- 30 -
Dames en heren, als ik met Uw goedvinden de rij een moment mag vervolgen
komt ik bij Gabriel Parel terecht. Een man die van 30 mei 1969 tot heden met
een korte onderbreking in 1970/71 lid van deze raad geweest is. Hij heeft zich
in deze periode laten kennen als een man met een groot sociaal gevoel, grote
sociale bewogenheid en dat steeds heeft willen en weten uit te dragen in de
commissies maar ook in deze raad.
Het was ook een man die in de fractie van de Partij van de Arbeid een enkele
keer met een afwijkende en eigen mening uitkwam en daarvoor zeker waardering
verdient. Ik vind ieder die staat voor zijn eigen mening en die naar voren
brengtn in een gezelschap gekozenen zoals deze raad, daar zeker om geprezen
mag worden. Dat hij het daarna in zijn fractie moeilijk zal hebben, kan ik
mij, ook eens gekozene geweest, wel voorstellen maar mijn persoonlijke waar
dering is daar zeker niet minder voor. Wanneer wij spreken overpluriformi-
teit moet dat niet alleen in de hele raad, maar zou dat dunkt mij ook in
fracties mogelijk moeten zijn. De mate waarin is een keuze van ieder voor
zich. De waardering wanneer het zich manifesteert van een ander behoeft daar
voor niet minder te zijn.
Vervolgens mijnheer Parel heeft U zich bij mij doen kennen evenals de heer
Gorrissen trouwens, in een gemeenschappelijke eigenschap, namelijk dat U
beiden aan het orgel kunt draaien. Dat mag dan in de ogen van sommigen niet
een zo op zichzelf staande verdienste zijn, maar men kan niet verhelen dat
de doeleinden waarvoor U dat deed en met U de heren Gorrissen en Nijpels,
altijd een heel goed zo niet het beste doel was. U zette zich in voor anderen
en deed dat op een bijzonder te lover en prijzenmanier
Daarom, mijnheer Parel, verheugt het mij evenzeer dat ik U mag mededelen
dat de raad ook aan U de erepenning van de stad heeft willen toekennen.
De heer PAREL: Wat een goede raad.
De VOORZITTER: U hoort het, een eigen geluid.
De overwegingen, mijnheer Parel, zijn dat U zich als lid van de raad met
grote zorg en toewijding van Uw taak heeft gekweten en de daaruit voort
vloeiende bestuursfuncties met grote inzet en plichtsbetrachting heeft
vervuld, dat U zich ook in andere en verschillende sectoren van de samen
leving verdienstelijk hebt gemaakt en als blijk van waardering voor Uw
verdiensten voor de stad en de gemeenschap in aanmerking komt voor de
erepenning van de gemeente Bergen op Zoom, die ik U hierbij gaarne wil
overhandigen. Helaas kan ik het steeds nog niet in Esperanto.
De heer Parel:
Tenslotte dames en heren, nemen wij ook afscheid van mevrouw Videier
Mevrouw Videier die deel heeft uitgemaakt van Uw raad sinds 6 september
1966 aan een stuk tot 7 september 1982 en daarna weer van 23 augustus 1983
tot heden.
Mevrouw Videier, U bent begonnen als enige vrouw in de CDA-fractie en
merkwaardig genoeg ook zo geëindigd. Gedurende die hele periode bent U
2het blommeke2 van de KVP, CDA-fractie geweest en ook in de raad.
Dat zijn op zichzelf niet de enige verdiensten die de raad heeft willen
waarderen door ook aan U, mevrouw, de erepenning van de stad toe te kennen.
Ik mag nog eens onder de aandacht brengen dat U lid bent geweest van tal
rijke commissies in deze gemeente. Uw goede krachten hebt gegeven aan de
vrouwenadviescommissie vele jaren lang en dat U nog steeds actief bent in
de woningbouwvereniging Bergen op Zoom, dat U daarnaast Uw werk als raadslid
en daaruit voortvloeiende bestuursfuncties met grote inzet en plichtsbe
trachting hebt vervuld en dat U zich ook in verschillende andere sectoren
van de samenleving verdienstelijk hebt gemaakt en dat de raad U als blijk
van waardering voor Uw inzet de erepenning van deze stad wil overhandigen.
Mevrouw, ik doe dat met erg veel plezier, we zullen U natuurlijk missen,
daar zittend, het "blommeke" van de CDA-fractie, maar in talrijke functies
zo'n belangrijke inbreng leverend voor de gemeente, de gemeenschap op ver
schillende plaatsen.
