14 -
De heer JANSSEN; Als ik dat even na mag kijken, voorzitter; die is van
3 juli 1981!
De heer BOLSIUS; Was dit het goede antwoord, voorzitter?
De VOORZITTER: Ik ben geen specialist!
De heer DEKKERS, wethouder: Voorzitter, het is een vervelende zaak dat wij
uiteindelijk geen optrekking van het bouwjaar voor de school in de Rem-
brandtstraat hebben gekregen, maar de heer Janssen heeft kennis genomen
van de stukken zoals ze zijn geproduceerd vanaf 1979 en dan heeft hij
kunnen lezen dat in 1979, na een hele periode van voorbereiding die daaraan
was voorafgegaan, uiteindelijk werd vastgesteld dat de situatie in de wijk
Nieuw-Borgvliet zo zou worden, naar toendertijd werd ingeschat, dat er op
termijn één basisschool zou overblijven maar dat voor beide toenmalige
scholen, in gebruik zijnde voor het gewoon lager onderwijs, een opknap
beurt onvermijdelijk was. Dat gold zowel voor het pand Oude Huybergsebaan
als voor de Vincentiusschool. De diskussie is toen gevoerd met het School
bestuur om te kijken of het Schoolbestuur tot een keuze zou kunnen komen
ten aanzien van het gebouw wat op langere termijn in aanmerking zou komen
als basisschool te gaan funktioneren in de wijk Nieuw-Borgvliet. Dat is in
1979 aan de Raad voorgelegd en de Raad heeft daarvoor een medewerkingsbe
sluit genomen. Altijd speelt dan op de achtergrond mee, dat getracht zal
worden,,maar dat is nooit met zekerheid te zeggen, om optrekking van het
bouwjaar te verkrijgen. Dan duurt het een hele periode totdat uiteindelijk
de Raad de kredieten voteert, maar de votering daarvan vindt althans in
eerste instantie in mei 1981 plaats en wat gebeurt er dan? Op 7 april
deelt de staatssecretaris mede, dat hij geen verklaring van toestemming
kan afgeven en daar staat in dat, zodra de Wet Beheersing Huisvestingskosten
zal van kracht geworden zijn, wij in de gelegenheid zijn binnen 30 dagen
te protesteren en op 8 juli komt er een schrijven binnen dat op 3 juli de
Wet Beheersing Huisvestingsvoorzieningen K0/L0 in werking is getreden.
De hele handeling van de zaak vindt dan plaats en waarom vindt uiteindelijk
de gemeente Bergen op Zoom geen gehoor, omdat de staatssecretaris van
mening is dat Bergen op Zoom die gelden op dat moment, gezien de mededeling
van 7 april, feitelijk niet meer had mogen voteren, wilde ze in aanmerking
komen, haar de mening van de staatssecretaris, een positieve beoordeling
te krijgen ten opzichte van de optrekking van het bouwjaar. Toch ben ik
van mening, en ik denk het hele College, dat daar, maar daar is weinig
tegen te doen, een niet konkreet en onjuist standpunt wordt ingenomen om
de doodeenvoudige reden dat de waarborging of tenminste de toezegging van
de gelden, de beschikbaarstelling, al dateert van 1979 en daar had wel
degelijk bij de vaststelling van de uitspraak rekening mee gehouden moeten
worden. Het is een vóórkomend gebeuren dat in Raden besluiten worden ge
nomen ten aanzien van medewerking voor de beschikbaarstelling van de
nodige gelden en later pas definitief het bedrag wordt vastgesteld bij wij
ze van begrotingswijziging, maar in feite, maar alleen op grond van het
feit dat in 1979 het exacte bedrag niet bekend was, is dat pas in mei resp.
nog wat later beschikbaar gesteld. Niettemin zijn we daarvoor afgestraft,
zoals uit de uitspraak blijkt. De gemeentebegroting wordt door deze uit
spraak, die nu pas aan u ter kennis wordt gebracht, niet extra belast
want wij hebben dat allemaal al in de begroting opgenomen en hadden slechts
gerekend op een meevaller door optrekking van het bouwjaar te kunnen ver
krijgen, overigens daarbij gestimuleerd door mooie klankbeelden op onder
wijstentoonstellingen waarbij alsmaar werd omgeroepen dat gemeentebestu
ren er verstandig aan zouden doen oude lokalen op te knappen voor de
huisvesting van het basisonderwijs in de toekomst. Zo ziet u maar weer,
wat alles waard is.
