- 30 -
dat u zich dat op dat moment toch heeft gerealiseerd.
Op 26 juli '85 heeft de kommissie EZ een meer uitgebreide notitie ont
vangen inzake de ontwikkeling en naar aanleiding van de door de gevestigde
bedrijven georganiseerde druk, bespraken de kommissie R0V0W en EZ in
oktober '85 opnieuw de plannen voor een winkelvoorziening in Noordgeest.
De beide kommissies stemmen in met de visie van het College, ik benadruk
dat maardus met de gedachte een supermarkt te realiseren met een be
drijf soppervlak te van 1000 m* bruto, waarin opgenomen een slijterij en
een ruime sortering non-food artikelen. Ook daarna hebben wij uiteraard
na de diskussie vorige maand in de Raad, nog een keer in de kommissie EZ
van gedachten gewisseld en ik meen dat iedereen, ook derden, daar ruim
van gebruik hebben kunnen maken.
Voorzitter, na nog eens een keer in het kort de historie te hebben ge
schetst, denk ik, dat ik kan zeggen dat ik geen enkele behoefte heb aan
een motie. Het zou ook wat vreemd overkomen, denk ik, als de Raad die
motie ondersteunde, om de doodeenvoudige reden dat de Raad dan terug zou
komen op eerder genomen besluiten waar op dit moment het College bezig is
met uitvoering van die door de Raad genomen besluiten. Dat zou een beetje
een vreemde zaak worden.
Dat was het, voorzitter.
De heer BOLSIUS: ik heb nog een vraag gesteld, voorzitter.
De VOORZITTER: Misschien even een korte herhaling van de vraag?
De heer BOLSIUSOf het onderzoek, waar de portefeuillehouder het over had
in de kommissie EZ, waarvan de resultaten haaks zouden staan op het onder
zoek van het ETIN.
De heer VAN KEMENADE, wethouder: Ik heb overigens in de kommissie, voor
zitter, niet gezegd 'haaks op het onderzoek van het ETIN' maar op andere
onderzoeken en met name op het onderzoek, en dat was naar aanleiding van
opmerkingen van de heer Gorrissen, van het CIMK van 10 jaar geleden in
middels, en het onderzoek waarover ik nu spreek, wordt uitgevoerd door
derden, voor eigen rekening en risiko, die zo vriendelijk zijn geweest
om het College over de eerste resultaten daarvan in te lichten, maar op
dit moment nog onderzoekende zijn. Ik denk, dat het niet past om daar
verder op dit moment gegevens over te verstrekken.
De heei VAN DER VELDEN, wethouder: Voorzitter, de heer Bolsius somt in
zijn betoog met name nog de gevolgen van het oprichten van een dergelijk
centrum op met betrekking tot extra verkeersbelasting. Ik denk dat daar
het volgende over opgemerkt moet worden. Ik denk dat met name het aanha
len in zijn betoog van het argument 'verkeersbelasting1 niet juist is.
Immers het is zo dat in het bestemmingsplanopzet heel duidelijk de ver
keersintensiteiten ^bezien zijn op basis van de oorspronkelijke planning
van nl. een 3000 m Het is zo dat het winkelcentrum in zijn totaliteit
te voet of met de fiets heel uitdrukkelijk te bereiken is waarbij geko
zen is voor een lokatiepunt waar meerdere fiets- en voetpaden bij elkaar
kunnen komen. Daarnaast met de auto is het zo dat er een direkt mogelijke
aanhaking op de centraal gelegen burg. Wittelaan gerealiseerd wordt via
twee ontsluitingspunten nl. de burg. Wittelaan/Melanendreef en Burg.
