- 16 -
De heer DEKKERS, wethouder: Meneer Janssen, op de eerste plaats is de vraag
of het zinvol is deze diskussie op dit moment te voeren en op de tweede
plaats zal dan eens uitgebreid nagegaan moeten worden of dit in de kom
missie Onderwijs resp. Financien niet uitvoerig aan de orde is geweest
en de Raad van mening was dat men daar voldoende op zijn wenken was be
diend en gewoon gemeend heeft dat het hier een goede zaak was, zoals wel
eens meer zaken, waarvan men vindt dat het goede zaken zijn, bij hamerslag
worden genomen. Ik denk dat er bij geen enkel raadslid, die destijds aan
de besluitvorming heeft meegedaan, enige twijfel heerste zelfs al hadden
wij medegedeeld van de zijde van het College, dat er geen optrekking van
bouwjaar in zou zitten en ik ben er op dit moment nog steeds van overtuigd
dat wij besloten hadden de school in Borgvliet op te knappen in het licht
van het treffen van een basisschoolvoorziening op de wat langere termijn in
die wijk. Er was maar een beperkte keuze en dit was altijd nog de voor
deligste als je alles tegenover elkaar afweegt, maar ik kan op dit moment
niet nagaan of in okt. '79 die zaak niet uitvoerig aan de orde is geweest
in de kommissie Onderwijs en dan kan het best zijn dat het daar goed be
sproken is en dat men in de Raad zegt, nou wij hebben geen behoefte daarop
terug te komen dus wij maken er een hamerstuk van.
De heer JANSSEN: Een korte reaktie, voorzitter, ik denk dat we nu niet
kunnen praten over welke besluiten we nu genomen zouden hebben als we in
het verleden deze besluiten hadden genomen of moeten nemen, kijk, al dit
soort moeilijke konstrukties, dat is onmogelijk, denk ik. De enige konsta-
tering die ik als laatste nog even wil doen, is deze. Misschien zou het
toch wijzer zijn geweest, als we daar in de kommissie Onderwijs over ge
sproken zouden hebben en dan was een en ander, zonder dat het in de notu
len was gekomen, toch aan ons in ieder geval duidelijk geweest.
De heer DEKKERS, wethouder: Ja, wat de heer Janssen zei, het schiet me nou
te binnen, we doen dat tegenwoordig niet meer zo. Ik denk dat wij tegen
woordig ook besluiten nemen, we hebben er onlangs nog een genomen voor het
LOM/VSO om medewerking te verlenen aan de bouw van een nieuwe school
eventueel, en te zijner tijd daarvoor de benodigde gelden beschikbaar te
stellen, dus ik sluit niet uit, weliswaar staat daarbij de beperkende
bepaling dat wij dat zullen trachten te doen binnen de norm van het Mini
sterie, maar we stellen wel achteraf het bedrag vast.
De heer JANSSEN: De norm was dus blijkbaar wel bekend!
De VOORZITTER: Ik denk dat wij daar thans niet meer op in behoeven te gaan.
Ik maak nog één laatste opmerking. Het probleem is dat u bij het geven
van medewerking slechts af te wegen hebt of de eisen die aan normaal lager
onderwijs te zijn te stellen al of niet worden overschreden. Die afweging,
en dat is de enige afweging die u kunt doen op grond van artikel 72 van
de Lager Onderwijs Wet, heeft, blijkens de stukken, in een 4^- pagina
lange voordracht van de zijde van het College plaats gevonden. Dat is het
enige wat moet gebeuren. Ik denk niet dat het hier korrekt is om in '86
te konstateren dat men in '79 de circulairevloed van de zijde van Den Haag
in '81 niet voorzien heeft. Wellicht trekken komende generaties hier lering
uit. Als we naar den Haag verhuisd zijn, bedoel ik. Ik ben geen specialist,
dus ik heb geen kansen.
Mogen wij het als afgedaan beschouwen?
ik.
De heer PAREL: Ik heb op dit besluit gezien dat er hier een grondruiling
is tussen beide partijen. Mijn vraag is, wat moet de Gemeente met dat
- 17 -
kleine spietje grond doen? Is dat om de heer Maas te bevoordelen want
ik zie er echt het nut niet van in, voorzitter.
De VOORZITTER: Het nut van de op de tekening zwarte driehoek?
De heer PARELNee, het rode stukjeWat is het nut daarvan, wat moeten
wij daarmee?
De heer NIJPELSVoorzitter, ik wil er ook nog wat naders over zeggen.
Ik heb dat toevallig goed bekeken en ik vind het eigenlijk een beetje een
'lullige' opmerking van de heer Parel, om eerlijk te zijn. Ik heb het hem
uitgelegd hoe het zit en hij brengt het nu toch naar voren en daar houd
ik niet van
De heer VAN KEMENADE, wethouder: Ja, voorzitter, ik begrijp de opmerking,
of de vraag, ook eigenlijk niet helemaal, want wat er in feite gebeurt,
is door een ruiling (aan de voorkant een spietje erbij en aan de zijkant
een spietje eraf) gewoon daar een keurig net perceel van maken. That's
all. De heer Parel zocht er iets achter, of zo, denk ik, anders begrijp
ik de vraag niet.
De heer PAREL: Voorzitter, we hebben dat toch niet nodig dat rode ge
deelte, waarom moeten wij dat inruilen.
De VOORZITTER: Ik weet niet of de heer van Kemenade daarop kan antwoorden.
De heer PAREL: Dan moet hij het maar een keer terug in de kommissie bren
gen, voorzitter.
De VOORZITTER: Is iemand anders zeer op de hoogte aan de Zandstraat?
De heer NIJPELS: Ik ben er wel degelijk mee op de hoogte. Ik houd me
wel stil, maar ik blijf volhouden, wat ik tegen de heer Parel gezegd heb
in het Praathuis, daar moet hij zich aan houden en ik heb het hem heel
goed uitgelegd. Ik ken die meneer Maas helemaal niet, maar als die zijn
perceel recht wil trekken ten gunste van zijn eigen huis, en het kost de
Gemeente geen geld, dan vind ik het heel normaal dat het Gemeentebestuur
met zo'n voorstel komt.
De heer VAN DER VELDEN, wethouder: Het onderhoud wordt dan door hem ver
zorgd en dat past in het beleid van deze Raad, dacht ik.
VOORZITTER:Dan hebben wij dit probleem, denk ik, voldoende behandeld.
Wenst u aantekening, meneer Parel? U komt er in de kommissie nog eens op
terug, dat is uw goed recht, vanzelfsprekend.
De heer PAREL: Als het in de kommissie terug kan komen dan vind ik dat
prima.
De VOORZITTER: Maar ik begrijp dat de Raad in meerderheid toch wel tot
besluitvorming zou wensen te komendan mag ik daartoe
o, maar het is nog een B&W besluit dat u ter kennisneming wordt gebracht.
U kunt daar vanzelfsprekend in de kommissie nog eens op terugkomen, we
zullen overigens doorgaan met de uitvoering daarvan. Dank u wel, dat u
dat ons zo wilt toevertrouwen,
v.
De heer BAKX:
Voorzitter, een vraagje aan de wethouder. Gezien het antwoord wat het
College geeft op deze brief ben ik daar niet helemaal tevreden mee. Deze
persoon vraagt om een overlegsituatie met het College. Hij heeft schijn
baar nogal wat overlast. Het antwoord wat dan het College geeft, gaat