19 Dit enige voorden vooraf alvorens in te gaan op de diverse sprekers en de gedane opmerkingen. Hij zou villen beginnen met een "beantwoording van de gestelde vragen door de heer Smits namens de WD-fractie en de door hem geuite visies op het onderhavige punt. De heer Smits is blij dat het rapport er uiteindelijk is gekomen. De WD had daar 7 keer om gevraagd en het is een aantal jaren onderweg geweest. In een volgende opmerking blijkt er toch wel volledig begrip voor de nota te zijn, want, zegt de heer Smits, deze notitie geeft toch wel een goed beeld van de si tuatie. Dat is ook de reden dat het wat tijd heeft gekost om dit rapport te kun nen produceren, omdat het college er voor staat om een goede nota te brengen die inzicht geeft in de problematiek en zo'n nota schrijft men nu eenmanl niet van de ene dag op de andere, zeker ook niet als men bezig is en doende is om de nodige onderhoudsprojecten ook op de rails te zetten, wat, naar hij meent, het college toch ook getracht heeft te doen en waar men nog druk mee bezig is. De heer Smits zegt: ja, er zijn gesprekken gevoerd met andere gemeenten zoals Emmen en Waalwijk, waaruit blijkt dat defivitieve afstoting van het gemeentelijk woningbezit aan de betreffende corporaties uitstekend heeft gewerkt. Spreker beluistert vanavond echter ook iemand die zegt: ik heb een voorbeeld van een gemeente waar dat niet zo goed heeft gewerkt. Hij zou willen zeggen: laat men hier niet de fout maken om te zeggen: die of die heeft het gelijk aan zijn kant. Men zal moeten uitgaan van de bergse situatie en daarin is het volgende aan ae hand. Historisch gezien is het bergse woningbedrijf van dien aard, dat het een royaal groot woningbezit heeft opgebouwd. Dat vindt zijn oorzaak in het feit, dat de toenmalige woningstichting Sint Josef na 1945 geen bouwactiviteiten meer gepleegd heeft en dat een nieuwe corporatie, de woningbouwvereniging, zich pas in 1965 heeft aangediend waardoor de gemeente in staat was om een royale 4000 woningen op te bouwen en zelfs nog meer, maar bij de start van de eerste corporatie is er wat afgestoten. Dat betekent, dat het gemeentelijk woningbedrijf het grootste aantal woningen bezit nog steeds op dit moment. Er zit dus wel terdege een historische betekenis in waarom deze gemeente zoveel woningen heeft en wat de link ook is naar andere corporaties. In vele gemeenten is de situatie niet zo, dat de gemeen te meer woningen heeft dan de corporaties. Er wordt gezegd: is het nu wel een taak voor een gemeente, b.v. het repareren van een dak of van een sleutel. Dat wordt dan wat badinerend opgemerkt, vindt hy. Spreker gelooft n.l. dat dat wel degelijk een taak is van de gemeente, zo lang een gemeente die woningen in bezit heeft. Daar werd dan gelijk aan vastgekoppeld wat dat voor de toekomst moet gaan betekenen. Hij denkt ten enenmale, dat men als gemeente heel uitdrukkelijk een actieve rol zal moeten blijven spelen op het terrein van de volkshuisvesting. Ken zal waar borgen moeten creëren om dat te kunnen blijven behouden. Als dan wordt gesteld: de Nationale Woningraad stelt ook dat de corporaties ae eerstaangewe zenen zijn om de woningen te bouwen en te beheren, dan kan in datzelf de schrijven van de woningraad ook worden gezien, dat zij verschillende varianten daarin betrekken, maar dat men niet stelt dat het een wet van meden en perzen is dat de corporaties het zonder meer moeten doen. In het schrijven van de woningraad wordt tevens nog eens naar voren gebracht, dat het wel van groot belang is om een aantal zaken in het vervolg nog verder en uitgebreider te onderzoeken. De heer Smits zegt dan dat er een verschil is binnen het college met betrekking tot de verkoop aan particulieren. Dat is juist. Nu spreekt hy even voor zich zelf. Hij denkt dat in deze situatie het niet wenselijk is om woningen af te sto ten aan particulieren, maar daarin staat hij niet alleen. De heer SMITS wil hier even interrumperen. Het gaat over particuliere bewoners. De mensen die er dus al in wonen. Dat is heel iets anders dan het woord particu lieren dat andere gedachten op zou kunnen roepen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1983 | | pagina 323