Wittelaan/Korenberg. De te verwachten verkeersdrukte kan worden afgeleid
uit de bruto vloeroppervlakte van het centrum, de aard daarvan en het
aantal daaraan gekoppelde parkeerplaatsen. Op basis van vastgestelde ge
gevens blijkt dat bij buurtcentra tussen 1000 en 3000 m2, met een
belangrijk deel in de food-sektor, geldt een parkeerbehoefte van één
- 31 -
parkeerplaats voor 35 a 50 m2Voor het onderhavige centrum zal dit neer
komen op 20 a 30 parkeerplaatsen die gespreid over de twee parkeerter
reinen verdeeld worden. Het aantal verkeersbewegingen kan als gevolg
daarvan dus geschat worden op 30 tot maximaal 50 pèr parkeerterrein pèr
uur. De verkeersbelasting van de toeleidende wegen zal, ten gevolge van
het centrum, dus maximaal 50 motorvoertuigen bedragen. Gesteld mag worden
dat de ontsluitingsstruktuur absoluut geen enkel probleem vormt voor de
oprichting van een centrum van welke omvang en welke invulling dan ook.
Berekeningen die overigens ook gedekt worden door andere studies en
overigens ten grondslag liggen aan het ontwikkelde bestemmingsplan van
Noordgeest. Dat bestemmingsplan is met name wat betreft de gekozen opzet
van het centrum, gewijzigd, daarvoor hebt u planologisch gezegd het is
goed dat daar bijstellingen komen in het bestemmingsplan. In februari '85
heeft dus de Raad een voorbereidingsbesluit genomen ora medewerking te
verlenen aan die gewijzigde opzet, unaniem! Welnu, dat is ook in proce
dure gebracht en ik denk dat andere stappen daarvoor ook in aanmerking
komen met andere woorden ik denk dat we de zaken juist daarin moeten stellen.
Dan is het een overweging, van welke aard dan ook, in hoeverre je als
lokale overheid wel of geen duidelijke sturing moet geven aan de te ver
delen winkeloppervlakte etc., maar dat is een zaak, en ik heb dat wel eens
in een ander verband ook al eens gezegd, van politieke orde, maar waar
naar mijn mening nog niet veel eensluidendheid over is maar waar zeker je
als lokale overheid op dit moment daar niet tot uniformiteit komt, maar
nogmaals, vanuit de planologische invalshoek, vanuit de verkeersintensi
teiten is het onjuist om dat als argumentatie te gebruiken in een betoog
zoals u met name ten tonele heeft gevoerd. Dat wilde ik nog eens duidelijk
zeggen, voorzitter.
De VOORZITTER: Hebben wij een tweede termijn nodig of is alles gezegd, zo
langzamerhand.
De heer BOLSIUS: Graag een tweede termijn, voorzitter. In de eerste plaats,
de wethouder glijdt vrij handig langs mijn vraagstelling heen omtrent het
onderzoek wat op dit. moment gaande is. Hij zegt, wij zijn voorlopig ge
ïnformeerd Welnu er is één onderzoek gaande op dit moment, door buro Rond
in opdracht van de Kamer van Koophandel, en als de wethouder dat bedoelt,
kan ik u mededelen dat de resultaten daarvan pas over 3 maanden bekend
worden.
De heer VAN KEMENADE, wethouder: Dat bedoelt de wethouder niet.
De heer BOLSIUS: Dan zou ik toch wel graag wetenvelk onderzoek, want ik houd
er niet van om te horen dat er hier geschermd wordt met onderzoeken waar
het College wel weet van heeft, die van belang zijn voor de besluitvorming
en waar wij, als Raad, buiten blijven.
Dan voorzitter, voor wat betreft de hele besluitvormingsprocedure. Het
argument dat mijn voorganger in '78 akkoord is gegaan met het besluit wat
toen genomen was, is natuurlijk een groot 'kul' argument. Sinds die tijd
is er al dermate veel veranderd, zijn inzichten omtrent vloeroppervlaktes
gewijzigd, bestedingspatronen en noem maar op, en iemand die nu nog als
argument aanvoert dat hij in 8 78 iets heeft besloten en de voorganger van
de heer Bolsius was het daar mee eens, nogmaals een 'kul' argument.
Dan punt 2, voorzitter. Vervolgens was er zoveel in beweging dat zelfs
de hele Stichting, die zich bezighield met het onderwerp, op een laag
pitje kwam te staan, want er waren zoveel onzekerheden, dat men bang was
over het eigen trajekt wat men aan het volgen' was. De zaak is wat geakti-