- 16 - Op de vraag van het college of het gemeentebestuur zijn medewerking moet ver lenen aan de huisvesting van een deel van deze Amerikaanse gezinnen zegt onze fractie volmondig ja. Ik denk dat de meerderheid van de raad, zowel de oude raad als de nieuwe raad, deze mening deelt. Als we dan vanavond over deze vraag van het college positief beslissen, rekenen wij erop dat ook degenen die tegengestemd hebben als goede democraten loyaal zullen medewerken aan de uitvoering van de plannen die met deze huisvesting verband houden. De heer VAN WIJK: Dan mag ik ook tevens namens de heer Van Es spreken. Persoonlijk kunnen wij met het voorstel van het college instemmen omtrent het verlenen van medewerking inzake de huisvesting van Amerikaanse militairen op Bergs grondgebied. De heer de Jongh heeft het over de verkiezingen op 21 mei. Ik benhet wat dit betreft met de heer Westerhof eens, wat kan daar nog aan veranderen. Ik zou aan de Partij van de Arbeid willen vragen welke termijn inzake het pas op de plaats houden die fractie denkt te hanteren. Geldt dan ook een andere da tum van 29 april of zoiets. Mevrouw NOORMAN: Mag ik ook nog wat vragen aan de Partijd van de Arbeid. De VOORZITTER: Bij wijze van interruptie. Mevrouw NOORMAN: Ik wilde niet interrumperen toen de heer de Jongh aan het woord was maar ik zou toch wel graag willen weten van de Partij van de Arbeid wat zij als zij geen medewerking willen verlenen bij de vestiging, zij dat dan willen gaan doen als zij eventueel in het nieuwe college op de plek van RO een wethouder van de Partij van de Arbeid neerzetten en wat wij dan wel van de Partij van de Arbeid kunnen verwachten. Dat wil ik toch wel even duidelijk gesteld zien. De VOORZITTER: In de bijdrage van de zijde van Uw raad, in ieder geval in de bijdrage van de heer De Jongh, heb ik toch wel het orde-aspect herkend. De heer De Jongh vindt dat zij in ieder geval niet zou moeten plaatsvinden en hij noemt daar een paar redenen voor. Binnenkort verandert de raad qua persoonlijke sa menstelling en er heeft zo zegt hij geen behandeling in de commissie plaatsge vonden. Ik veroorloof mij een wedervraag. Zou het standpunt van de Partij van de Arbeid mogelijkerwijs veranderd kunnen zijn als behandeling in de com missie wel zou hebben plaatsgevonden. Dat is natuurlijk toch een wezenlijke vraag voor ieder ordedebat. Wat denkt U mijnheer de Jongh. De heer DE JONGH: Ik had eventueel in de tweede termijn daarop terug willen komen, voorzitter, maar als U deze vraag expliciet stelt dan kan ik hem ook nu beantwoorden denk ik. Ik denk dat het standpunt dat ik verwoord heb niet wezenlijk veranderd zou zijn door een mogelijke discussie die we in de commissies zouden hebben.. Ik acht het echter van essentieel belang dat in deze zaken zorgvuldigheid tot het uiterste betracht wordt en dat we minstens in de commissievergaderingen hier met elkaar nog wat uitvoeriger over van gedachten hadden kunnen wisselen zonder mij illusies te maken over mogelijke uitkomsten hetzij van andere partijen hetzij van onze eigen partij. Ik denk dat het correcter is, omdat voor mij het verbazingwekkend blijft dat er met een enorme voortvarendheid met geweldige haast gereageerd wordt op een brief die gedateerd is op de 10e april, waarin zelfs geen vraag aan het gemeentebestuur gesteld wordt. De VOORZITTER: Over dat aspect kom ik aanstond te spreken. Het is natuurlijk diezelfde overweging van zorgvuldigheid die het college er toe gebracht heeft om heden slechts een uitspraak in beginsel te vragen. U wordt een uitspraak in beginsel gevraagd. De brief is aan Uw raad gericht met daarin vervat de mening van het college. Dat de brief hier is aangekomen zal de gemiddelde krantenlezer hier in Bergen op Zoom ook niet ontgaan zijn. De brief die per speciale koerier aan de burgemeester van Bergen op Zoom is afgeleverd, is natuurlijk gepaard gegaan met de vraag of U ons kunt laten weten of U bereid bent dienovereenkomstig te handelen. Dat dienovereenkomstig handelen staat natuurlijk vervat in de mede deling van de Minister van Defensie aan de Staten Generaal, waarin hij zegt - 17 - dat de gemeenten Bergen op Zoom en Roosendaal in beginsel aangewezen worden als gemeenten waar de huisvesting zal plaatsvinden. Bij de discussie in het openbaar of via meningen die ook in de media zijn terecht gekomen heb ik steeds namens het college mogen verwoorden dat wanneer die vraag de Gemeente Bergen op Zoom zou bereiken, de raad als eerste en als gekozen lichaam met dit vraagstuk in beginsel zou worden geconfronteerd. Wel deze confrontatie treft U op een in veel andere procedures door U allen gewenste korte termijn en wij vragen U dan ook op dit moment niet meer dan om in beginsel Uw bereidheid daartoe ja of nee uit te spreken. Het lijkt mij daarom dat mogelijke argumenten die liggen op het terrein van orde van deze vergadering los van het feit of U al of niet bereid bent in be ginsel Uw medewerking toe te zeggen voldoende weerlegd zijn. Mag ik U vragen, mijnheer de Jongh, of wij het orde-onderdeel thans voldoende behandeld hebben. Wilt U over dat orde-onderdeel, dat gaat immers vooraf aan de inhoudelijke besluitvorming, een - volgens Uw eigen reglement van orde - stemming verbinden of is dat bij deze ook gelet op de standpunten die de andere fracties in hebben genomen voldoende behandeld. De heer DE JONGH: Ik denk, gelet ook op alle standpunten die door fracties ver woord zijn, dat het mij duidelijk is geworden dat een ordedebat geen stemming hoefde te hebben. De VOORZITTER: Dank U zeer. Mag ik dan, dames en heren, tevens concluderen dat de raad in meerderheid tot een dergelijk besluit zou wensen te komen. De heer BOLSIUS: Voorzitter, er is een vraag gesteld door mevrouw Noorman, anders zou ik die vraag gesteld hebben. Ik ben zeer geïnteresseerd in het antwoord. De VOORZITTER: U krijgt een tweede termijn maar wanneer ik het aantal termijnen zou kunnen beperken dan hoeven we dat toch niet te laten. Mag ik vragen of er leden van het college zijn die op dit punt het woord wensen te voeren. De heer VAN DER VELDEN, wethouder: Ik denk dat er een duidelijke vraag is gesteld die niet ontbloot is van enige politieke lading en betekenis en ik kan die vraag ook zeer goed begrijpen. Ik ben ook blij dat hij gesteld is. Ik denk dat de heer De Jongh al een en andermaal de positie van de Partij van de Arbeid en het waarom van het kiezen van het in beginsel "nee" duidelijk verwoord heeft. Het is duidelijk dat ik dat standpunt uitdrukkelijk deel. Ook bij andere besluitvormingen over dit onderwerp waar uitspraken van de raad werden gevraagd heb ik me daar ook achter geschaard. Naar mijn mening is op dit moment de zaak nog niet van dien aard dat gezegd wordt je moet doorgaan. Ik hoop en vertrouw toch dat 21 mei een ander licht hierop kan werpen. Ik refereer daar nog eens aan een betoog wat afgelopen maandag een oud-minister van defensie, de heer Van Mierlo, afgestoken heeft in een be paald verband. Niettemin is het een zaak die zeer uitdrukkelijk op nationaal niveau zal plaatsvinden, op nationaal parlementair niveau waar men verdere zaken zal moeten doen. Als de meerderheid van de raad vanavond beslist daarmee accoord te gaan dan denk ik dat de bestuurder niets meer en niets anders kan doen dan te zeggen ik werk mee aan die uitvoering. Daar zijn geen tussenstappen. Ik denk dat dat de op stelling is waarvoor ik zal kiezen, zij het dat de wijze waarop de plaatsing van kruisraketten hier tot stand is gekomen mij buitengewoon veel pijn doet. Het gaat er echter wel om dat de gemeenteraad hier het hoogste orgaan is, die kiest uit hun midden een aantal bestuurderenWanneer ik zou vinden dat het een onwerkbaar besluit is dat die raad neemt en daar niet aan mee zou willen doen, dan zou ik voor mezelf de vraag moeten stellen of ik in dat orgaan zitting kan nemen. Dat is een discussie die je dan ten principale zou moeten voeren. Wij hebben in de fractie in de vergadering vorige week daar uitvoerig over be raadslaagd en ik denk dat mijn opstelling is dat als de meerderheid kiest Ja, de Partij van de Arbeid op locaal niveau verder zal deelnemen aan het bestuur.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1986 | | pagina 85