- 15 -
De VOORZITTER: De wethouder heeft voortreffelijk de mening van het Col
lege weergegeven alleen hij is op één onderdeel wat bitterder dan ik ben.
Dat is op het woord 'afgestraft'Kijk, de Gemeente heeft natuurlijk in
1979 ten opzichte van het Schoolbestuur een absolute en voortreffelijke,
zoals dat ook van een Gemeentebestuur verwacht mag worden, duidelijkheid
geschapen. Daarna is het Gemeentebestuur en mèt het Gemeentebestuur ook
het Schoolbestuur, terecht gekomen in de wirwar van regelgevingen per
circulaire en in het vooruitzicht gestelde wetgeving van de zijde van het
Departement, waarbij het College getracht heeft, door middel van een
Kroonberoep, de zowel bij circulaire als ook op onderwijstentoonstellingen
naar voren gebrachte van Rijkszijde gewekte verwachtingen, onzerzijds ge
honoreerd te krijgen. U ziet dat dat slechts geresulteerd heeft in een
formeel, juridisch helaas te aksepteren, niet ontvankelijk verklaring van
het College van B&W. Wel, zo zie je, hoe je geregeerd wordt bij circulaire.
De heer VAN HEIJST: Voorzitter, aan het eind van de zestiger jaren en in
het begin van de zeventiger jaren zijn bijna alle schoolgebouwen in de
Gemeente met medewerking van het Gemeentebestuur gerenoveerd, kun je wel
zeggen. Ook daar werden de kredieten eerst door de Raad verschaft en daar
na werden er hele gevechten met Departementen geleverd om een verlating
van stichtingsjaar te krijgen. Dat betekent dat je dan een hogere uitkering
kreeg. Het is nooit zo geweestzoals nou eigenlijk soms in publikaties
wordt voorgesteldalsof je het hele bedrag bij het Rijk zou kunnen terug
halen. Dat is in ieder geval een foutieve voorstelling van zakenMaar in
Nieuw-Borgvliet hadden we in jaren een zeer zuinig Schoolbestuur en die
zijn zeer laat aan de bel gaan trekken om hun gebouwen gerenoveerd te
krijgen. Door die verandering van wijze van reageren van het Departement
zijn we eigenlijk in de moeilijkheden gekomen, maar zelfs als je dat ge
weten haddan zou misschien de Raad hebben moeten besluiten om mee te
helpen om hun gebouwen op dezelfde manier te renoveren als bij andere ge
bouwen het geval is geweest. Dat wil ik wel vaststellen.
De VOORZITTER: Dank u zeer, meneer van Heijst, dat meneer Janssen begrijpt
waarom ik nu naar die datum van de Wet vroeg. Er zit tussen de feitelijke
medewerking, en dat is natuurlijk toch een verwachting wekken bij het
Schoolbestuur, een belangrijk verschil en er zitten wel zeven, wat verwar
ring zaaiende, circulaires tussen.
De heer JANSSEN: Ik begreep ook wel, voorzitter, dat u mij probeerde die
datum te ontfutselen zodat er over data gestoeid zou kunnen worden, maar
ik zou het eigenlijk over het eerste besluit nog een keer willen hebben.
Natuurlijk heeft u gelijk wanneer u zegt dat het onderwijsveld overspoeld
wordt met circulaires. Dat is tegenwoordig zo, dat was blijkbaar vroeger
ook zo. Echter op het moment dat wij dat raedewerkingsbesluit nemen, en ik
denk dat daar best een goede reden voor was, ik kan meneer van Heijst best
volgen, er was natuurlijk wel wat te doen in die omgeving, had er, en daar
wil ik even op wijzen, toch min of meer gewezen kunnen worden op de nodige
risiko's. Een en ander is altijd in beweging en dat is nou even het pro
bleem. Meneer van Heijst kan wel zeggen dat is in het verleden altijd zo
gebeurddan denk ik dat het in het verleden altijd fout is gebeurd want,
dat is mijn persoonlijke inschatting, je moet proberen risiko's aan te geven
die de Raad op dat moment neemt en daar wordt met geen woord over gespro
ken in de stukken nietin de Raad niet en dat vind ik zo jammer. De Raad
zelf neemt zo, zonder slag of stoot, het hele besluit, blijkbaar wist men
niet wat er boven het hoofd kon hangen. Tegenwoordig gaat dat duidelijk
anders. Ik vraag me daarom ook af waarom is dat destijds dan niet gedaan,
als daar toch blijkbaar een tendens in zit.