- 30 -
zin die wij gezegd hebben.
De heer NIJPELS: Voorzitter, in grote lijnen kan onze groepering
het wel met deze nota eens zijn. Ik zal er heel weinig over zeggen.
Ik meen te weten dat ik met de a.s. beschouwingen hier nader op
terug zal komen. Het enige wat ik hier even naar voren wil brengen
is, de heer de Jongh begon zijn betoog met te zeggen, we hebben
alle groeperingen uit de Raad geraadpleegd. Daar heeft hij gelijk
in. Er is aan mij genoeg gevraagd. Ik heb gevraagd indertijd, de
eerste vergadering, meneer de Jongh, wat gaat er met het
ouderenbeleid gebeuren en toen heb ik een paar, volgens mij,
positieve dingen naar voren gebracht en die kan ik helaas, helemaal
niet terugvinden in dit stuk. Als ik dan verwijs naar pag. 13, als
u even wilt lezen, daar staat in: Maatschappelijk Werk, en als ik
dan het laatste stuk lees, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen
daar wordt alle aandacht aan besteed. Een verblijf voor de ouderen,
zoals die op het ogenblik in het Zwaantje is, ik heb het al
meerdere malen naar voren gebracht hier in de Raad, voorzitter,
vind ik onvoldoende en ik zou vanavond genoegen willen nemen met
het antwoord van de wethouder dat hij in de toekomst, en dan meen
ik echt in de toekomst, hier nou eens terdege rekening mee houdt.
Dan zou ik nog een vraag willen stellen aan de wethouder, ik meen
dat dat de heer van der Velden is. Indertijd zijn er brieven
binnengekomen bij u voor verbouwingen of nieuwbouw rondom Catrien-
tje. U weet wel waar ik op doel. Ik vind hier helemaal niets terug
over bouw van bejaardenwoningen of aanleunwoningen. Dat staat in
een programmapunt van de PvdA, meneer van der Velden. Daar wou ik
even op terugkomen en ik hoop dat u deze zaak, die ik nu naar voren
breng, in uw portefeuille mee wil nemen.
Dan nog één ding, voorzitter, ik heb enkele maanden geleden
schriftelijk vragen gesteld over de situatie in de omgmeving van
Catrien, die straten. Er wordt over geschreven in de krant, er
wordt over gesproken er gebeuren "bijna" ongelukken, er wordt hier
in de nota gepraat over invaliden die een betere gang moeten
hebben, die moeten overal bij kunnen. Er is echter geen wagentje
van invaliden wat gevaarloos door het smalle straatje achter het
Catrientje kan rijden. Ik hoop dat u dit vóór de begrotingen nog
naar voren weet te brengen. En dan kom ik er op terug.
De heer VAN DER KALLEN: Meneer de voorzitter, de Bergse Sociaal
Demokraten kunnen zich in grote lijnen vinden in deze
uitgangspunten voor het beleid van het College van Burgemeester en
Wethouders voor de periode 1986-1990. Dit College mag er dan ook op
vertrouwen dat de BSD nauwlettend het beleid van dit College zal
toetsen aan deze uitgangspunten. Verder wens ik op te merken dat ik
het voorstel van de heer Westerhof ondersteun.
De V00RZITIER: Dames en heren, ik veroorloof mij een opmerking over
het stuk. Het zijn uitganspunten voor het beleid van het College
en dat is ook de reden waarom ze u ter kennisgeving zijn gezonden
en waarover er bij u een wens kan bestaan om daar een toevoeging
aan te geven waartoe het College al of niet zou moeten besluiten.
- 31 -
Het is ook de reden waarom ze niet in de commissies behandeld zijn,
hetgeen overigens niet wegneemt dat toezending aan de niet gekozen
leden van de commissies, maar de benoemde burgerleden, wel degelijk
overwogen zou kunnen worden. Ik vind het op zichzelf een
sympathieke en goede gedachte om dat te doen. Immers wij hebben te
maken met commissies van advies aan de Raad en niet met commissies
van advies aan het College.
Wij presenteren u het programma van het College zoals dat op basis
van een aantal politieke afspraken tussen een tweetal partijen
qerealiseerd is. Het is voor u vervolgens niet een gepubliceerde
wet van Meden en Perzen geworden maar u kunt het, wanneer u het
nuttig en noodzakelijk acht, uit de kast halen en het College op
het afwijken van het programma wijzen en het is een middel om u te
laten zien hoe er over een aantal zaken wordt gedacht. Op zichzelf
is de uitspraak van sommige uwer, dat u achter deze, door het
College opgestelde leidraad, kunt staan, met plezier aangehoord.
Ik stel me voor dat de onderscheiden leden van het College over
deze aangelegenheid spreken. Ik neem op één onderdeel, een vraag
van de heer Bolsius, toch een voorsprong. Op pagina 5 wordt over de
Nutsbedrijven in het algemeen gesproken inklusief het
Warmtebedrijf. Voorzover daar dan twijfel over zou mogen bestaan is
die dan thans bij u weggenomen. Het nemen van, mag ik aannemen, een
meer konkrete maatregel binnen die ganse kontekst, zou natuurlijk
ook voor een belangrijk deel afhangen van welke konkrete
maatregelen op ander terrein genomen kunnen worden en ik kan u met
één ding wellicht verblijden, dat u daarover nog voldoende beschre
ven papier z a 1 bereiken
De heer VAN DER VELDEN, wethouder: De opmerking van de heer Nijpels
met betrekking tot aanleunwoningen, u weet dat daar een keer over
gesproken is en dat de komende jaren verder bezien zal worden in
welke mate de woningbouwbehoeftemet name voor bejaarden,
expliciet ingevuld kan worden. In welke mate, daar bestaan ideeën
over, niet alleen bij het Gemeentebestuur, maar vooral ook bij
toegelaten instellingen. Of het expliciet kan op de lokatie die u
voor ogen hebt, dat is nog een vraag die bezien zal moeten worden.
Eén van de kenlpunten is daar met name de vraagprijs van het
perceel, waardoor mogelijke exploitatie niet in één, twee, drie
haalbaar is, maar niettemin zal zeker het komend jaar bezien worden
de mate voor extra huisvesting voor bejaarden en onder andere het
verzoek, wat ons bereikt heeft om op een lokatie woningbouw zg.
aanleunwoningen te mogen bouwen, wordt op dit moment nader
onderzocht door het Sociografisch Bureau om te bezien in welke mate
die behoefte er daadwerkelijk is.
De heer NIJPELS: Kan ik dit beschouwen als een toezegging? Dus u
gaat er aan werken dat er eventueel aanleunwoningen bij het
Catrientje komen?
De heer VAN DER VELDEN, wethouder: wanneer de behoefte duidelijk
is...