- 32 -
veerd en in februari '85 komt het dan in de kommissie» ja wel, daar komen
al veranderde inzichten in die kommissie en op dat moment een wijs besluit.
In april 85 heb ik de wethouder persoonlijk geïnformeerd over de grote
bezwaren die ook na het besluit van februari '85 nog aan het plan kleef
den. De wethouder heeft mij toen toegezegd:
le dat er absoluut niets onherroepelijks was en
2e dat die bezwaren opnieuw gewogen zouden worden.
Van dat hele gebeuren is mij niets meer gebleken dan dat er binnen de
Stichting de nodige haast is gezet achter de planvorming» een haast die
gezien de vertraging daarvóór, ineens verbijsterend was.
Dan het laatste aspekt, voorzitter. Ik ben nog steeds van mening dat op
onvoldoende wijze rekening gehouden is met datgene wat er in de enige
echte rapporten, met name het ETIN-rapportstaat over de schadelijke
ekonomische gevolgen voor de wijken rondom Noordgeest en ik denk, voor
zitter^ dat we, wat dat betreft» nog een heerlijk koekje van eigen deeg
te slikken krijgen als wij vanavond besluiten dat wij akkoord zi in met de
procedure.
Tenslotte de heer van de Water. Meneer van de Water, voorzitter, die stelde
mij een vraag en die zei, wat dacht de heer Bolsius dan van die 1000 m3
Normaal gesproken laat ik mij in mijn oordeelsvorming en in de besluit
vorming raden door adviseurs en externe rapporten op dit gebied. Ik wil
voor hem eenuitzondering maken: 10 m3 toiletgroep» 8 ms kassa, 100 m3
voorraad, PTT 20 m personeelsruimte er vanaf» blijft over 800 m3 vriie
vloeroppervlakte. Als de heer van de Water zo'n antwoord wil kan hij het
graag krijgen maar ik heb het ETIN-rapport gebruikt om nl. aan te geven
dat er sprake is van overbewinkeling met schadelijke gevolgen. Ik betreur
wat we hier met z'n allen aan het doen zijn.
De heer VAN DER VELDEN, wethouder: Voorzitter» dan wil ik van de heer Bol
sius weten» in hoeverre hij het argument, wat hij heel nadrukkelijk ophaalt,
van de verkeersintensiteiten
De heer BOLSIUS: Ik denk, voorzitter, dat ik ten aanzien van de beant
woording volledig tevreden ben.
De heer DE J0NGH: Voorzitter, ik zou nog een paar opmerkingen over deze
zaak willen maken. De heer van Kemenade begint zijn verhaal met ook te
vertellen dat hij eigenlijk vindt dat het een herhaling is van een aantal
zetten en dat hij daar moedeloos van wordt. Nou voorzitter» ik ben vanavond
wederom erg verdrietig van deze materie geworden en waarom namelijk. Wii
hebben in juli jl. een schriftelijke vraag gesteld over de procedure.
Vqr J-ege vincit blijkbaar niet nodig om die tussen juli en januari
86 te beantwoorden. Dan komt het vreemd over dat je een aantal vragen
daarover stelt. Voorzitter, het is weer een hele tijd geleden dat ik
ef..ektief onderwijs gegeven heb, wellicht ben ik een aantal dingen ook
weer verleerd en ben ik ook niet duidelijk genoeg geweest om anderen iets
helder te maken, maar je kunt je ook voorstellen dat je met een aantal
eerlingen te maken hebt die niet zouden willen en daar houd ik het dan
vooralsnog maar op.
Wat betreft de heer van der Stoel moet ik gewoon konstateren dat hi i de hele
motie eigenlijk afkraakt en zegt dat is een overdreven motie, het is on
zin. ik vind het zonder meer erg goedkoop om dat te zeggen» wellicht kan
hij dus een aantal antwoorden formuleren op datgene wat ook wii gesteld
e en, misschien dat hij dat het College mee kan delen zodat het College
dat nog eens een keer schriftelijk aan ons kan doen toekomen.
Daar laat ik het bij» voorzitter.
