- 6 - Uw instemming kan wegdragen. Wij hebben daar afspraken gemaakt om in eerste instantie de medezeggenschapscommissie een inspraakmogelijkheid te geven op het daarna in het georganiseerd overleg te starten overleg over het sociaal statuut. Het doet ons deugd dat U het daar mee eens bent. Ik kom dan na deze drie hoofdpunten nog terug op een aantal door U meer in het bijzonder gemaakte opmerkingen. Ik denk dat ik het oordeel van de heer Franken niet deel dat alle bedrij ven minus het warmtebedrijf efficient zouden worden gevoerd. Ik denk dat op zichzelf over de bedrijfsvoering van het warmtebedrijf geen opmerkingen gemaakt zijn. Echter de investeringen die daar gedaan zijn en waartoe U mede besloten hebt, daarover kunnen onze meningen uiteenlopen. Ik denk niet dat het een correct oordeel is om te zeggen dat het bedrijf dientengevolge niet efficient zou worden gevoerd. Het meeliften van belastingnota's op de maandelijkse voorschotnota. Op zichzelf is dat ook in een geprivatiseerd be drijf niet uitgesloten. Echter op dit moment wordenkosten in rekening ge bracht door het bedrijf aan de Algemene Dienst voor het innen van deze be dragen. Het is maar helemaal de vraag of we dat zelf niet voor hetzelfde be drag kunnen. Als we dat kunnen is er ook geen reden om dat door een ander te laten doen. Er zijn geen absolute juridische problemen. We zoeken naar de meest efficiente oplossing om dat tezijnertijd op te lossen. De door mij wellicht onder het hoofdstuk "kruimelwerk" afgedane opmerking van de heer Bolsius doet geen recht aan de draagkracht van de opmerking over het tarievenbeleid. Eerlijk gezegd heb ik er op dit moment niet veel meer over mede te delen dan wat het doel is. Wij hopen in een volgende bijeenkomst, bij een volgende tussentijdse infor matie, nog eens te zeggen met welke middelen wij dat beleid op de onder scheiden terreinen zullen trachten te verwezenlijken. Ik denk dames en heren, dat ik op Uw vragen ben ingegaan in de hoop en ver wachting dat dat in voldoende mate is geschied. Wenst een Uwer nog in tweede instantie het woord? De heer FRANKEN: Over de brief van de Minister aan het Overlegorgaan Nuts bedrijven heeft U zoëven gesproken. Naar mijn mening heeft U mijn vraag daaromtrent een beetje summier beantwoord. In eerste instantie heb ik gewezen op de mening van de Minister dat fusie beter is danovername. Hij noemt hiervoor, dat is toch een principiële zaak, twee argumenten. Ten eerste acht hij het van belang dat de lagere overheden bij de energie voorzieningen worden betrokken. Ik denk dat dit een juist argument is. Ten tweede is er bij fusies in het algemeen geen afkoop van winstuit keringen aan de orde. De Minister merkt mijns inziens terecht op dat deze gelden aan de energiesector worden onttrokken, gelden die nodig zijn om de continuïteit van de Nutsbedrijven te verzekeren en met name met het oog op toekomstige uitbreidingsplannen en vervangingsinvesteringen. Deze twee argumenten, ik heb daar toch erg goed over nagedacht, vragen naar mijn oordeel toch over een nadere bezinning. Het is een principiële stel- lingnameNogmaals, zoals gezegd, wij willen dit huidige overleg beslist niet bemoeilijken en wij willen de resultaten echt afwachten, maar toch denk ik dat heel deze zaak bijzonder zorgvuldig moet worden bekeken - ik twijfel er niet aan dat dit ongetwijfeld zorgvuldig gebeurt - maar in dit verband heb ik eigenlijk helemaal geen haast, zoals het college in het voorstel schrijft. Het is daarom dat ik het college beslist niet zou willen binden aan de datum die in het stuk staat. Zeker hier geldt: "Te haastige spoed is zelden goed". Mevrouw NOORMAN-VAN LEEUWEN: Ik denk dat ik mede namens de anderen kan zeggen dat ik blij ben met de toezegging dat U een maandelijkse rapportage in de commissie Financiën zult doen plaatsvinden. - 7 - De VOORZITTER: Naar aanleiding van de principiële, of althans door de heer Franken principieel geachte stellingname van de Minister, merk ik nog het volgende op In de eerste plaats dunkt mij dat het in de brief niet zo vreselijk prin cipieel is. Het staat tenslotte in een "tenslotte opmerking" aan het eind van de