niet goed
weet wat ik daar nou op zou moeten antwoorden. Mevrouw Noorman heeft ge
sproken over de kwaliteit van de bestrating wanneer je zo'n binnenstad
herinricht en ik begreep dat ook in de Zuivelstraat en de Wouwsestraaat
een meer "voetgangersvriendelijker inrichting" moet komen?
Mevrouw NOORMAN: Ik breek m'n nek daar!
De heer STUART, wethouder: Ja, ik heb de indruk dat, als je daar niet
geplaagd wordt door fietsers, bromfietsers, bussen en auto's, dat het daar
zeer geriefelijk lopen is maar
De heer BOLSIUS: Dus achteraf krijg ik gelijk van mevrouw Noorman, want
toen het plan hier ter behandeling lag, was er één stem tegen om die
reden. Fijn, dank u wel!
De VOORZITTER: Wellicht de uwe, meneer Bolsius?
De heer BOLSIUS: Ja, het was de mijne, voorzitter, heel goed geraden!
De heer STUART, wethouder: Laten we dan maar denken dat het hier om een
persoonlijke inschatting gaat, maar ik acht de inrichting van de Zuivel
straat en de Wouwsestraatook al was die bedoeld om daar nog verkeer
in toe te laten, als je het verkeer er uit haalt, heel acceptabel voor
de voetgangers en daarom heb ik ook niet zo'n behoefte om daar weer te
praten over herinrichting, want dat zijn weer extra kosten die niet met
een echt noodzakelijk zijn.
De heer VAN KEMENADE:Is dat niet een persoonlijke inschatting, voorzitter?
De heer STUART, wethouder: Dat heb ik toch ook gezegd, anders had ik over
het College gesproken en niet over "ik".
Voorzitter, ik moet de opmerking die de heer Westerhof gemaakt heeft in
de richting van de heer Aertssen, onderstrepen. Die diskussie hebben we
in de commissie ook gehad. Als je kiest voor een keuze tussen twee ver
schillende types van winkelgebieden, hier A en B genoemd, en een kenmerk