- 33 -
De heer VAN DER STOEL: Voorzitter mag ik een interruptie plegen?
De VOORZITTER: U mag zelfs het woord hebben, want u bent. aan de beurt.
De heer VAN DER STOEL: Ik was niet van plan het woord te vragen» voorzit
ter maar nou de heer de Jongh iets zegt voel ik me verplicht wat te
zeggen. Hij reageert op wat ik van de motie zeg. liet lijkt me ook volsla
gen logisch als iemand een motie indientdat hij hem althans nog probeert
te verdedigen en ik konstateer dat zowel de heer Bolsius als de heer de
Jongh dat tot nu toe niet gedaan hebben en dat de heer Bolsius zegt in
antwoord op wethouder van der Velden, dat hij tevreden is met het antwoord
maar de eerste uitspraak van de motie is dat er volledig opening van
zaken moet komenDus mijn konstatering dat deze hele motie een open deur
is en zelfs a1 zou die het halen dat voor volstrekt niemand een verande
ring is, dan zeg ik wat zijn we nu aan het doen als een mist aan het op
werpen om blijkbaar ergens iemand gelukkig mee te maken maar verder kan
ik er niets van makenu lost er niets mee op zelfs al zou die motie
worden aangenomen en als ik u zeg, luister eens als u een procedure wil
veranderen moet u daar wijzigingen voor indienen, dat doet u nietwat zit
ten we hier dan allemaal te doen. Tijd te verdoen en de mijne ook nog
De heer DE JONGH: Ja, voorzitter, ik wil toch hier even op reageren, ik
vind het zo vanzelfsprekend dat ik achter deze motie blijf staan dat ik
gewoon konstateer dat met onwillige leerlingen niet te werken is.
De heer VAN HEIJSTMeneer de voorzitterhet hangt van de boeiendheid
van het betoog af, het komt herhaaldelijk voor dat men door een boeiend
betoog toch de niet al te best. willende leerlingmeekrijgt.
De heer DE JONGHOf van het hanteren van een bepaalde werkvorm nogme
neer van Heijst.
De heer VAN DER STOEL: Een goede leraar zal toch eerst zijn leerlingen de
les proberen uit te leggen, maar zelfs dat ontbreekt nu, dus die hele
vergelijking met leerlingen lijkt me niet op te gaan.
De VOORZITTER: Mag ik mij ook op dat terrein tot het zijn van niet-speci-
alist bekennen en het woord aan de heer van de Water verlenen.
De heer VAN DE WATER: Meneer de voorzitterer is gekozen voor een winkel
met een assortiment wat in de dagelijkse behoefte moet kunnen voorzien
tegen een prijs die redelijk is voor de bewoners daarOok zeker gezien
ten opzichte van de woonlasten. Bij het huidige aantal m3 verkoopruimte
zal het erg moeilijk zijn om daaraan tegemoet te komen. Ik wil dus zeggen
de term grootschaligheid en de heer Bolsius heeft antwoord gegeven» ik
wil daar toch op reageren, kijk we praten over een bruto oppervlak van
1000 m3, daar zit die drankcorner in, die is ongeveer 100 m3, de maga
zijnruimte 150 ra3, de dienstruimtes 50 m3» de technische ruimtes 20 m3,
dan blijft er over een netto verkoop oppervlak van 680 m3 en dan wil ik
ook nog het verhaal aanhalen in vergelijk met AH aan het Zonneplein dat
is ongeveer 2/3 van die supergrote winkel daar.
De VOORZITTER: Wij zijn wel heel bijzonder geïnformeerd door de heer van
de Water,
De heer G0RRISSEN: Meneer de voorzitter, voor mij blijft nog de twijfel
doordat een aantal adviseurs waarvan er dus zes zijn, een grote meerder
heid, die 600 m2 adviseren en waarvan er twee zijn die 1000 m3 adviseren,
voor mij hebben die adviseurs dezelfde waarde. Ik kan nergens iets vinden
dat men zegt de waarde van de adviseurs van de Gemeente die is beter dan