brief. Mij dunkt dat je met principes altijd veel eerder moet be ginnen. De noodzaak om dan vervolgens aan die principes zoveel waarde toe te kennen is ook niet terug te vinden in het boekwerk over de concen tratie van de Nutsbedrijven. Daarin vindt U wel de positie waar verschil lende andere, zowel lokale maar we kunnen ook over provinciale Nutsbedrijven spreken, in zijn terecht gekomen, hetzij door een van het begin af verkeerd opgezette structuur want in ons land komen wij Nutsbedrijven tegen die over een adressenbestand van beneden de 10.000 beschikken, tengevolge waarvan inderdaad uitbreidings- en verzorgingsinvesteringen in het gevaar komen. Als van die bedrijven nu ook nog door middel van een vermogensschadeloosstel ling overdracht zou moeten plaatsvinden, drijft dat inderdaad die prijs ge weldig op. Daarvan is hier geen sprake. Daarom denk ik dat dit toch niet zo erg principiële tenslotte-mededelingen zijn van de Minister,die gezien moe ten worden in de algemene context en zijn politieke wens voor de Tweede Ka mer om tot één tarief in het ganse land te komen. Dat is er nu niet en zoals de heer Bolsius al terecht opmerkte, kunnen wij ons hier in West-Brabant, maar in Bergen op Zoom in het bijzonder, voor de hele range van tarieven verheugen in relatief lage tarieven. Dat is niet het geval in het gehele land en dat is naar mijn mening de volstrekt niet principiële achtergrond van de mededeling van de Minister, die ik dan ook met enig gemak rustig naast mij neerleg. Ik denk vervolgens dat de lagere overheid hier erbij betrokken kan blijven. Immers de voorgenomen structuur is er een waarbij de gemeente aandeelhouder wordt in de nieuwe vennootschap en vertegenwoordigers van een aandeelhouder zouden bijvoorbeeld raadsleden kunnen zijn en U zou ook bij die gelegenheid bij het beleid, tarievenbeleid en wat meer zaken, uitgebreid van gedachten kunnen wisselen. Daarbij komt hier natuurlijk zeker ook het statuut van de nieuwe vennootschap ter sprake, waarbij ook bepalingen gevonden kunnen wor den over welke zaken bijv. toestemming van de gemeente Bergen op Zoom als- mede-oprichter van de vennootschappen vereist zijn om Uw positie ook op wat langere termijn ten aanzien van het voortbestaan van de vennootschap te kunnen regelen. Dat zijn natuurlijk geen zaken die je echt op hele kleine onderdelen moet regelen,maar bijvoorbeeld over vervreemding van die vennoot schap kun je als mede-oprichter van die vennootschappen wel degelijk op voor hand een aantal stellingen betrekken en ik zou U ook zeker dan in overweging geven om daarin een instemmingsrecht op te nemen. Wij hebben op zichzelf geen haast en U heeft ook gezien dat wij in het stuk gezegd hebben, ik heb dat geloof ik ook in de commissie nog eens herhaald, dat wij voor de datum van 1 januari meer om een boekhoudkundige dan allerlei haastredenen gekozen hebben. Aan de andere kant, als je iets wilt veranderen en je ziet het doel helder voor ogen en je kunt in een acceptabele tussenliggende tijd zorgvuldig han delen, ontbreekt dunkt mij ook het motief om het langer te laten duren. Dat is discontinuïteit in dit proces van verandering voor het personeel en voor allen die daar verder bij betrokken zijn. Wij hebben een goede les ge leerd. Wij hebben een districtsgezondheidsdienst midden in het jaar opge richt en als U nu echt over grote verschuivingen, ook uit administratief- technische overwegingen wilt horen tengevolge waarvan je nooit meer iets halverwege het boekjaar moet doen, kan ik U nog wel een paar noemen. Wij hebben op zichzelf ook een heel goede tweede datum. Je kunt ook zeggen dat overdracht na het stookseizoen plaatsvindt, want een nadeel voor de wat fictieve datum voor een energiedistributiebedrijf van 1 januari is dat dat midden in het stookseizoen valt. Aan de andere kant is de hele admini stratie daar nu helemaal voor ingericht. Als je niet een echt goed argument kunt vinden, denk ik dat je je dan maar moet voegen naar de discipline die de administratie op dat terrein gedurende een reeks van jaren met zich heeft gebracht

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1986 | | pagina 134