moeten afmaken. Hij vindt dat de raad zich daarover uit moet spreken. Wanneer de raad vindt het hoogste orgaan in deze gemeente te zijn. Be raad heeft zich, en dat is de vorige keer gebeurd, heel duidelijk in een andere richting uit gesproken. Hij denkt dan verder, dat het het college kwalijk genomen zou kunnen wor den als het op de eerder, maar op dat moment door de raadsmeerderheid afgewezen weg door zou zijn gegaan. Het kan heel wel zijn dat in dit geval het verschillenden aangenaam geweest zou zijn als het college dat sou hebben gedaan, maar hij vindt ook dat niet voorbijgegaan mag worden aan het feit dat er op 29 of 30 april een hele duidelijke uitspraak van de raad is gekomen die in een volstrekt andere richting ging# Het college zou eigenmachtigheid en eigengereidheid verweten kunnen worden als het wél was doorgegaan met het onderzoek. Bat heeft hij namens het college ook aan de initiatiefnemers, toen zij enige dagen geleden bij hem waren, zo en met zoveel woorden gezegd. Bat de verhoudingen nu een maal zo liggen, dat het college, nadat de raad daar een uitspraak over heeft ge daan, daarbij in deze gemeente als hoogste orgaan functionerend, niet verder is gegaan en dat dat naar zijn oordeel een faire kwestie is. Hij hoopt dan ook dat de heer Franken dat oordeel in ieder geval met hem deelt. Ban weet ieder in xrelke verhouding men tot elkaar staat. Hij denkt voorts dat de heren Bekkers en van der Velden voor het overige in zullen gaan op de vragen die direct aan het college zijn gesteld, terwijl ook de heer van Kemenade zich intussen aanmeldt. Aan de heer STUART is een vraag gesteld die hij niet kan beantwoorden. Be VOORZITTER zegt dat de heer Stuart dus niet het woord zal voeren namens het col lege maar deze hoeft zich niet geremd te voelen om dat eventueel alsnog te doen. Hij wil dan maar by de heer Bekkers beginnen. Be heer BEKKERS neemt aan dat de heer van der Velden een en ander zal zeggen over de erfpacht en het beginnen van de sloop. Hij zal zich wel kunnen beperken tot hetgeen is gezegd ten aanzien van het financi ële gedeelte. Hij moet zeggen dat wat de heer Gorrissen opsomt ten aanzien van het Swaentje en dan uitgaande van en aannemende dat zijn bedrag van 100.000.- juist is, hij dan inderdaad tot een berekening zou kunnen komen voor het Albert Heijn—gebouw zoals liy dan dat rekensommetje start van 20.000.-. Ban mist spreker echter wel een stuk inrichting. Hij wil even wijzen op de onzemere factor die er in blijft zitten van de zijde van de initiatiefnemers die zeggen dat er geen financiële gevolgen zullen zijn van de kant van Albert Heijn respectievelijk van de firma Eoppenbrouwers. Be heer Hijpels heeft er niettemin op gewezen, dat er een brief bij de stukken lag waarin toch een bedrag van j. 35.000.- 'wordt genoemd. Bat wordt dan in de berekening van de heer Gorrissen vooralsnog niet opgenomen. Bie brief lag niet bij de stukken, zegt de heer HIJPELS. Baar gaat het net om. Eiettemin is de heer BEKKERS van het bedrag op de hoogte en hij constateert dan alleen Kiemand is van dat bedrag op de hoogte zegt de heer HIJPELS. Be heer DEKKERS heeft naar zijn mening de afgelopen zaterdag hetzelfde bedrag ook nog een keer gehoord in het Zwijnshoofd. Bat kan de wethouder nu wel,zeggen, meent de heer HIJPELS, maar als hij met nog wat anderen deze middag de stukken in wil zien en dat stuk ligt er dan niet bij, dan is de raad daar toch niet van op de hoogte. Dan moet de wethouder niet zeggen dat hij het verkeerd doet. Dan doet de wethouder het verkeerd. Be heer DEKKERS zegt dat de heer Hijpels het verkeerd doet. Be heer HIJPILS heeft er alleen op geattendeerd, dat dat stuk er niet bij lag. Maar de initiatiefnemers hebben het college medegedeeld, zegt de heer BEKKERS, dat die 35.000.- betaald moesten worden.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1983 | | pagina 285