- 28 -
van de werkgelegenheid verschenen. Ik heb al in de commissie Sociale
Zaken toegezegd dat we de notities, en dan natuurlijk de meest recente,
daar bespreekbaar willen maken. Wat mij betreft kan deze beleidsnota dus
ter bespreking komen in de commissie Sociale Zaken.
De VOORZITTER: Bij deze toegezegd mevrouw.
38. Voorgesteld wordt te berichten conform concept-brief op:
1. Brieven van het K.V.E.O.G. d.d. 23 januari 1985 en 3 februari 1986 inzake
het gebruik van aangiftebiljetten bij de heffing O.G.B.
2. Schrijven van mevrouw A.v.d. Kallen, secretaresse B.S.D. d.d. 3 juni 1985
inzake vermeend selectief verbaliseer-beleid parkeerovertredingen.
3. Brief van de P.v.d. A d.d. 3 juni 1986 inzake de situatie rond de kern
centrales in Doel.
1. De heer VAN DER KALLEN:De brieven van het K.V.E.O.G. zijn volgens de
omschrijving van het agendapunt inzake het gebruik van aangiftebiljetten
bij de heffing van de O.G.B.
Ik vermoed dat dit een vergissing is. In de bij de raadsstukken gevoegde
vrij uitgebreids conceptbrief wordt althans met geen woord gerept over het
wel of niet gebruiken van aangiftebiljetten bij de O.G.B.-heffing.
Zowel uit de te beantwoorden brieven vanhet K.V.E.O.G.als uit het concept-
antwoord maak ik op dat het een verlate O.G.B.-heefing in het bouwplan
"De Striene" betreft. Het antwoord aan het K.V.E.O.G. mist mijns inziens
de constructieve, de dank U wel voor Uw meedenken benadering die ik ver
wacht van politici die zich bewust zijn van het feit dat zij de burger be
horen te dienen.
Zo betreur ik de alinea die begint met "Wellicht is het U ontgaan
Waarom niet gemeld dat het gemeentebestuur niet voornemens is de bewoners
van het bouwplan De Striene aan te klagen, omdat ook het gemeentebestuur
van mening is dat de O.G.B.-verordening 1984 en 1985 met betrekking tot
de boetebepaling van f. 250,- verbetering behoefde, en dat in de verorde
ning van 1986 deze boetebepaling dan ook is vervallen.
De betrokken alinea is mijns inziens onnodig denigrerend en laatdunkend.
Mij is het helaas niet ontgaan dat menig raadslid de brieven van het
K.V.E.O.G. niet meer serieus neemt. Treurig vind ik dit.Het meedenken van
de burger is, hoe lastig soms ook, voor het goed functioneren van de demo
cratie mijns inziens van groot belang.
De heer STUART, wethouder: Ik denk dat we moeten vaststellen dat het hier
een brief betreft van het Komitee Verontruste Eigenaren Onroerend Goed
met betrekking tot de aanslagen O.G.B. in het plan "De Striene" en dat
ook daarop een concept-antwoord gedicht is. Waarom er dan gesproken wordt
over het gebruik van aangiftebiljetten vermag ik ook niet te begrijpen.
De heer VAN DER KALLEN:Ik vermag het wel hoor. De brieven van dit Komitee
gaan bijna uitsluitend daarover. Daarom vind ik dit een punt dat ik denk:
Hé, zouden ze hem wel echt gelezen hebben.
De VOORZITTER: Ja, wij lezen alle brieven.
De heer STUART, wethouder: Misschien zijn er wel twee brieven van 23 januari.
De VOORZITTER: Mag ik even kijken, misschien kunnen wij dan tot' een ant
woord geraken.
De heer STUART: Het is juist voorzitter, 'de 'brief van 23 januari gaat
over het probleem met betrekking tot het plan De Striene.
De VOORZITTER: De brief van 3 februari gaat over het zijn er twee.
De heer STUART: Hardheidsclausule en het plan De Striene.
De VOORZITTER: Naar Uw mening hebben wij voldoende antwoord gegeven op beide
brieven.
