- 40 - verschijnt, aan de wethouder Milieuzaken aangeboden. Op 3 december vindt een gesprek plaats met als deelnemers een aantal direktieleden van Fri-d'Or, vergezeld van externe adviseurs, de toenmalige wethouder Milieuzaken en een tiental vertegenwoordi gers van de wijkcommissies. In dit gesprek wordt gesteld dat in mei/juni 1986 de problemen voorbij zouden zijn. Men werd het er over eens om gemakheidshalve de streefdatum op 1 juli te stellen. Gezien deze toezegging werd door de vertegenwoordigers van de wijkcommissies medegedeeld, dat men voorlopig van verdere aktivi- teiten zou afzien Nu blijkt op 16 april door uw college aan Fri-d'Or toestemming te zijn verleend de termijn van 1 juli naar 1 november te verleggen, een en ander zonder daarvan ook maar mededeling te doen aan de wijkcommissies, laat staan na overleg daarmee. Op z'n zachtst gezegd, mede gezien tegen de achtergrond van de betrokkenheid van de bewoners van de diverse wijken bij het probleem, getuigt dit van onzorgvuldigheid in de kommunikatie tussen het bestuur en de bewoners van deze gemeente. Voorts nog dit. In uw antwoord op de brief van De Generaal, spreekt u bij her niet nakomen over het overwegen van dwangmaatregelen. De zerzijds had door u tenminste moeten worden vermeld "zullen wij overgaan tot het nemen van dwangmaatregelen". Mevrouw VAN DE PUTTE-VREEDENBURGHIk ben het helemaal eens met datgene wat de heer van Es gesteld heeft. In 1980 waren er startproblemen, was het standpunt, wachten of de stankoverlast struktureel is. We hebben inderdaad 3 jaar kunnen merken, of al 6 jaar inmiddels, dat de stankoverlast inderdaad struktureel is. Ik denk dat alles nu eens geregeld moet worden en anders moeten er maar maatregelen genomen worden. De heer P. FRANKEN: Voorzitter, ik ben het niet eens met de heer van Es. Dit punt is uitdrukkelijk aan de orde geweest in de commissie EZ en Milieu, in de oude samenstelling weliswaar nog van deze Raad, maar daar zijn de beleidslijnen, die nu gevolgd worden, ook nog eens een keer aangescherpt. Dus het is wel degelijk in de commissie geweest en bovendien vind ik, dat de Raad het beleid uitmaakt en niet een wijkcommissie. De heer BAKX, wethouder: Ingaand op wat de heer van Es heeft gezeqd daarover, ik denk dat dat erg duidelijk is. In de commissievergadering hebben wij daar ook zeer indringend over gesproken. Ik moet wel één ding rechtzetten. U vermeldt dat het uitstel tot 1 november op 16 april in het College zou zijn vastgesteld, dat is op 8 april gebeurd, in ieder geval door het oude College. Dan de overweging die het College in de brief vermeldt, ik denk dat die ook voor zichzelf spreekt. Het bedrijf probeert op dit moment alles aan deze zaak te doen, maar van de andere kant, we hebben nu eenmaal duidelijk die 1 november genoemd, dus daaraan zullen wij ze - 41 - ook toetsen. Overigens moet ook gezegd worden dat volgende week donderdag de geschillencommissie van de Raad van State een uitspraak zal doen ten aanzien van deze hele kwestie, dus ook dat is een gerechtelijke uitspraak en daar zullen we zeer zeker aan moeten voldoen, hoe dat die ook uitpakt ook. Mevrouw van de Putte die heeft het over een struktureel karakter. I k kan dat onderschrijven, inderdaad, onze Milieudienst heeft gekonstateerd dat dat zo is, vandaar ook deze brief nu. Mevrouw NOORMAN-VAN LEEUWEN: In een circulaire van de Nederlandse Vereniging van Wegenbouwers inzake het onderhoud infrastruktuur spreekt men in het algemeen zijn bezorgheid uit over het onderhoud van infrakstruktuur en riolenstelsel De VVD-fraktie heeft daar in haar algemene beschouwingen, vorig jaar, dezelfde bezorgdheid uitgesproken en het antwoord is toen geweest, dat de bezorgdheid niet van dien aard was, dat daar een speciaal onderhoudsfonds voor opgericht hoefde te worden. Nu de nieuwe Raad echter is aangetreden en ook burgerleden zijn benoemd, is het wellicht zinvol om in een volgende commissievergadering een en ander te bespreken en wellicht kan dan ook die video-presentatie "Met het oog ondergronds", waar over in deze circulaire gesproken wordt, worden vertoond, zodat wij allen wat wijzer worden. De heer VAN DER VELDEN, wethouder: Om een en ander met betrekking tot onderhavige problematiek in de maand juni te behandelen, dat is te vroeg, dat redden we niet. Ik zeg u wel toe, om nog eens te bezien, in welke mate de commissie geïnformeerd kan worden over de problematiek die zeker met betrekking tot het onderhoud op ons afkomt Overigens is mij bekend, dat ook de voorzitter van dit College daar in zekere mate in thuis is gezien het feit, dat hij ook daarover binnenkort een voordracht zal houden. Wie weet kan hij ook in de commissie R0 daar nog eens het nodige over doen informeren dan zijn wij ook daarmee bij. De video-presentatie is misschien best aardig, ik zeg u toe een en ander in één van de komende commissievergaderingen, na het zomerreces, te agenderen. Mevrouw NOORMAN-VAN LEEUWEN: Voorzitter, alleen een kleine opmerking, ik had het over de Vereniging van Wegenbouwers en niet over onze Partijvoorzitter. De heer VAN DER VELDEN, wethouder: Ja, ik zal het over uw voorzitters niet hebben op dit moment. Als ik dat gedaan heb, was dat een verspreking, mijn excuses daarvoor. De VOORZITTER: Ik weet bijna zeker, dat de wethouder over de

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1986 | | pagina 124