- 8 - beleidsuitgangspunt, in dit soort zaken, altijd zo gehanteerd gaat worden. Dat diegenen, die destijds hun grond beschikbaar stelden vanwege het algemeen belang, als het bestemmingsplan niet doorgaat, bij voorrang in aanmerking zullen komen om die grond weer terug te kunnen kopen De heer STUART, wethouder: Voorzitter, ik zou niet durven zeggen dat ik weet wat ik beweer als ik zeg dat ik daarin gaarne zou meegaan maar de teneur van de opmerking, die begrijp ik wel maar ik weet niet of dat soort zaken altijd even pasklaar wel kunnen. De heer BOLSIUS: Vanuit het gelijkheidsbeginsel denk ik, dat het een goede zaak zou zijn, voorzitter, als dat nu vastgesteld werd. De VOORZITTER: Kijk, het gaat hier natuurlijk over een privaatrechterlijke kwestie waar het, in het publiekrecht opgeld doende, gelijkheidsbeginsel niet speelt. Ik denk dat u een nogal principiële fout maakt door te ontkennen dat de gemeente als eigenaar van grond optreedt voor een deel vrijwillig afstand doet van het beginsel dat dat bezit als volkomen titel strekt en dat heeft een aantal konsekwenties die groter zijn dan die opzichzelf in de sympathieke gedachte bij de heer Bolsius wellicht zijn overdacht. Dus ik zou voor zo'n algemeen uitgangspunt niet gaarne willen kiezen want in afweging van alle belangen kan de overheid er ook wel eens voor kiezen om die grond te gebruiken als ruilobjekt met een ander, waar de nood groter is, om nu maar eens een mogelijkheid te noemen. Nogmaals, even denkend, zou u het niet als een wet van Meden en Perzen vanavond vastgesteld zien, afgezien van het feit dat dat buiten de orde is. De heer NIJPELS: Voorzitter, als ik even mag, ik geloof dat die gevallen die de heer Bolsius naar voren haalt en waar hij de publiciteit weer mee wil pakken schijnbaar, heel weinig voorkomen in de gemeente. Ik heb in mijn raadsperiode dit nog nooit meegemaakt De VOORZITTER: Nou ja, daarom is het misschien ook een hele kleine wet van Meden en Perzen maar ook die zijn niet altijd op voorhand verstandig, hoezeer ze wellicht ook sympathiek zijn. De heer BOLSIUS: Voorzitter, uitgangspunt van gemeentelijk handelen zou dit wel kunnen zijn. Dat betekent dat er bij de uiteindelijke uitwerking best wel een keer, doordat de aktualisering moet plaats vinden, iets anders uit kan komen. De opmerking is dus niet zo zeer vanwege de publiciteit gemaakt, de heer Nijpels die veronderstelt daar kennelijk erg veel waarde aan. Ik dank hem zeer voor deze er kenning. Waar het mij om gaat is heel simpel, dat ik gewoon wil vaststellen dat dit een uitgangspunt zou kunnen zijn van ons gemeentelijk handelen en waar we eventueel terecht zouden moeten afwijken, dat gemotiveerd zou kunnen worden. De heer NIJPELS: Ik wou toch nog wel even zeggen, dat hij het niet om moet draaien, het geval. Ik zeg zuiver hoe het altijd gegaan is en als u dit dan als een soort stunt, zo voelen we dat allemaal 9 - aan, naar voren brengt, dan zeg ik, waar blijven we dan als Raad. Moeten we daar nou over gaan debatteren. Daar gaat het mij om. De VOORZITTER: Wij hebben van uw gewaardeerde opmerking kennis genomen. Ik geef u de Raad niet in overweging om dat thans te besluiten en ik geef u wel in overweging om te besluiten om grond aan de firma Nuijten terug te verkopen. Kunt u zich daarin vinden, u wenst geen hoofdelijke stemming, geen aantekening, dan is aldus besloten 6Voorstel tot verkoop van een perceel grond, gelegen aan de Kometen- laan - hoek Peqasuslaan aan de Scholenstichtinq St. Marie te Bergen op Zoom. (Verzameling 1986, nr. R0/1Ö1). 7 Voorstel tot verkoop van een perceel grond, gelegen aan de Moer- straatsebaan aan Hazen B.V. te Bergen op Zoom. (Verzameling 1986, nr. R0/102). 8 Voor stel tot het beschikbaar stellen van kredieten ten behoeve van "het wa~terleidlnq- en electriciteitsbedrijf. (Verzameling 1986, nr. Fin/110). Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden de voorstellen 6, 7 en 8 aangenomen. 9 Voorstel tot het beschikbaar stellen van een werkkrediet ad 1~5 0.000, --""aan het Ge m~ëe ntelijk Waterlei dTnqbedrijf. (Verzameling 1986, nr. Fin/111). De heer VAN DER KALLEN: Meneer de voorzitter, de grondslag van dit voorstel is het onderzoeksrapport van de KIWA. Een rapport wat bij de Bergse Sociaal Demokraten twijfel wekt aan de kwaliteit van het water uit de Mondaf op termijn. Op o.a. circa 11 meter diepte heeft men sterk verhoogde nivo's vastgesteld van alluminium, zink en nikkel terwijl ook relatief hoge gehaltes aan koper, cadmium en arsenicum zijn aangetroffen. Niet alles in grondlagen boven het nivo van waaruit ons drinkwater wordt opgepompt. Ons drinkwater voldoet nog aan alle normen die daaraan gesteld mogen worden, maar het voorkomen van deze stoffen in het grondwater boven de lagen van waaruit ons drinkwater komt, meneer de voorzitter, is op langere termijn een zorgwekkende zaak. Wat de BSD in ieder geval zorgen baart, is dat tevens op deze diepte een snelle stijging van de zuurheid van het grondwater is vastgesteld. Dit kan op termijn erge gevolgen hebben. Zo daalde de pH van gemiddeld 6,4 in 1970, via gemiddeld 6,3 in 1981, naar 5,8 in 1985. In meer begrijpelijker taal voor de raadsleden, denk ik, betekenen deze cijfers dat de hoeveelheid zuur in de grond, steeg van 1970 tot 1981 met circa 26% en van 1981 tot 1985 met 216?ó. Een niet geringe, zeer snelle stijging, meneer de voorzitter. Deze verzuring van het grondwater leidt er toe dat allerlei gevaarlijke stoffen, zoals de reeds eerder genoemde zink, koper, cadmium en arsenicum, gemakkelijker opgenomen worden in het water. Wat de

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1986 | | pagina 108