29 -
De heer VAN DER KALLEN:Ik deel üe mening van de heer Stuart dat beide
brieven over De Striene gaan wel.
De VOORZITTER: U deelt de mening niet dat het antwoord voldoende is.
De heer VAN DER KALLEN:Ik vind het antwoord, zoals ik net al uitlegde
denigrerend en laatdunkend. Dat spijt mij. Ik ben van mening dat burgers
te allen tijde behandeld moeten worden in de zin van Dank U wel voor het
meedenken.
De heer STUART, wethouder: Daarop past misschien dan toch de opmerking dat
de bewoners vanhet plan De Striene in deze zaak natuurlijk ook benaderd
zijn. Het gaat hier om een brief, niet aan de bewoners van het plan de Striene
maar een brief aan de K.v E.O.G. Ik denk dat de bewoners van het plan De
Striene in deze zaken heel .netjes en keurig behandeld worden.
De VOORZITTER! Die brief hebben wij onder punt 37 p. beantwoord.
Mijnheer van der Kalle wij hebben met belangstelling van Uw opvatting van
deze correspondentie kennis genomen. Het is niet de eerste keer natuurlijk
dat wij schrijven en ik herhaal, nog maar.eens, ik hoop ook dat de brieven
gelezen worden.
Dan is het woord aan de heer Bolsius over het 3e punt van 38.
3^
De heer BOLSIUS: Ondanks de uitvoerige discussie over dit onderwerp in de
commissie, waarvan mij verslag is gedaan, is voor mij in Uw antwoord aan
de P.v.d.A. een blinde vlek over in de voorziening van de gemeente Bergen
op Zoom voor het geval dat er een kernenergie-ongeval plaats zou vinden
in een van de vele centrales bij Doel.
Ik mis namelijk de fase waarin de maatregelencommissie nog niet bijeen Is
en gezien de samenstelling van deze commissie ben ik bang dat we allemaal
lichtgevend zijn voordat de heren bij elkaar zijn. Ik mis in die fase de
bevoegdheid van de burgemeester, die hij heeft ingevolge artikel 4 van het
besluit ongevallen kerninstallaties om een groot aantal concrete dingen te
doen zoals evacuatie en dat soort zaken.
Met name in die eerste fase ontstaan namelijk vluchtelingenstromen die,
mits slecht gekanaliseerd, voor vele dagen de wegen rond een stad kunnen
verstoppen.
Ik mis in Uw antwoord aan de Partij van de Arbeid dat facet in het totaal
van maatregelen. U heeft wel in de stukken die daarbij liggen uitdrukkelijk
de ministeriële beschikking .en het Koninklijk Besluit waarin daarvan mel
ding wordt gedaan. De concrete uitwerking van het verhaal mis ik in Uw ant
woord.
De VOORZITTER: Ik denk dat het correct is. In de commissie is over dit punt
gesproken en in het dezer dagen door de regering uitgebrachte werkplan,
dat afgelopen dinsdag verschenen is, staan de vervolgactiviteiten die
worden voorgesteld.
In de eerste plaats zitten wij met een tweeledig probleem. Ik heb dat een
en andermaal in de commissie gezegd. Het door U geformuleerde besluit on
gevallen kernenergie-installaties heeft primair betrekking op de hele hulp
verlening daar rondomheen,op zaken die binnen het koninkrijk plaatsvinden.
Er is een, met wederzijds goedvinden tussen de Nederlandse regering en die
van het koninkrijk België, alarmregeling voor Doel afgesproken.
Wat schrijft de regering Gebleken is dat de bestaande alarmregelingen
niet zijn afgestemd op ongevallen waarvan de effecten zich op zeer grote
afstand voordoen, zoals in het geval Tsjsrnobyl. De regering is van oordeel
dat nadere maatregelen ontwikkeld moeten worden aangaande de alarmering
en informatie-uitwisseling bij nucleaire ongevallen, waarbij speciale aan
dacht zal worden besteed aan de situatie bij de bestaande kerncentrales
in Nederland en de wisselwerking met de buurlanden. De resultaten van de'
door het bureau Berenschot te verrichten evaluatie zullen bij deze maat
regelen worden betrokken.