12 De heer P.M.L. FRANKEN: Ik wil het toch nog iets scherper stellen. Ik denk dat de kennis die op dit moment aanwezig is bij het gebruiken van stortgas nl. doordat de samenstelling van het stortgas nogal kan wisselen het vaak voorkomt dat er toch stoffen in het gas zitten die problemen kunnen opleveren. Ik heb een hard hoofd in het gebruik van stortgas als het niet opgewerkt wordt tot aardgas voor verschillende projecten, omdat je dan uitgaat van een goedkope brandstof maar de tweede fase is dan dat de ketelhuizen of de situatie waar we dat spul gebruiken daardoor problemen krijgen en ik denk dat we dat nog een beetje in ons bol hebben van het ver leden van het biogas. Ik wou er speciaal op wijzen dat we in de haalbaar heidsstudie het toch iets meer naar voren halen dan in de stukken staat om die optie om het gas op te werken tot aardgaskwaliteit nadrukkelijk prio riteit te geven. De heer VAM DE WATER: Datgene wat de heer Franken zegt, er worden nu al sug gesties gedaan over winning van het stortgas in de Kragge. We weten dar. om het aan dezelfde eisen te laten voldoen het stortgas als aardgas het aantal kubieke meters aanmerkelijk afneemt. Er zijn voldoende gegevens over. Mijn concludering is dat er een crediet voor het wamrtebedriif' staat, we gaan gewoon door Een gouden regel van het warmte'oedrijf is "laat ons wat doen" en de naslag is "we hebben als zoveel geïnvesteerd dat we ermee door moeten gaan". Wij passen hiervoor. Wat de raad doet moeten zij zelf weten. Als fractie vragen wij aantekening tegen dit voorstel. De heer B0L3IUS: Gezien de antwoord van de portefeuillehouder op de vraag van de heer Van de Water kan ik zeggen dat bij mij bij de aanvraag van dit krediet ook duidelijk het feit dat het gaat om een onderzoek naar een al ternatieve energiebron en niet zozeer een onderzoek in het kader van de in vestering in het warmtebedrijfwaar ik ook tegen zou zijn geweest. Dit is de reden waarom ik uitdrukkelijk voor dit voorstel ben. De heer VAN KEMENADE, wethouder; Ik denk dat ik het uiteraard met de heer Bolsius eens ben. Ik heb in eerste instantie gezegd dat ik kennis neem van zijn stellirigname. Eigenlijk geldt dat ook voor de heer Van de Water. Ik vind het spijtig dat zijn fractie aantekening vraagt. Ik kan nog een keer een beroep op hem doen om te zeggen das, zelfs al zou je überhaupt nooit meer iets meer met het wamrtebedrijf en dat is denk ik ook de strekking van de opmerking van de heer Bolsius, willen doen het toch zinnig en nuttig is om te onderzoeken of je een mogelijk aanwezige goedkope energiebron aan zou kunnwn wenden. Ik dank dat dat toch min of meer los van elkaar staat. Alleen op dit moment moet je dit krediet toch ergens inbrengen en ik denk dan dat het.logisch is dat'dat op dit moment' bij het-warmtebedrijf is. U heeft in de stukken kunnen lezen dat helemaal nog niet vastgesteld is waar en hoe je de energie die er eventueel uitgehaald zou kunnen worden voor gaat aanwenden Tot slot de opmerking van de heer Franken. Ik denk dat wij eigenlijk niet van mening verschillen. De heer Van de Water zegt op een moment ook nog dat de kubieke meters afnemen als je opwerkt tot aardgaskwaliteit. Op zich is dat juist maar dat is niet zo belangrijk maar hij geeft daar wel mee aan dat mogelijk, de heer Franken doet dit ook die praat ook over wisselende kwaliteiten van stortgas, dat je zeerst zult moeten kijken welke kwaliteit heb ik. Als blijkt dat de kwaliteit, en daar zijn wel voorbeelden van, zij het zeldzame, zo goed is dat je het niet op zou behoeven te werken om dat er geen verontreinigingen plaatsvinden. Dan hoef je daar natuurlijk verder niet veel meer aan te doen. Ik ben het volstrekt met de heer Franken eens dat het uitgangspunt moet zijn een kwaliteit vergelijkbaar met aardgaskwaliteit. Dan zijn we het zonder meer eens. De VOORZITTER: De heer Franken overtuigd. Dan krijgt de fractie van. Gemeentebelaneen/Stadsoartii aantekening dat zij geacht worden tegen dit voorstel te zijn. - 13 - De heer VAN DE WATER: Ik heb niet gesteld dat ik tegen onderzoek ben naar alternatieve energiebronnen, dus ook niet naar onderzoek van winning van gas op De Kragge. We maken afspraken, we maken een beleid en daar houden we ons gewoon me aan. Het moment voor een krediet voor dit onderzoek is nu niet daar. De VOORZITTER: U handhaaft Uw wens om geacht te willen worden te hebben tegen gestemd. Dan wordt U die aantekening verleend. Geen van de andere leden van Uw raad verlangt die aantekening Dan is aldus besloten. 