- 31 -
Dames en heren wij nemen tevens afscheid van de heer De Laet,die thans
een gehele periode deel heeft uitgemaakt van deze raad. Dat was in de
daaraan voorafgaande periode niet helemaal zo. U bent toen lid geweest
van 14 december 1979 tot 13 september 1981 en in 1982 teruggekeerd.
Mijnheer de Laet, ik denk dat Uw grote kracht waarschijnlijk vooral te
vinden is in het feit dat U erin slaagt heel kort en bondig Uw mening
te vervatten en daarmee stijgt op zichzelf denk ik de waarde van zo'n
inbreng.Dat U afscheid van ons neemt, voor een deel als ik het wel be
grepen heb op vrijwillige wijze zonder dat er een kiezer al te direct
invloed op heeft uitgeoefend, is een zaak geweest van Uw eigen keuze.
Mag ik U en de andere scheidenden als herinnering aan deze raadsperiode
aanbieden de ter gelegenheid van het jaar 700 gemaakte Krabbedaalder
die in een wat aardiger metaal is uitgevoerd en daarom hoop ik niet dat
U door de gotspe wordt benomen om hem volgend jaar uit te geven, maar
dat hij als herinnering aan deze raadsperiode nog geruime tijd in Uw
bezit zal blijven. Het ga U verder goed en ik breng U de Krabbedaalder.
Wij nemen ook afscheid van mevrouw Van Dam, die wij een hele periode heb
ben meegemaakt. Het is een periode met nogal wat veranderingen geweest
ook in Uw persoonlijk leven en het merkwaardige feit is, dat moet denk
ik Uw karakter kenmerken, dat wij daar in Uw werk eigenlijk niets van ge
merkt hebben. Dat zou twee dingen kunnen betekenen, dat U de zaken vol
strekt weet te scheiden maar aan de andere kant dat U in dit werk een
compensatie vond voor de zaken die U tegenkwam. Ik heb soms het vermoeden
dat het ook het laatste geweest is en het knappe daarbij is, en ik her
haal dat, dat U een hele bijzondere consistente inbreng hebt gehad op
het terrein van het welzijn, opvoeding en onderwijs en vele andere ter
reinen. Ik hoop dat het U en de Uwen heel goed gaat. Ik heb begrepen dat
U inmiddels een andere bestuursfunctie hebt gekregen. Ik wens U daarbij
vanzelfsprekend ook graag veel sterkte en succes toe. Ik wil ook U als
herinnering aan deze periode de Krabbedaalder overhandigen met daarop
de Markt zoals die door Hans Bol is gemaakt. Ik hoop dat deze daalder
ook bij U een plaatsje vindt als herinnering aan deze periode.
Wij nemen ook afscheid van de heer Hauer. Mijnheer Hauer, U berït in een
wat kortere periode, U bent op 27 januari 1984 in de raad gekomen, denk
ik voor velen het meest herkenbare en principieel herkenbare raadslid
geweest. U nam op talrijke terreinen Uw eigen positie in, koos voor een
eigen stelling en wist daar ook van geen wijken. Die stellingname was
principieel. Ik denk met al wat wij hier doen het zoeken naar compro
missen en andere oplossingen vinden we natuurlijk nooit onze waardering
mogen vergeten voor iemand die principieel tot een stelling komt. Ik heb
sterk de indruk,eens wat verloren zoekend langs het Vossepad naar een
ingang van een school en een moment zo ook in Uw privéleven indringend,
dat !J op talrijke terreinen zoekt naar een uitvoering van Uw principiële
keuzen. Dat is denk ik iets wat wij moeten waarderen. Ik heb in ieder ge
val van die stellingname vele malen getracht ook voor mezelf enige lering
te trekken en waardeer het zeker als zodanig. Het ga U goed in Uw verdere
leven en helaas scheiden onze wegen op dit moment.
Ik bied U ook graag ter herinnering aan de periode dat U aan deze zijde
van de Markt zat een zicht op diezelfde Markt aan als herinnering aan
Uw verblijf op de banken in de raad van Bergen op Zoom.
Dames en heren, tenslotte nemen wij ook afscheid van de heren Baden en
Janssen, die in zoverre met elkaar overeenkomen dat zij beiden in het
onderwijs werkzaam zijn en bovendien precies tegenoverelkaar zitten.
Mijnheer Baden is lid van de raad geweest "van december 1978 tot en met
de 29 april a.s. en heeft zich in de raad vooral leren kennen als een
man die de praktijk van het onderwijs kende. Dat is denk ik van groot
belang voor een gemeente als Bergen op Zoom, tot voor kort slechts op
een afstand betrokken bij het onderwijs.