9
De VOORZITTER zegt dat het college het dan tevens aangenaam zou hebben gevonden
als de commissie financiën daar uitermate duidelijk over zou zijn geweest.
Dat is, zoals uit het advies te zien valt, niet het geval geweest zo zeer.
Hij constateert dat een 2—tal voorstellen thans duidelijk en ondersteund ter uafel
liggen. In de eerste plaats het handhaven van de vergoedingen 1931» In de tweede
plaats het handhaven van de belastingvrije voet, of liever, het op peil brengen
van de belastingvrije voet op het door de minister voorgestelde bedrag van 193?
en het totale bedrag handhaven op het niveau 1981.
De heer STUART meent dat het advies van de commissie financiën niets aan duidelijk
heid te wensen heeft overgelaten. Die heeft gezegd: voor 1985 stellen wij voor de
bedragen op het peil van 1981 te houden, de commissie financiën wil echter graag
uitgenodigd worden om voor 1984 van advies te aienen, en dat wel op tijci, vooi het
concepiëren van de primitieve begroting; d.w.z. voor augastus 1985 ^il ae commis
sie advies geven voor het jaar 1984. Dat is er dus gebeurd.
De heer V/ESTERHOR vindt het voorstel, zoals het thans voorligt, het meest vergaand.
Dat zou hij dan ook eerst in stemming gebracht willen zien.
De VOORZITTER twijfelde een moment. Als dal gedeeld wordt door de raad, kan natuur
lijk ook het voorstel wat de heer Bakx heeft gedaan en wat dan een herhaling is
van waarover de commissie financiën zien heeft uitgesproken worden gehandhaafd
en zodoende als eerste in stemming worden gebracht.
De heer VAN DER STOEL meent dat een voorstel, wat het meest afwijkt van datgene
vat op tafel ligt, toch het verst gaat.
Het voorstel wat op tafel ligt wijkt het meest af van 1983 meent de heer WESTERHOR,
dus dat is het verst gaand.
Maar dat ligt er niet, zegt de heer VAN DER STOEL.
De VOORZITTER meent, dat als men naar het stuk van het college kijkt waaraan dan
is toegevoegd het advies van die commissie financiën, men ook kan zeggen dat het
voorstel is, om het te handhaven op 1981.
Er is enerzijds een wens van het CDA om dat als eerste in stemming te brengen
en anderzijds is er een wens van de WD om het voorstel van mevrouw van de Putte
als eerste in stemming te brengen.
Hij wil vragen of er nog andere leden van de raad zijn die een andere opinie hebben,
alvorens dan maar te beslissen.
De heer VAN HEIJST wil dan eerst graag duidelijkheid hebben over het voorstel van
mevrouw van de Putte. Als hij het goed heeft begrepen wil zij het belastingvrije deel
volgens 1983 en het andere belastbare deel volgens 1981.
Precies, zegt mevrouw VAN DE PUTTE.
De VOORZITTER wil dan maar constateren dat mevrouw van de Putte akkoord is met
deze korte samenvatting van de heer van Heïjst.
Dat betekent dat het maximum van de tegemoetkoming in de kosten wordt opgetrok
ken tot 2.542.— en het nominale bedrag wat de raadsleden krijgen als vergoe
ding voor werkzaamheden als raadslid bevroren blijft op het peil 1981, te veten
14.765.—.
Hij wil daar dan maar van vaststellen, dat dat het meest vergaande voorstel is.
De heer STUART denkt dat het toch gepast is om daarbij op te merken, dat daar moge
lijk toch fiscale gevolgen aan verbonden zitten omdat er een zekere verhouding
tussen vergoeding werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten bestaat en^als men
die verhouding gaat verstoren dan denkt hij dat de inspectie van de belastingen
het oordeel daarover wel zal voorbehouden.
En dat was nu precies wat het motief van de VOORZITTER was, om voor te stellen
het voorstel een maand aan te houden. De heer van Heijst deelt mede dat er geen
sprake van is. Het is het inkomen van de raadsleden en zij lopen zelf het risico.
Dan een maand aanhouden, zegt mevrouw VAN DE PUTTE.
i1