3. Voorstel tot nadere besluitvorming Inzake de invoering van de _provij]£iale)_ vrordenina bescherming waterwingebieden (Verzameling 1986, nr. BJZ/21). De heer HAUER: Een deel van. het voorstel gaat over de mogelijkheid dat de be voegdheid van Gedeputeerde Staten om ontheffing te verlenen van ge- en ver boden in het kader van de verordening bescherming waterwingebieden gedelegeerd wordt naar de directeur van een waterleidingbedrijf. Wat ik mis is de publikatieplicht wanneer er daadwerkelijk ontheffing verleent wordt. Ik denk dat het.belangrijk is wanneer burgers de mogelijkheid hebben om daartegen in beroep te gaan, tegen dit soort ontheffing. Dat heb ik nergens kunnen vinden. Mijn vraag is,is dat wel geregeld. De heer VAN DE WATER: Bescherming waterwingebied houdt, denk ik, tevens in bescherming drinkwater,1 Naar aanleiding van berichten in de krant zou ik toch eigenlijk aan de wethouder iets meer willen vragen over de verontrei niging van het drinkwater. Twee vragen. Hoe is de verontreiniging tot stand gekomen en in tweede instantie is er in de direkt aangrenzende woongebieden gecontroleerd, want ik heb de indruk dat de. verontreiniging toch iets verder is gegaan dan het industrieterrein zelf. Graag een antwoord hierop. De VOORZITTER: Ik vraag mij af of de wethouder de vragen van de heer Van de Water onder sociale verordening bescherming waterwingebieden kan beantwoorden. Ik wens hem daarbij succes. De heer VAN KEMENADE, wethouder: Ik heb op dit moment eigenlijk meer moeite met de vraag van de heer Hauer want ik ken de verordeningen uiteraard niet uit het hoofd, dan met die van de heer Van de Water. Ik weet niet of de secretaris het snel kan vinden, anders is het misschien verstandig om de heer Hauer toe te zeggen dat we dat op zullen zoeken en hem het antwoord zullen laten weten. Dat is iets wat ik zo uit het hoofd over die verordening en alle stukken die daarbij zitten niet paraat heb. Ik wil dit de heer Hauer in ieder geval toezeggen. Wat de vragen van de heer Van de Water betreft kan ik zeggen dat ik daar wel en geen moeite mee heb. Als hij zo stelt hoe is het tot stand gekomen kan ik daar op dit moment niet een echt serieus goed antwoord geven om de dood eenvoudige reden dat, zoals U mogelijk ook uit de persberichten weet, er onderzoek gaande is, zowel door de eigen dienst en de afdeling milieu, het waterleidinglaboratorium Zuid, de Inspecteur van de Volksgezondheid en anderen, ik noem er maar een stel op. Ik denk dat U van mij niet kunt ver langen dat ik op dit moment de exacte oorzaak kan aangeven. Daarvoor zal het college eerst de uitslag van die onderzoekingen moeten afwachten. Ik heb begrepen dat dat nog wel enige dagen op zich kan laten wachten. Wat betreft de vraag of er gecontroleerd is in het omliggende woongebied kan ik zeggen dat men gecontroleerd heeft tot zover het nodig was. Nadat een eerste controle vrijdag plaats had gehad en een tweede controle maandag plaatsvond heeft men opgezocht tot waar de verontreihing nog aanwezig was. Het traject daarachter was schoon en daaruit blijkt, maar daar komt nog uitgebreide rapportage over uiteraard, dat indsrdaad de veronti einiging zich tot een relatief klein gebied beperkte. Om dat nu exact aan te geven kan ik ook niet omdat ik op dit moment niet over de uitslagen van die onder zoekingen beschik. Het is een heel beperkt gebied geweest, het heeft zich beperkt tot het industriegebied, en daar slechts een deel van.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1986 | | pagina 35