3 Het college schrijft dat eigenlijk ook al min of meer in de brieven, wat dan een beetje onduidelijk overkomt, maar dat is achteraf moeilijk recht te trekken, hoe uitgaven kunnen worden gedaan als men dat nog niet zeker weet. Hij denkt dat men zich als woonwagenschap best op het standpunt zou mogen stellen, dat er geen uitgaven worden gedaan voor de taak die men moet doen als het rijk niet definitief zegt, welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Een tweede opmerking die hij namens zijn fractie wil maken is, dat er nog al wat verhalen in omloop zijn over achterstallige bedragen van woonwagenbewoners. Nader onderzoek heeft hem dan nog eens geleerd, dat dan wel heel nadrukkelijk een uitzondering moet worden gemaakt voor de bergse woonwagenbewoners, die wat dat betreft er behoorlijk bovenuit steken in positieve zin. Hij denkt dat het ook cor rect is om dat eens vast te stellen. Er zijn een aantal mensen die oninbare bedra gen achterlaten. Er zijn een groot aantal mensen die wel aan hun plichten voldoen en hij denkt dat het dan ook correct is om dat in deze raad eens duidelijk vast te stellen. De heer Tffl DER VELDEN wil hier graag even kort op reageren. Wat betreft de eerste opmerking van de heer van der Stoel denkt hij dat de teneur van diens opmerkingen juist is. Hij zei n.l. dat die activiteiten gepleegd moeten worden die ook worden vergoed en men moet zorgen dat in de toekomst tekorten, zo als thans plaats vinden, niet meer kdnnen plaatsvinden. Spreker wil dan wel in herinnering brengen, dat als gevolg van veranderingen m het woonwagenbe 1 eidhet rijk middels provincie en gemeente toch een aantal taken heeft opgelegd aan het schap, die gewoon móeten worden uitgevoerd. Tussen het mo ment waarop bekend is welke kosten het rijk definitief vergoedt en waarop kleine kampen gerealiseerd moeten worden zit een aanmerkelijk tijdsverschil. Vaak is het onmogelijk geweest in het verleden om dat gelijksporig te doen verlopen waardoor inderdaad bepaalde tekorten zoals die nu zijn ontstaan, verklaarbaar zijn. V/at de 2e opmerking van de heer van der Stoel betreft denkt hij dat het goed^is om bij die opmerkingen ook te betrekken de nota die by de ontwerp—begroting is ge voegd en die gaat over de betalings-achterstanden. Die zal men eens terdege moe ten bestuderen en daaruit blijkt dan inderdaad dat b.v. de achterstanden op De Linie en op Rijsselbergen beduidend minder zijn dan in vergelijking met een aantal andere woonwagenkampen. Hij meent dan ook dat het wel juist is van de heer van der Stoel om dit nog eens even te preciseren. Hij heeft ook vernomen dat er nog al wat generaliserende opmerkingen zijn gemaakt. Hij gelooft dat dat niet juist is. Als men spreekt over achterstanden zal men ook goed moeten aangeven, waar die achterstanden zijn en wat dat betreft geeft de nota van het Voonwagenschap daar voldoende inzicht over. De eerste opmerking van de heer van der Stoel zal spreker doorgeven aan hex dage lijks bestuur van het Woonwagenschap. De heer BAKX heeft by punt s een opmerking. Het rapport van het EIWT over het promotiebeleid van het museum geeft aanleiding om wat opmerkingen te maken. Er staan een aantal aanbevelingen in waaruit naar de mening van zijn fractie het college conclusies dient te trekken. Een aantal van die conclusies zijn: meer activiteiten voor kinderen,^interesse naar scholen wekken, horeca-vestiging enzovoorts, alsook de financiële kcnsekwen- "bios Daarom wil hij graag van het college weten, of het mogelijk is om binnen enkele^ maanden met een plan te komen, wat men in de toekomst wil met het gehele Markie zenhofcomplex, daarbij dan gelet op die promotie-activiteiten, financiële konse- kwenties, personele invulling, aankoopbeleid, horeca-vestiging etc. Deze notitie mag wat hem betreft ook worden verwerkt bij de actualisering van de cultuur-nota om even aan te geven dat ook hierin deze zaken zouden kunnen worden meegenomen. De heer STUART denkt dat uit de brief van de conservator van 1 november 1982 naar aanleiding van het NIVT-rapport al wel mag blijken, dat er met de conclusies van dat raoport rekening gehouden dient te worden. De laatste zin van die brief van de conservator luidt n.l.: met de door het museum uitvoerbare suggesties van het

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1983 | | pagina 75