- 14 - toezeggingen van bestuurderen waarvan je zegt, ja, is het wel of niet royaal, maar goed, het was een slip of de tong, ik zal er rekening mee houden. De VOORZITTER: Dank u zeer, tegen de zaak zelve heeft u geen bezwaar, u wenst geen stemming, geen aantekening, dan is aldus besloten 15 Voorstel tot het gewijzigd vaststellen van de 3e herziening van het. bestemmingsplan "Noordqeest" (Verzameling 1986, nr. R0/106). Mevrouw NOORMAN-VAN LEEUWEN: Voorzitter, over de 3e herziening van het bestemmingsplan "Noordgeest": De VVD-fraktie was en is van mening dat de wijken Noordgeest en Tuinwijk recht hebben op een goede winkelvoorziening. Wij zijn het dus eens met deze 3e herziening. Het verheugt ons ook dat de paragraaf over de parkeervoorziening in het voorstel na de commissievergadering is uitgebreid. Dit komt de duidelijkheid ten goede. Wij hebben nogmaals het een en ander bekeken en inlichtingen gevraagd bij de Dienst en komen tot de konklusie dat vooralsnog voldoende parkeergelegenheid geboden kan worden. Mocht echter, na realisering en gebruik van winkel en parkeervoorziening blijken, dat de omwonenden bij piekuren overlast gaan ondervinden van voor hun deur geparkeerde auto's van winkelend publiek, dan verzoeken wij het College alsnog te overwegen om het voetgangers- en fietsersgebied aan de noordzijde van de te vestigen winkel, alsnog te bestemmen als parkeergelegenheid, dat betekent dan een verruiming van 15 a 20 parkeerplaatsen. De heer BOLSIUS: Er is al veel gesproken, voorzitter, over dit onderwerp. Ik kan het daarom heel kort houden. Ook wij zijn van mening dat er een goede winkelvoorziening in die wijk noodzakelijk is. Wij hebben evenwel in het verleden duidelijk gemaakt dat de konklusie, die in het ETIN-rapport staat over de mogelijke ekonomische schade die aan nevenwijken wordt aangericht door de vestiging van een zodanig groot winkelbedrijf, zeer reëel aanwezig is. Wij zijn verder van mening dat de zuigkracht, die op de andere wijken uitgaat wat het kooppubliek betreft, en mevrouw Noorman die heeft daar reeds op geduid, wellicht zou kunnen leiden tot overlast in de toekomst. Haar suggestie, om die overlast dan te beperken, die neem ik heel graag over. Ik denk alleen, voorzitter, dat de ar gumenten, die wij destijds tegen de vestiging van zo'n groot winkelcentrum hebben gehad, recht overeind zijn gebleven. Ik ga niet meer in op de wijze waarop plaatselijke kandidaten buiten iedere kandidaatstel1ings-procedure zijn gebleven, dat is hier allemaal al lang besproken. Ik wil duidelijk maken dat ik tegen dit voorstel ben om redenen zoals hier meerdere malen vanavond weer uiteengezet De heer VAN DER VELDEN, wethouder: Voorzitter, de suggestie van mevrouw Noorman om in de toekomst de ontwikkeling met betrekking tot de parkeerkapaciteit nader te evalueren, ik denk dat dat van zelfsprekend is. Elders, bij een supermarkt waar een dergelijk - 15 - probleem zich ook voordoetdaar wordt ook bezien hoe aan dat probleem een oplossing te bieden is, maar met name het verzoek in de commissie R0 van burgerlid Janssen, om het parkeerprobleem nog eens nader te onderbouwen, dat vindt u terug in het voorstel en ik denk dat dat voldoende grond is. Voor het overige denk ik, dat het geen zin heeft om nu in een herhaling van diskussie te gaanzij het dat ik het ontwikkelen van winkelvestigingen elders, in relatie tot de planalogie, niet helemaal een juiste benadering vind. Tot zover, voorzitter. De VOORZITTER: Dank u, wenst u nog een tweede termijn? De fraktie van D 66 krijgt aantekening tegen te zijn. Geen van de andere leden van de Raad wenst datdan is, dames en heren, aldus besloten 1Voorstel tot het ongewijzigd vaststellen van de 5e herziening van het bestemmingsplan "Verspreide gebouwen oude stad" (Verzameling R0/103). Mevrouw VAN DE PUTTE-VREEDENBURGHWe gaan akkoord natuurlijk met dat punt maar ik vraag me hier af, het is, denk ik, een ideaal agendapunt om één van de uitgangspunten voor het Collegebeleid in de komende vier jaar alvast in praktijk te brengen. Het gaat hier namelijk om het uitgangspunt wat staat op blz. 7, om leegstaande schoolgebouwen in principe te bestemmen voor onderwijskundige of andere sociaal-kulturele doeleinden. Het gaat hier om een kleuterschool waar nog geen echte bestemming voor is en ik vraag me af of het niet mogelijk is om leegstaande gebouwen een tijdelijke bestemming te geven en waarvoor eventueel het College initiatieven kan ontplooien. Ik doel hier op een situatie in Delft waar men leegstaande schoolgebouwen verhuurt; als atelier. Dit kan op jaar basis, de huur wordt berekend per oppervlakte en ik denk dat daar best een mogelijkheid voor te vinden is. De heer DEKKERS, wethouder: Voorzitter, ik denk dat hier sprake is van een bijzondere situatie Dit schoolgebouw is geen eigendom van de gemeente, is dus van een partikuliere stichting en ik denk dat dat een andere aangelegenheid is als waar mevrouw van de Putte in zijn algemeenheid op doelt, waarbij schoolgebouwen, wanneer ze verlaten worden en aan de bestemming worden onttrokken, naar de gemeente toevloeien als gevolg van de financieringswijze van schoolgebouwen. Dat is hier dus niet aan de orde en hier zou dus de eigenaresse van de school eventueel plannen moeten ontwikkelen of samen met anderen daarover moeten praten en ik denk dat dat het punt is en dat plan sluit hier niet uit dat men die overeenstemming met anderen verkrijgt, maar daar zijn wij niet een partij in Mevrouw VAN DE PUTTE-VREEDENBURGH: U zou natuurlijk wel eventueel kunnen bemiddelen of evenuteel hier met de eigenaresse over kunnen praten, enige stimulering kunnen geven want u hebt nog een uitgangspunt dat is dat u de bevordering van schone kunsten voorstaat De heer VAN DER VELDEN, wethouder: Voorzitter, ik wil vanuit de planalogische hoek in het kort het volgende opmerken. De

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1986 | | pagina 111